De keuterplaats Amsink, bewoond door Hendrik Amsink, bestaand uit het woonhuis, de gooren aan de achtersten Oosterkamp, de gooren aan de Koesteeg met zijn boomgewas, zaailand voor het huis van Jan Raben, het Bollemaatstuk en andere percelen, werd op 28 juni 1774 verkocht door Hermanus Henricus ter Poorten, predikant te Avereest, door Hendrik Groskamp en echtgenote Asselina Hendrika ter Poorten, door Jacob Leeuwen en echtgenote Gerharda Maria ter Poorten en door Johannes Cuper en echtgenote Johanna ter Poorten en de ongehuwde Petronella, Johannes en Silvestra Dederica ter Poorten, als erfgenamen van predikant Jan Jelle ter Poorten en echtgenote Geertruid Smook. De nieuwe eigenaar was de huurder, Hendrik Amsink. Dit blijkt uit de akte verleden door verwalter schout Jacobus van Riemsdijk te Hardenberg.

Tijdens de publieke verkoop op 28 juni 1774 werd het hoogste bod uitgebracht door Gerrit Gerritsen uit Brucht. Op 9 december van dat jaar werd de officiële overdracht geregeld door de schout. Om de aankoop te kunnen financieren had Gerrit 1100 carolyguldens geleend van Hans Jacob Werndly en Joanna Clinge uit Coevorden. Als onderpand stelde hij zijn keuterplaats Amsink met bijbehorende landerijen te Brucht. Binnen vijf jaar was het geleende geld, plus de verschuldigde rente, volledig terugbetaald.

Gerrit Gerrits ging op 12 april 1776 in Heemse in ondertrouw met Aaltjen Hendriks, afkomstig uit Heemse. 

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze nieuwe hypotheekakte, gedateerd 10 november 1778:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren bmr. G. Sierink en A. Sierink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen sijn Gerrit Gerritsen en sijn huisvrouw Aaltien Hendriks, tutore marito; en verklaarden sij comparanten, wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wesen aan juffrouw Maria Westhof, weduwe van wijlen de heer Gerh. van de Marienberg, een capitale somma van elfhonderd guldens, aannemende en belovende sij comparanten deselve jaarlijx en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met vier gelijke guldens van ieder honderd gerekend, edog de interesse jaarlijks binnen ses weken na den verschijndag voldoende, als dan tegens drie guld. en twee stuiv. en agt penn. per cento; zullende het erste jaar interesse hiervan wesen vervallen op den elfden november 1700 negen en seventigh, en so vervolgens tot de aflosse continueren. Verklarende sij comparanten onder renuntiatie van alle exceptien die desen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgesonderd, maar ook bij desen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand daarvoor te verbinden en te stellen, haar comparanten eigendommelijke en door haar zelvs bewoond en gebruikt wordende allodiale keuterplaatse Amsink genaamd, gelegen in de boerschap Brugt in dit Schoutampt, bestaande dese keuterplaatse in het woonhuis, de gooren aan den Agtersten Oosterkamp, de gooren aan de Koesteege, voorts aan zaaijlanden een stuk schuin voor ’t huis van Jan Raben, groot drie schepel met sijn regt van whaere uit het erve Amsink, het Bollemaatstukjen, groot twee schepel, een stuk voor op den Oosterkamp, groot vier schepel, een stuk agter op den Oosterkamp, groot twee en een half schepel; voorts nog twee stukjes in ’t Leege Kampjen, groot drie schepel, en een stuk land, genaamd de Oude Schuuren Stee, benevens een vierendeel whaere in de Brugter markte uit het erve Amsink; alles zo en in diervoegen als deselve keuterplaatse door hem Gerrit Gerritsen van de erfgenamen van de weduwe van wijlen de heer praedicant J.J. ter Poorten aangekogt en op den 9 december 1700 vier en seventigh aan hem getransporteerd geworden is, ten einde om ingeval van onverhoopte misbetalinge so van capitaal als renten als dan het bovengenoemde capitaal van elfhonderd guldens met de onbetaalde interessen daaraan ten allen tijden cost en schadeloos te kunnen en te mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de comparanten getekend en door mij gezegeld, en omdat sij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 10 november 1700 agt en seventigh.

In de kantlijn van die akte staat vermeld dat de hypotheek op verzoek van Gerrit Gerritsen op 11 november 1791 werd geroyeerd, omdat de lening en rente volledig waren afbetaald.

Het vrijwillig rechterlijk archief bevat ook deze akte, gedateerd 2 oktober 1781:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Jan Holtman en Arend Ophof, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen sijn Gerrit Gerritsen en zijn huisvrouw Aaltien Hendriksen, tutore marito, woonagtig op ’t Amsink te Brugt; en verklaarden zij comparanten wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen, aan haar zwager Hendrik Lenters en zijn huisvrouw Hendrikjen Hendriksen, woonagtig op ’t Heemserveen, een capitale somma van eenhonderd en vijftig car. guldens ad twintig stuiv. het stuk, zegge 150 guldens. Aannemende en belovende zij comparanten dezelve jaarlijks en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met drie en een halve gelijke guldens van het honderd gerekend, edog de interesse jaarlijks binnen ses weken na den verschijndag voldoende, als dan tegens drie percento, zullende het eerste jaar interesse hiervan wezen vervallen op den tweden october 1700 twee en tachentigh en zo vervolgens tot de aflosse continueren. Verklarende zij comparanten onder renuntiatie van alle exceptiën die dezen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen daarvoor tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden en te stellen derzelver eigendommelijke en door haar zelvs bewoond en gebruikt wordende keuterplaatse Amsink genaamd, alsmede een stuk zaaijland groot ses schepel lands, aangekogt van Evert Olde Waterink, genaamd het Poelstukke, en dan nog een stuk zaaijland groot vijf schepel lands, genaamd het Krommestukke, aangekogt uit het erve Bokking; alle tezamen in de boerschap Brugt onder dit schoutampt gelegen, ten einde om in geval van onverhoopte misbetalinge zo van capitaal als renten, als dan het bovengemelde capitaal van eenhonderd en vijftig guldens met de onbetaalde interessen daaraan ten allen tijden kost en schadeloos te kunnen en te mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de comparanten getekend en door mij gezegeld, en omdat zij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar verzoek dezen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 2 october 1700 een en tachentigh.

Het vrijwillig rechterlijk archief Schoutambt Hardenberg bevat verder een akte, gedateerd 14 november 1791, waarin Gerrit Gerritsen en echtgenote Aaltien Hendriks, verklaarden 1100 guldens te hebben geleend van burgemeester Molckenbour te stad Hardenberg. Als onderpand stelden ze hun eigendommelijke en door haar zelfs bewoond en gebruikt wordende, allodiaale keutersplaatze Amsink genaamd, gelegen in de boerschap Brucht. In de kantlijn van de akte staat dat de hypotheek op 28 februari 1800, op verzoek van Gerrit Amsink, is doorgehaald.

Bij de landelijke volkstelling anno 1795 werd het Amsink bewoond door drie personen: keuterboer Gerrit Gerrits Amsink, zijn echtgenote Aaltjen Hendriks Vinke en dochter Alberta Amsink. 

Op 18 mei 1799 werd de ondertrouw geregistreerd van Frederik Jan Hendriksz en Alberta Amsink. Uit de akte blijkt dat Frederik Jan geboren was in Linde bij Den Ham en dat Alberta was geboren en opgegroeid in Brucht.

Op 7 december 1821 registreerde notaris Antoni van Riemsdijk een akte op het erfjen het Amsinks, staande en gelegen onder no. 16 te Brucht. Hij was er op verzoek van Thijes Stegeman als voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Frederik Amsink en Alberte Geerts, in leven landbouwers op het voorzeide erfjen het Amsinks. De notaris maakte die dag een boedelinventaris op. Tot de onroerende goederen behoorde het erfjen of de katerstede het Amsinks, met de bijbehorende zaai-, gaarden- en groenlanden als het Poelstukke, het Krommestuk, het Langestuk en het Bollenstukjen (aktenr. 141, scan 32).

In de Overijsselsche courant van 25 juni 1822 werd de openbare verkoop aangekondigd van de katerstede Amsink. Dit gebeurde na een gerechtelijke opdracht. De katerstede was op dat moment eigendom van Aaltjen, Hendrik en Gerritdina Amsink, de ‘onmondige’ (minderjarige) weeskinderen van Fredrik Jan Hendriks en Alberta Amsink.  

De eerste inzate en provisionele toewijzing vond dus plaats op woensdag 26 juni 1822. Het woonhuis ging als eerste kavel in veiling. Het woonhuis stond onder numero 16 in Brucht. Tot dit kavel behoorden nog omliggende gronden en een-vierde whaardeel in de markte van Brucht. De kavel werd ingezet door Christiaan Lampe, wieldraaier te Brucht, voor 905 gulden (aktenr. 219, scan 104). De definitieve veiling vond twee weken later plaats. Daar werd nog 100 gulden extra geboden door Jan Hendrik Niezink Berendszoon, landbouwer te Brucht. Vervolgens werd het bij afslag gemijnd door Jan Stoeten Lubbertszoon, landbouwer te Rheeze, voor 1010 gulden. In de daaropvolgende gecombineerde veiling (kavel 1 en 7) werd 1088 gulden geboden door Jan Hermen Veurink, landbouwer te Rheeze. Hem werd de koop gegund (aktenr. 221, scan 102).

Op 11 juli 1822 vond een openbare verkoop plaats van roerende goederen en twee weken later, op 29 juli vond op ’t erfjen het Amsinks een openbare veiling plaats van rogge, boekweit, haver, gerst en aardappelen. De veilinghamer werd gehanteerd door notaris Antoni van Riemsdijk op verzoek van Thijes Stegeman, in naam en kwaliteit als voogd over de minderjarige kinderen Aaltjen, Hendrik en Gerritdina Amsink, minderjarige kinderen van wijlen Frederik Amsink en Alberte Geerts (aktenr. 226, scan 88 en aktenr. 235, scan 62).

Bij de aanvang van het kadaster in 1832 werd het Amsink, gelegen op de Bruchter Esch, geregistreerd onder sectie F no. 18 op legger 378 ten name van landbouwer Jan Harm Veurink. Jan Harm (of Jan Hermen) Veurink was afkomstig van de katerstede den Hulskamp in Rheeze en op 2 mei 1823 getrouwd met Marrigjen Dekkers uit Giethmen.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Legger 378/1: Sectie F-18. Huis en erf. In 1864 verkoop. Over op:
Legger 2446/2: Eigendom van Gerrit Brinkman en echtgenote Stientje Gebben. Zij zijn op 4 november 1859 getrouwd te Heemse. Gerrit was geboren in stad Ommen en Stientje in ’t Laar. In 1864 afgebrand. Over op:

Kadastrale hulpkaart, anno 1865.

Legger 2446/5: Erf. Nieuwe sectie F-1137. In 1871 verkoop. Over op:
Legger 2037/24: Eigendom van Jan Herm Snijders, landbouwer op ’t erve Raben.