Prentbriefkaart van ‘de Grendel’ (Collectie: F. Kampman-Herbert).

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 28 juni 1785:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren de heeren A. de Munnik en bmr. F. Bussemaker, persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn Hendrik Lamberts Wijgmink, pro se en als vader en voogd zijner minderjaarige dochter Eva Wijmink; voorts deszelfs kinderen Harmen Wijgmink en deszelfs huisvrouw Jennegien Mollink, ehelieden, Hendrik Wijgmink, Geert Slimmen en Hillegien Wijgmink, ehelieden; en verklaarden zij comparanten, dat bij de huwlijksch-voorwaarde van Harmen Wijgmink en Janna Mollink, van dato den 12 junij 1784 opgericht, abusivelijk vergeeten is dat het keutersplaatsjen Grendelman op den Merjenberg gelegen aan Albert Wijgmink en deszelfs huisvrouw na doode van voorn. Hendrik Lamberts Wijgmink zoude zijn vervallen. Weshalven zij comparanten bij dezen verklaaren, dat alzoodanig keutersplaatsjen voorn. door denzelven Albert Wijgmink en deszelfs huisvrouw, na doode van voorn. Hendrik Lamberts Wijgmink boven hetgeene aan haar bij gedachte huwlijkschvoorwaarde bewezen is, zal worden geprofiteerd en genoten, zoo en in diervoegen als zulks tans door Geert Grendelman word bemeijerd en bewoond, en met alzoodanig recht en gerechtigheid, raad en onraad als bij hetzelve keutersplaatsjen is gehorende. Alles onder renuntiatie van alle exceptiën dezen enigszins contrariërende. Willende en begerende zij comparanten Hendrik Lamberts Wijgmink pro se en als vader en voogd zijner minderjaarige dochter Eva Wijgmink en voorts all de aanwezende vrienden, dat het voorenstaande alzoo worde nagekomen, achtervolgd en gehouden alsof het zelve in de huwelijkschvoorwaarde van gem. Herm Wijgmink en Jennegien Mollink van woord tot woord ware geïnsereerd, ofschoons ook alle solemniteiten hierin niet mogten zijn geobserveerd. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn. deze nevens de comparanten getekend, met mijn zegel bekrachtigd, en ze voorts ook voor de comparanten, omdat dezelve geene zegels en hadden, op derzelver verzoek met mijn kleine zegel gezegeld. Actum Hardenbergh den 28 junij 1700 vijfentachtig.

Uit deze akte maken we op dat ’t Grendelman in 1785 nog eigendom was van Hendrik Lamberts Wiegmink, weduwnaar van Hilligje Mariënberg en diens kinderen. In de aanvulling op de huwelijksvoorwaarden van zoon Harmen werd bepaald dat ’t Grendelman na het overlijden van vader Hendrik zou vererven op de derde zoon, Albert Wiegmink en diens echtgenote Janna Boers. Het Grendelman werd volgens bovenstaande akte in 1785 bewoond door ene Geert Grendelman. Dit betrof Geert Herms die in 1762 was getrouwd met Janna Grendelman.

Vervolgens vinden we deze akte van huwelijksvoorwaarden in het rechterlijk archief, gedateerd 15 februari 1788:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. F. van Munster en Harmen ter Wielen, persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn, de hier ondergetekende persoonen; dewelken verklaarden een wettig huwelijk gededingd en geslooten te hebben tusschen Gerrit Jansen, jongman, als bruidegom ter eenre, en Jennegien Geerts Grendelman, jongedochter als bruid ter andere zijde, zijnde zij bruid ter dezer zaake geadsisteerd met de heer A. de Munnik als haaren gekorenen en geadmitteerden mombaar; ende zulks op conditien en voorwaarden hierna beschreven. Eerstelijk verklaarde de bruidegom Gerrit Jansen en bruid Jennegien Geerts Grendelman, zijnde zij bruid met haaren voorz. mombaar geadsisteerd, en met haar Egbert Nijmeijer en Jan Hendriks Dobbeman als voogden van de overige drie nog minderjaarige kinderen van Geert Grendelman en Janna Hendriks, in leven ehelieden, met naamen Egbertjen, Hendrikjen en Hermina Grendelman, met malkanderen te hebben gecontracteerd en overeengekomen te zijn, dat den geheelen, zeer geringen boedel, goederen en nalatenschap van voorz. Geert Grendelman en Janna Hendriks, met alle de schulden en lasten van dien, voort na de voltrekking dezes huwelijks zullen komen in vollen eigendom aan bruidegom en bruid in dezen; onder deze mits en expresse conditie dat gem. bruidegom en bruid verplicht en gehouden zullen zijn, zoo als dezelven bij dezen aannemen, om de gem. zusters van de bruid Egbertjen, Hendrikjen en Hermina Grendelman, zoo lange die ongetrouwd zijn, bij ziekten en onpaslijkheden eenen vrijen intrek in haare ouderlijke huis doen genieten, en aldaar van ’t nodige verzorgen; alsmede dat de gem. zusters van de bruid, buiten ’s huis dienende, en niet in staat zijnde zich van haar verdiende loon het nodige te kunnen bezorgen, dat alsdan de bruidegom en bruid, zoo veel mooglijk zal geven aan zoodane behoeftige zuster als nodig is. En ten anderen is geconditioneerd dat wanneer bruidegom en bruid, zonder kinderen, kwamen te overlijden, dat alsdan de langstlevende der beide aanstaande echtgenooten zal zijn en wezen de eenige en universeele erfgenaame van de goederen en nalatenschap van de eerststervende, zonder eenige uitkeringe daarvan te doen. Al het voorenstaande alzoo geconvenieerd en gecontracteerd zijnde, willen en begeeren de ondergetekende comparanten, dat hetzelve alzoo in allen deele stiptelijk zal worden geobserveerd en nagekomen, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten in rechten nodig of gebruiklijk daarbij niet waren geobserveerd. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn. deze benevens de comparanten getekend, met mijn zegel bekrachtigd, en ze voorts ook voor de comparanten, omdat dezelven geene zegels en hadden, op hun verzoek met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh, den 15 februarij 1700 acht en tachtigh.

Albert Wiegmink en Janna Boers kregen vijf dochters, maar hun jongste, genaamd Hendrikjen, zou in 1825 trouwen met Hermen Waterink uit Brucht.

Op 8 juni 1830 verscheen notaris Antoni van Riemsdijk op het erve Waterink, numero 3, in de buurtschap Brucht op verzoek van Hermen Waterink, weduwnaar van Hendrikjen Wijchmink, inwonend op ’t erve Waterink. De notaris hield een boedelinventarisatie ten behoeve van Hermen zelf en als voogd over zijn minderjarig dochtertje Hendrikjen, oud vier jaar. Tot de onroerende goederen behoorde de katerstede de Grendel in de buurtschap Bergentheim, aan het gemeene veld ten oosten van het erve het Boers aldaar, en bestaande uit deszelfs behuizinge en schuurtjen, numero 21 (aktenr. 879).

Op de oudste kadastrale kaart van 1832 is ’t Grendelman eigendom van landbouwer Hermen Waterink en echtgenote Hendrikjen Wiegmink. Het erf is toen geregistreerd op legger nr. 402a in sectie H nr. 347. Het verdwenen erf lag aan de huidige Hardenbergerweg.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Legger 402a/6: Sectie H-347. Huis en erf. Eigendom van Herm Waterink.

Notaris Antoni van Riemsdijk hield op 18 november 1836 een openbare verkoop van hoorn-vhee en varkens ten verzoeke van Gerrit Jan Warmink, landbouwer op het erfjen het Grendelmans ter buurtschap Bergentheim (aktenr. 1241).

Op 14 april 1852 begon notaris Swam met de eerste inzate van de openbare veiling van het erve Boers. Hij deed dat op verzoek van landbouwer Albertus Wilpshaar. Het 56e veilingkavel betrof de katerstede het Grendelmans, staande en gelegen op den Mariënberg, sectie H-347. Twee weken later, op 28 april, vond de definitieve veiling plaats. Daarbij bleek Louwes Heres het hoogste bod te hebben uitgebracht op de katerstede. Deze verklaarde vervolgens de aankoop te hebben verricht in opdracht van landbouwer Hendrik Kampman (aktenr. 1861 en 1872).

Legger 1055/7: Eigendom van Hendrik Kampman, landbouwer te Mariënberg. Huisnr. C-38.

Op 8 mei 1853 verleed notaris Swam te Gramsbergen een hypotheekakte op verzoek van Hendrik Kampman Hendrikszoon. Deze verklaarde 1300 gulden te hebben geleend van koopman Jan Santman Derkszoon te stad Hardenberg. Als onderpand voor de lening en de daarover verschuldigde rente verbond hij de katerstede het Grendelmans op den Mariënberg (aktenr. 2000).

In 1884 verkoop. Over op:
Legger 4460/7: Eigendom van Willem Kampman. Hij trouwde op 15 april 1887 te Heemse met Janna Reimink. In 1923 boedelscheiding. Over op:
Legger 8827/7: Eigendom van Albert Jan Hilbrink en echtgenote Hendrikje Kampman. Zij zijn op 20 januari 1915 getrouwd te Heemse. In 1936 redreskaart, vereniging en sloping. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1936.
Kadastrale veldwerkkaart, anno 1936.

Legger 8827/9: Nieuwe sectie H-3025. Huis, erf en bouwland aan de weg van Hardenberg naar Mariënberg. In 1942 verkoop deel van perceel. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1942.

In het ‘Dagblad van het Oosten’ werd in april 1962 een artikel afgedrukt over een karakteristiek boerderijtje dat op het punt stond te verdwijnen: de Grendel in Mariënberg. De Grendel was decennia lang eigendom geweest van Albert Jan Hilberink, maar in februari 1961 had hij het boerderijtje verkocht. Het werd ten tijde van het interview alleen nog ‘bewoond’ door Hilberinks paard. De viervoeter hielp de toen 72-jarige man nog dagelijks de 2,5 à 3 bunder land te bewerken.

Albert Jan Hilberink (bijgenaamd ‘Grendel-Appie’) was op 29 oktober 1889 geboren in Den Ham en – zoals eerder vermeld – in 1915 getrouwd met Hendrikje Kampman. Zij was geboren op ‘de Grendel’. Het echtpaar kreeg negen kinderen van wie er twee kort na de geboorte overleden en drie levenloos ter wereld kwamen. Ik heb hier 50 jaar gewoond, vertelde Hilberink, en ben hier destijds ingetrouwd. De naam ‘De Grendel’ is van de familie afkomstig die hier in vroeger jaren gewoond en gewerkt heeft: Grendelman. Vanouds was het boerderijtje van binnen veel eenvoudiger. Een zoldering had je bijvoorbeeld niet, dat waren enkel maar wat latten, waarop stro was gestapeld. Toen ik er hier in kwam heb ik er heel wat aan vertimmerd. De weg was in die tijd natuurlijk ook nog niet verhard. Dat was gewoon allemaal zand. Als wij ’s zondags in Hardenberg ter kerke gingen, liepen we trouwens niet hierlangs. Dan gingen we daarginds, achter de boerderij, langs die bomenrij. Twee en een half uur lopen was dat. Ik heb het zelf nog lang meegemaakt. Dat was niets bijzonders in die tijd.

Het is niet zoveel zaaks meer, zeggen we tegen Hilberink, wijzend op het diep verzakte dak en het grote gat aan een kant, dat het definitief einde heeft ingeluid. Nee, erg lang zal het er niet meer staan, beaamde Hilberink. Ze hebben het willen opknappen om het als oud Saksisch boerderijtje te bewaren, maar dat ging niet door. Op het ogenblik laat ik het zo. En straks, als het nog verder mocht inzakken, verkoop ik het voor afbraak. Zo verdwijnt geruisloos een van onze niet zo talrijke zeer oude boerderijtjes van het toneel. De kans een bekoorlijk boerderijtje als dit, dat zo’n prachtige eenheid vormt met de grond waarop het staat, voor het nageslacht te behouden, schijnt te zijn verkeken. Jammer dat het zo moet vergaan. Zelfs al vindt Monumentenzorg, zoals ons bij navraag bleek, het niets bijzonders en heeft het gemeentebestuur van Hardenberg er daarom geen werk van gemaakt.

Na enkele jaren van leegstand brandde het boerderijtje aan de Hardenbergerweg 5 (voorheen C-26) in oktober 1964 af. De restanten werden opgeruimd. De bomen bleven de huisplaats markeren. Albert Jan Hilberink had zijn vrouw al vroeg verloren. Zij stierf in 1927, op 31-jarige leeftijd. Hilberink was niet hertrouwd. Albert Jan stierf op 30 juli 1971 te Hardenberg. Ter plekke van het afgebrande boerderijtje op de Lange Akker bouwde de fam. Timmerman later een berging in de vorm van een schaapskooi.

Legger 8827/11: Nieuwe sectie H-3298. Huis, erf en bouwland. In 1964 sloping door brand. Over op:
Legger 8827/12: Erf en bouwland. In 1972 verkoop. Over op:
Legger 14357/24: Eigendom van Willem Timmerman en echtgenote Geesjen Reinders.

Foto van de Grendel (fotograaf: dhr. Kremer, Hardenberg).