Vrijwillig rechterlijk archief Schoutambt Hardenberg, d.d. 4 maart 1791:
Ik G.J. Crull, van wegens hooger overheid verw. Scholtus van den Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere, dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. F. Bussemaker en Derk Odink, persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn Egtbert van Marle, voor zich zelven en als gevolmagtigde van Paul Gerrits Westhoff, en deszelfs ehevrouw Aaltjen van Werven, Gerrit van Marle en deszelfs ehevrouw Willemina Westhoff, mitsgaders Leijsje Westhoff, huisvrouw van Egbert van Marle, luid volmagt voor het Schoutengerichte van Heerde in dato den 24 februarij 1791 gepasseerd, welke volmagt alhier vertoond, gelezen en van waarden erkend, en voorts met ’t exhibitum betekend, en dan nog dr. P. Westhoff voor zichzelven, en mede in qualiteit met de heer Hugo Middendorp als mombaaren van Hermen Middendorp, minderjarige zoon van de heer A. Middendorp, predikant te Steenwijk, en wijlen juffrouw Willemina Westhoff, als daartoe van de heren over mombaren van opgem. hare pupil na behooren gequalificeerd; en verklaarden zij comparanten q.p. voor eene summa van koopspenningen, die den eersten met den laatsten van dien ten genoegen van hun comparanten zijn voldaan en betaald, bij dezen in de meestbundigste forma Landrechtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen aan mejuffrouw A.H. ter Poorten, het eerste, tweede en achtste parceel, bestaande in de huizen en getimmerten te Brucht, door de overledene weduwe Marienberg en de meijer Jan Berends bewoond en gebruikt, met den hoff waarop het woonhuis der overledene staat, voorts een gaardentje daarbij voor verscheiden jaren aangekogt van de weduwe en erfgenamen van J.H. Mettink, nog een gaarden daarbij voor verscheiden jaren uit Hannink erve aangekogt, zoals dit alles in zijn bekende bepaling gelegen is, alsmede den hierbij gelegenen Huiskamp, zijnde groot ongeveer een halff mudde lands, alles met al het houtgewas bij en op dit parceel, en in de Hamstege stede staande, voor zo verre de overledene heeft toebehoord, mitsgaders een halve waare in de Bruchter markte, herkomstig uit het erve Richterink, den zoogenaamden Breden Ende, zijnde een kamp van ongeveer drie mudden zaaijland, met de achtien boomen daarop binnen de vredinge staande, nevens de boshegge daartoe gehoorende, voorts het Vlier uit Richterink, groot ongeveer drie dagwerken hooijland, met het boomgewas daarin, en zulks met zijn recht en gerechtigheid, raad en onraad, lusten en lasten van dien, daarbij en aangehoorende, zo en in diervoegen als het door hun comparanten ten overstaan van dezen weled. Scholtengerichte is verkogt, en bij koopsconditie is vermeld, quo sit relatio. Doende zij comparanten q.p. daarvan bij dezen vrijwilligen afstand, oplatinge en vertigtenisse met hande en monde, hun en hunne constituenten en derzelver erfgenamen daarvan ontervende, en welgem. kopersche en betalersche, en derzelver erfgenamen daar wederom aanervende, met belofte om ook deze cessie en overdragt ten allen tijde te zullen staan, wagten en waaren voor alle evictie en opspraake als naar Landrechte. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd, deze benevens de comparanten getekend en gezegeld. Actum Heemse, den 4 maart 1700 een en negentig.