Voor 40.000 gulden zou Reinhard Burchard Rutger des Heiligen Rijksgraaf van Rechteren (1702-1780) de nieuwe eigenaar worden. Door de verwerving van de Havezate Gramsbergen kreeg hij in 1727 het recht om verschreven te worden in de Ridderschap van Overijssel. De bezitter van het huis Gramsbergen (de havezate) had het recht om de vier burgemeesters van het stadje te benoemen. Deze mochten zich slechts bemoeien met plaatselijke aangelegenheden. De heer van Gramsbergen bezat ook het recht van collatie van de predikant, de koster en de schoolmeester te Gramsbergen. De inwoners waren verder onderworpen aan de rechtsmacht van de schout van Hardenberg, Heemse en Gramsbergen die zetelde in het schoutenhuis in Heemse (het latere Huize Welgelegen).
Schout J.G. Pruim verleed op 24 september 1795 een akte waarbij advocaat dr. Hendrik Willem Greven te Zwolle als gevolmachtigde van mevrouw Maria Louisa van den Boetselaar, douairière en boedelhoudster van wijlen Rijnhart Burghart Rutger grave van Rechteren, wonende te ‘s-Gravenhage, de overdracht regelde van de heerlijkheid Gramsbergen met alle deszelfs huizingen, wooningen, landerijen, bepootingen en beplantingen c.a. De nieuwe eigenaresse was mevrouw Johanna Geertruij le Chastelain, douairière van Leopold Casimir grave van Rechteren.
Op 3 november 1795 registreerde schout J.G. Pruim de akte van huwelijkse voorwaarden tussen bruidegom Wolter Cidonius baron van Coeverden, weduwnaar van Catharina Clara Rebecka barones van Rheede, en bruid Johanna Geertruij le Chastelain, douairière van Leopold Casimir grave van Rechteren, vrouwe van Gramsbergen. Het kerkelijk huwelijk werd op 24 november ingezegend.
Op 25 april 1821 hield notaris Antoni van Riemsdijk een veiling van roerende goederen op verzoek van Lambertina Petronella le Chastelain, gesepareerde echtgenote van Jan van de Poll Janszoon, domiciliërende op den Huize Gramsbergen, en op verzoek van de hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, lid der Ridderschap dezer provincie, domiciliërende op den Huize Heemse te Heemse, en op verzoek van vrouwe Wilhelmina Johanna Christina marquise de Thouars, geboren van Foreest, domiciliërende te Denekamp, geassisteerd door haar echtgenoot de hoogwelgeboren heer George Willem Cornelis marquis de Thouars, tezamen erfgenamen van wijlen hun respectievelijke zus en tante de hoogwelgeboren vrouwe Johanna Geertruida douairiere baronesse van Coeverden, geboren le Chastelain, in leven Vrouwe van Gramsbergen en op den 13 februari l.l. op den Huize Gramsbergen overleden (aktenr. 62).
De in de courant aangekondigde veiling werd verzorgd door notaris Antoni van Riemsdijk. Het eerste kavel betrof de riddermatige havezate zelf (huisnr. 1 te Gramsbergen). Klaas Olthuis, koopman te stad Hardenberg, bracht het hoogste bod uit (24.008 gulden), maar de verkopers vonden het bedrag te laag en hielden de havezate op 17 oktober 1821 aan zich (aktenr. 119 en 124).
Op 27 februari 1822 hield notaris Antoni van Riemsdijk een openbare verkoop in het etablissement de Rustenbergh te Heemse, op verzoek van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Die dag veilde hij enkel percelen akkermaalshout maar ook het Huis te Gramsbergen voor afbraak. In de koopvoorwaarden staat: dat het Huis te Gramsbergen van en met deszelfs fondamenten zal moeten worden afgebroken en alle de daarvan komende materialen van den grond en de bijzondere eigendommen van verkoper vervoerdt voor of uiterlijk op den eenendertigsten december des jaars 1823… alleen behoudt verkoper nog aan zich den eigendom van de bel of klok met zijn toebehoor aan of ter zijden den voorgevel des gebouws. Peter Willering, timmerman te Heemse, zette het kavel in voor 6000 gulden, maar de verkoop werd daarvoor neit gegund. Van Foreest bleef eigenaar van het Huis en het werd niet meteen afgebroken (aktenr. 155).
Notaris Antoni van Riemsdijk hield op 22 oktober 1823 een openbare verkoop van allerhande afbraak van den Huize Gramsbergen, en wel op verzoek van N.H. Vos, koopman te Dalfsen. Die dag gingen o.a. kozijnen, kapgebinten, een trap, duizenden stenen en een partij Bentheimer stenen onder de hamer (aktenr. 342).
Op 28 maart 1825 verleed notaris Antoni van Riemsdijk een hypotheekakte op verzoek van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. De edelman verklaarde 6000 gulden schuldig te zijn aan Berend van Groningen Simonszoon, koopman te Deventer. Tot zekerheid en restitutie van het kapitaal en de daarover verschuldigde rente verhypothekeerde Van Foreest zijn riddermatige havezate en goed Gramsbergen (aktenr. 468).
Notaris Antoni van Riemsdijk verleed op 30 april 1827 een akte op verzoek van de hoogwelgeboren jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, breedgeërfde, wonende op den Huize Heemse. De jonkheer verklaarde oprecht en deugdelijk 5000 gulden schuldig te zijn aan de Doopsgezinde Kerk-gemeente te Deventer. Tot zekerheid der restitutie van het kapitaal en de daarover verschuldigde rente stelde hij tot een speciaal hypotheek de vanouds riddermatige havezathe en goed Gramsbergen, noordwaards van de stede Gramsbergen, ten zuiden van en aan de rivier de Vecht liggende met deszelfs huizingen, gebouwen, tuinen, wandelingen plantagiën en dreeven, mitsgaders met de erven, gronden en landerijen daaronder en toegehorende. De havezate bestond uit het zogenaamde Huis-perceel, hebbende de grond van het afgebroken heerenhuis Gramsbergen no. 1 ter stede van dien naam, zoals noordwaards van dezelve in deszelfs gragt is liggende, met het bouwhuis, het bassecour, de beide tuinen, de cingel en de zogenaamde Wildbaan, alles (ter grootte van ruim zes bunders en eenentachtig vierkante Nederlandsche roeden) met de dit een en ander omvattende buiten-gragt, mitsgaders met het hiertoe gehorende gestoelte en grafkelder in de kerk te Gramsbergen, voorts met alle de bijzondere heerlijke en andere rechten en privilegiën daartoe vanouds gehoord hebbende, mitsgaders met het genot van een getal van 168 diensten jaarlijks door onderscheidene ingezetenen der stede Gramsbergen te praesteren. Verder bestond het o.a. uit de weide De Steen, groot ruim 33 bunders, het hooiland het Goor met den Goordijk, het zogenaamde doolhofjen en de Steensteege. Daarnaast uit landerijen en erven als de Beenenkamp, de Ottenkamp, het Kalkjanskampjen, het Boschjen of Johanna’s-Bergjen, den Ekkelenkamp, de Holtgaardens, de Papanmaate, het Jufferenholt, het Boschjen de Kostverloren, het Konijnenland, het Himmbessenboschje, het Dobbemans-maatjen, het Klumpers-maatjen, het Kievits-maatjen, den Scherpenoort, het Stalligjes-maatjen, het Stalligjen, de Osseweide, het erfjen het Zuidermans, de borgvreede de Slinge of het erve den Slingenberg, de Oldekamp, de Kooij, de Boterschotel c.s. Jacob van Foreest had drie-achtste van dit bezit gekregen uit de erfenis van zijn tante de hoogwelgeboren vrouwe Johanna Geertruida douairière van Coeverden, geboren le Chastelain, in leven vrouwe van Gramsbergen (testament van 22 juli 1799). Het overige vijf-achtste gedeelte door onderhandse aankoop op 9 november 1821 van de mede-erfgenamen van zijn tante Lambertina Petronella le Chastelain, gescheiden echtgenote van Jan van de Poll Janszoon en vrouwe Wilhelmina Johanna Christina van Foreest, echtgenote van George Willem Cornelis de Thouars (aktenr. 635).
Bij de invoering van het kadaster in 1832 werden de contouren van het voormalig landgoed duidelijk zichtbaar in kaart gebracht d.m.v. de omliggende grachten, gelegen aan de noordoostzijde van het stadje Gramsbergen. Binnen die grachten lagen percelen hooiland, water, bos, tuinen en een huis en erf (sectie D nr. 553 op legger 119) ten name van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse.
Legger 119/42: Sectie D-553. Huis en erf. In 1841 over op:
Legger 605a/42: Eigendom van Eberhard Peter Herman Theodor Löhnis, particulier en koopman te Rotterdam. In 1851 naamsverandering. Over op:
Legger 827/42: Eigendom van Theodora Jacoba Rochussen, weduwe Löhnis, rentenierster te Rotterdam. Later van zoon Herman Theodor Löhnis, gemeenteraadslid te Rotterdam. In 1869 vereniging van artikelen. Over op:
Legger 1667/47: Eigendom van Herman Theodor Löhnis, gemeenteraadslid te Rotterdam, en echtgenote Jeane Josine Antoinette ’s Jacob (later als weduwe Löhnis). Vanaf 1907 eigendom van de Maatschappij tot exploitatie van de Havezathe Gramsbergen en aanhoorigheden, te Gramsbergen. Huisnr. A-37. In 1937 verkoop. Over op:
Legger 4701/12: Eigendom van bakker, winkelier en caféhouder Egbert Lenters (geb. 17-12-1898) en echtgenote Willemiena Hendrika Nieuhoff. In 1938 vereniging. Over op:
Legger 4701/23: Nieuwe sectie D-3248. Huis, bouwland, weiland en water. In 1942 gedeeltelijk gesloopt. Over op:
Legger 4701/33: Huis, bouwland, weiland en water, barakken en erf. In 1944 sloping. Over op:
Legger 4701/37: Barakken, erf, bouwland, weiland en water. In 1947 belastbaarstelling. Over op:
Legger 4701/38: In 1948 redres. Over op:
Legger 4701/63: In 1957 verkoop. Over op:
Legger 4935/220: Eigendom van de gemeente Gramsbergen. In 1961 stichting. Over op:
Legger 4935/371: Zes huizen, barakken, bouwland, weiland en water. In 1963 sloping enz. Over op:
Legger 4935/398: 15 huizen, bouwland, weiland en water enz. enz.
Het Salland’s Volksblad van 1 oktober 1948 meldde:
Gramsbergen. Bij werkzaamheden in de Nederlands Hervormde Kerk zakte onverwachts een gedeelte der vloer in. Bij onderzoek ontdekte men hier een grafkelder van 2½ x 3 meter welke nog zeer gaaf is. Hierin vond men beenderen en 5 schedels. In de muur waren 5 spijkers. Aan 2 dezer spijkers hing een tegel (23 x 23 cm). Op een der tegels stond vermeld: W.C. Baron van Coeverden, Heer van Gramsbergen. Overleden den 17den january. Bijgezet den 25sten january 1815. De tweede tegel vermeldt: J.G. douarière Baron van Coevorden, geb. (onleesbaar) Vrouwe van Gramsbergen. Overl. den 13den februarie. Bijgezet den 20sten februarie 1821. De grafkelder in de kerk van Gramsbergen behoorde vanouds aan de eigenaren van de havezate. Het begraven in de kerk is vanaf 1829 bij wet verboden.