Aan de Afterkampweg 1 te Heemserveen staat een gemoderniseerde woonboerderij. Dit woonerf kent een lange geschiedenis. Deze boerderij droeg vanouds de naam ‘t Aeftinck. De eerste keer dat we dit erve in oude documenten tegenkomen is in 1395. De naam was toen wel iets anders, namelijk Avekong, maar het is hetzelfde erve. Dit boerenerve werd in 1427 Avekijng genoemd en vervolgens heet het in de zestiende eeuw Aeftink. De grond bij de boerderij werd al snel de Aeftinkkamp genoemd. Een ‘kamp’ was een stuk droog (en dus hoger) land dat bij een of meer boerderijen hoorde. De naam Aeftinkkamp vinden we, zij het verbasterd, nog terug in de straatnaam ‘Afterkampweg’. Deze weg zelf is al eeuwen oud.
Het erve Aeftink is lange tijd eigendom geweest van de adellijke heren van Gramsbergen. Die woonden in het kasteel dat daar stond. De boeren die op het Aeftink woonden pachtten de boerderij van deze heren. Bijna alle Heemser erven behoorden toe aan adel of aan een klooster. Uit 1520 rest ons een lijst met daarop de twaalf middeleeuwse Heemser erven en hun bezitters:
- Kromhof behoorde toe aan het klooster te Sibculo
- Hulsebosch aan klooster ‘de Heilige Geest’ te Zwolle
- Volkerink aan het klooster Sibculo
- Aernink aan Johan Blanckvoort, heer van Heemse en Collendoorn
- Veldsink aan het klooster Sibculo
- Oostendorp aan hemzelf
- Warmink aan de kinderen van Oostendorp
- Oostmannink aan Herman van der Lippe
- Aeftink aan de heer van Gramsbergen
- Reinink aan Johan van Ittersum
- Hesselink aan heer Sweer Alanssen te Zwolle
- Bolks aan de schout van Hardenberg
Van deze twaalf erven zijn er nog maar drie concreet aan te wijzen, te weten: het Aernink (later het Luggers genoemd) aan de Frits de Zwerverlaan 2, het Hesselink aan de Rheezerweg 2 en het Aeftink dus. De boerderij ’t Aeftink lag op de grens van het dorp Heemse met het Heemser veld. De indeling van het landschap in het Vechtdal was aldus: rivier – zandhoogte – veld – moeras/veengebied. Het in cultuur brengen van het Vechtdal gebeurde ook in deze volgorde. Op de zandhoogten werden essen gevormd met bewoning, daarna werd het achterliggende veld in cultuur gebracht en tenslotte werd het veen grootschalig ontgonnen. Het ontginnen van het Heemser veen gebeurde in de negentiende eeuw. De grens tussen het Heemser veld en het Heemser veen liep ongeveer daar waar nu de Rheezerveenseweg loopt. Echter, juist op die grens ontstond iets van een woonkern die de naam Heemserveen kreeg, zodat langzamerhand zowel het Heemser veld als het Heemser veen, gezamenlijk aangeduid werden met ‘het Heemserveen’.
De binding tussen het Aeftink en het dorp Heemse werd door deze ontwikkelingen steeds minder. De laatste twee eeuwen werd de boerderij steeds vaker tot Heemserveen gerekend. En na de aanleg van de weg N34 (halverwege de twintigste eeuw), werd de afscheiding van Heemse definitief. Voortaan was alles ten westen van de N34 Heemserveen. Zo kan het gebeuren dat een van de oudste erven van het dorp Heemse, gelegen nabij het Heemser veld, nu tot Heemserveen gerekend wordt…
Via verkoop of vererving komt de boerderij van het Aeftink begin negentiende eeuw in eigendom van jonkheer Jacob van Foreest, de heer van Heemse en Collendoorn. Hij bezat bijna alle gronden in Heemse en Collendoorn. In deze tijd wordt de boerderij ook wel het Kampmans genoemd. Deze naam is waarschijnlijk weer een afgeleide van de Aeftinkkamp. De boerderij werd door de jonkheer verpacht.
Op 12 december 1820 hield notaris Antoni van Riemsdijk een boedelinventarisatie op den Huize Heemse, no. 56, te Heemse, op verzoek van de hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen de hoogwelgeboren vrouwe Maria Clara gravinne van Rechteren, lid van de Ridderschap dezer provincie en breedgeërfde, domiciliërende op den Huize Heemse, zo voor zichzelven uit hoofde der gemeenschap van goederen tusschen zijn hoogwelgeborene en deszelfs wijlen ehevrouwe bestaan hebbende en als derzelver mede-erfgenaam voor een-vierde gedeelte haarer nalatenschap en als vruchtgebruiker van een ander vierde gedeelte derzelve, krachtens haar testamentaire dispositie op den 2 februari 1813 gepasseerd, als in naam en kwaliteit van vader en wettigen voogd van Willem Jan Petrus van Foreest, student in de rechten aan de Hooge School te Utrecht, oud 20 jaaren, Nannette van Foreest, oud 15 jaaren, Christina Louisa van Foreest, oud 13 jaaren, Theodora Sophia van Foreest (oud 9 jaaren) en Christina Ebella Cornelia van Foreest (oud 7 jaaren), deszelfs minderjarige kinderen. Tot de vele onroerende goederen behoorde de katerstede het Kampmans, liggende te Heemse, ten noordwesten van dit dorp aan gemeene veld gelegen en bestaande uit deszelfs behuizinge numero 35. De katerstede werd toen gepacht door Jan Hendrik Pullen en echtgenote Hillegien Hakkers (aktenr. 240, scan 16).
In 1822 was Pullen nog pachter. Dit weten we doordat in dat jaar bij deze Jan Hendrik 17 stuks vuile mans-, vrouwen- en kinderhemden gestolen zijn en hij daar aangifte van gedaan heeft. Die aangifte is bewaard gebleven in het gemeentearchief.
In 1832 wordt het kadaster ingesteld en wordt de eerste kadastrale atlaskaart van Hardenberg en omgeving gemaakt. Hierop zien we het erve Aeftink c.q. Kampmans goed liggen en ook de naam Kampmans staat erbij geschreven. Na Jacob van Foreest werd ene Klaas Olthuis, een veenbaas, de nieuwe eigenaar van de boerderij. Hij verpachtte de boerderij een tijdlang aan ene Jan Valkman. In 1869 wordt Hendrik Welleweerd, landbouwer te Wielen, eigenaar van het Kampmans. Of hij er ook gewoond heeft, is niet bekend. De boerderij kreeg in 1869 overigens het huisnummer A-96.
In 1898 werd de boerderij verbouwd en in 1902 werd hij verkocht aan een van de erfgenamen van Hendrik Welleweerd. In maart 1921 werd de boerderij opnieuw verkocht onder auspiciën van notaris Zwamborn te Heemse door het echtpaar Schuldink-Welleweerd. Het Salland’s Volksblad meldde op 1 april dat de boerenplaats bij Nijenstede was verkocht aan de fam. G.J. Schuurhuis uit Holtheme. Zij stichtten daar een nieuw boerenbedrijf, waarbij het ‘woonperceel’ werd onderverdeeld in huis, schuur en erf. In 1927 vond er volgens de kadastrale boeken herbouw plaats. In 1946 werd er grond van en rond de boerderij in de ruilverkaveling gebracht. De zoon van Gerrit Jan Schuurhuis, Roelof, heeft de boerderij voortgezet. In 1955 werd de bestaande schuur vervangen door een nieuwe grote houten kapschuur.


In 1964 werd het woongedeelte van de boerderij grotendeels vervangen door nieuwbouw. De deel en de ruimte van de stallen bleven vrijwel onaangetast. De laatste decennia herbergde de boerderij geen boerenbedrijf meer. De fam. E. Schuurhuis woonde er. De familie Schuurhuis heeft de boerderij ruim tachtig jaren bewoond. Rond 2005 verkochten zij het aan de fam. Tettero.
Met dank aan dhr. A.C.A. Pullen voor zijn redactionele bijdrage voor dit artikel.

Kadastrale geschiedenis
Legger 101/261: Sectie B-563. Huis en erf. Eigendom van jkhr. Jacob van Foreest van Heemse. In 1843 verkoop. Over op:
Legger 270/13: Eigendom van veenbaas Klaas Olthuis en echtgenote Wichertje van Enk. Zij waren op 7 mei 1835 getrouwd in Gramsbergen. In 1855 vernieuwing artikelen. Over op:
Legger 1311/3: Eigendom van Wichertje Olthuis-van Enk en vervolgens van Jan Valkman en verdere erfgenamen van het echtpaar Olthuis. In 1868 verkoop. Over op:
Legger 2822/1: Eigendom van Hendrik Welleweerd en Fennigjen Bouwhuis (zie hulpregister no. 4 hypotheken, deel 213, nr. 96). Zij waren op 15 mei 1869 getrouwd in Heemse. Huisnr. A-96.

In 1898 verbouwd. Over op:
Legger 2822/29: Huis, schuur en erf. In 1921 verkoop door dochter Jennigje Welleweerd en Gerrit Willem Schuldink. Over op:
Legger 8553/3: Eigendom van Gerrit Jan Schuurhuis en echtgenote Geertruida van den Berg (zie register van overschrijving hypotheken, deel 665, nr. 19). Zij waren op 8 december 1905 getrouwd in Gramsbergen. In 1922 stichting. Over op:
Legger 8553/21: Huis, schuren en erf. In 1927 herbouw. Over op:
Legger 8553/22: In 1946 opgegaan in de ruilverkaveling. Over op:

Legger 8553/26: Nieuwe sectie O-95. Boerderij, bouw- en weiland. In 1947 stichting zomerhuisje op deel van ’t perceel. Over op:

Legger 8553/29: Twee huizen, erf, bouw- en weiland. Sectie O-751. In 1956 boedelscheiding. Over op:
Legger 12813/3: Eigendom van Roelof Schuurhuis en echtgenote Egberdina Jantina Schuurman. In 1956 stichting. Over op:
Legger 12813/4: Huis, schuren, erf, bouw- en weiland. In 1965 splitsing c.s. Over op:
Legger 12813/5: In 1966 verkoop gedeelte van perceel. Over op:

Legger 12813/6: Nieuwe sectie O-978. In 1982 vereniging van percelen. Over op:
Legger 12813/8: Nieuwe sectie O-2326 aan de Afterkampweg 1.
