Het vrijwillig rechterlijk archief van ’t schoutambt Hardenberg bevat een akte, gedateerd 8 januari 1771, betreffende de overdracht van de keuterplaats Stegemans, bestaande uit woonhuis, schuur, de gooren bij ‘t huis, drie stukken zaailand, een anderhalf dagwerk hooiland, een dagwerk hooiland, een vierendeel van een volle whaere, oorspronkelijk uit het erve Amsink, alles te Brucht gelegen, door Hermannus Henricus ter Poorten, in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrina Smook, weduwe van wijlen Joost Hendrik Metting, als moeder en wettige voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, voorts van Jan Harm Metting met zijn ehevrouw Elisabeth Amshoff, van Assuerus Gerhardus Metting en van predikant Arnold Gerhard Rump en zijn ehevrouw Asselina Anna Metting, luid procuratie voor de heer Moritz Adolph Rump, van wegens Zijne Koninklijke Majesteit in Pruissen Amtman van het Overgraafschap Lingen, op 29 december 1770 te Ibbenbüren uitgegaan en gepasseerd. De goederen werden voor een somma van 1800 car. guldens overgedragen aan Jan Gerritsen en zijn huisvrouw Janna Snijders. Deze goederen waren al gedurende vele jaren als meijer in huur bij Jan Gerritsen en waren op 2 april 1770 van de erfgenamen van Metting gekocht.

Op dezelfde dag werd door de schout een schuldbekentenis met hypotheekstelling geregistreerd ten laste van Jan Gerritsen en zijn huisvrouw Janna Snijders. Zij hadden 900 carolyguldens geleend van D.J. van Sambeek. Als onderpand diende hun zojuist verworven keuterplaats Stegemans. Op diezelfde dag namen ze nog een tweede hypotheek op van 900 guldens, geleend van Maria Westhof, de weduwe van wijlen Gerhard van de Merrienberg. Voor deze lening werden dezelfde goederen als onderpand gesteld.

Jan Gerrits Stegeman was in 1754 in Uelsen in ondertrouw gegaan met Janna Snijders (ook genaamd Knijfs), afkomstig uit Brecklenkamp bij Uelsen.

De volgende akte in het vrijwillig rechterlijk archief dateert van 25 september 1782 en betreft een hypothecaire inschrijving. In die akte verklaart ds. Willem Stolte uit Heemse dat hij geld had geleend van baron Sloet tot Tweenijenhuisen, de landdrost van Salland. Het ging om een bedrag van 1800 gulden. Als onderpand stelde hij de keuterplaatse Stegemans te Brucht zoals deze op 23 mei 1782 door hem was aangekocht van Jan Gerrits en Janna Kniefs.

Enkele maanden later, op 10 januari 1783 registreerde de schout de akte waarbij Jan Gerrits en Janna Kniefs overgingen tot de daadwerkelijke overdracht van hun katerstede Stegemans. Zij hadden de door hen bewoonde en aan hen behorende katerstede, zoals we hierboven zagen, verkocht aan dominee Willem Stolte bij de openbare veiling op 23 mei 1782.

Op 26 april 1791 werd door oud-burgemeester B. van Borne in de 50ste penning aangegeven dat hij in de jongstleden maand maart van ds. W. Stolte te Heemse heeft aangekogt deszelfs kottersplaats Stegemans genaamd, gelegen te Brucht, met alle de daaronder behoorende landerijen, behuizinge, waartal enz., invoegen dezelve bij gemelde ds. Stolte op den 23 maij 1782 is aangekogt, alsmede deszelfs kamp veldgrond, mede te Brucht achter den Voskamp gelegen, groot ongeveer vier mudden gezaaij, voor eene summa van f. 2115-12.

Vier dagen eerder werd inderdaad de overdracht gerichtelijk vastgelegd door plaatsvervangend schout G.J. Crull:
Ik G.J. Crull, wegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenberg cum annexis, doe cond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. A. Sierink en Evert Goris, persoonlijk in den gerichte gecompareerd is, de weleerw. heer Willem Stolte, predikant te Heemse; dewelke verklaarde voor eene summa van koopspenningen ad tweeduizend eenhonderd en vijftien guldens en twaalff stuivers, die den eersten met den laatsten van dien door den heer oud-burgemr. Barend van Borne, vóór en ten genoegen van comparant, ter restitutie en in voldoening van een capitaale summa van eenduizend achthonderd guldens, door comparant in dato den 25 september 1782 tegens speciaal gerichtelijk verband en hijpoteek der hierna benoemde goederen, teste prothocollo van wijlen den hoogwelgebooren gestrengen heer Arend baron Sloet tot Twenijenhuizen, Landdroste van Zalland, en deszelfs ehegemailline Johanna Philippa baronnesse Sloet gebooren baronesse van Dedem, genegotieerd en opgenomen, aan den heer en mr. Willem de Lille en vrouwe Johanna Philippa de Lille gebooren baronnesse van Dedem, thans echtelieden en erfgenamen van dezelve obligatie en hijpothecatie, te betalen niet alleen zijn aangenomen, met drie jaren verschenen intressen en het lopende jaar, alsmede alle daarop gemaakte kosten, maar ook werkelijk aan denzelven zijn voldaan en betaald, – bij dezen aan en denzelven heer oud-burgemr. B. van Borne in de bestendigste forma Landrechtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen zijn comparants eigendommelijke kotterplaatze Stegemans genaamd, gelegen te Brucht in dit Schoutambt, met alle de daaronder behoorende landerijen, behuizinge, waartal enz, invoegen dezelve bij den comprant op den 23 meij 1782 is aangekogt, alsmede zijn comparants eigendommelijke kamp veldgrond, mede te Brucht achter den Voskamp aan de zuidzijde van Harmen Wichmink gelegen, ongeveer groot vier mudden gezaaij, zoals dezelve in den jare 1781 aan den comparant door de erfgenamen van Brucht is toegewezen. Doende den comparant van voorz. kotterplaatze cum annexis en kamp veltgrond met derzelver recht en gerechtigheid, raad en onraad, lusten en lasten van dien bij dezen afstand, oplatinge en vertigtenisse met hande en monde, hem en zijne erfgenamen daarvan ontervende en den voornoemden koper en betaaler, den heer oud-burgemeester B. van Borne en zijn erfgenamen daar wederom aanervende, en belovende om ook deze cessie en overdragt ten allen tijd ete zullen staan, wagten en waaren, voor alle evictie en opspraake als naar rechten behoord. Des t’oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze, met den heer comparant, eigenhandig getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 22 april 1700 een en negentig.

In 1798 werd ’t Stegemans bewoond door Jan ter Wijlen en echtgenote Jannigjen Stegeman. Ze waren op 3 mei 1797 te Hardenberg getrouwd. Schout J.G. Pruim registreerde enkele weken daarvoor (op 15 april) hun huwelijksvoorwaarden, waarin o.a. werd bepaald dat meteen na de huwelijksvoltrekking de gerechte halfscheid van de gehele boedel en goederen van des bruids ouders Jan Stegeman en Janna Knievers, met de helft van de schulden en lasten, zou overgaan op het bruidspaar. Op 28 maart 1798 werd hun dochter Jennichjen geboren. Zij werd drie dagen later, op 1 april, gedoopt in de kerk te Hardenberg.

In de Overijsselsche courant van 15 oktober 1830 werd de a.s. openbare verkoop aangekondigd van o.a. de katerstede het Stegemans te Brucht.

 

 

Het woonhuis van de katerstede het Stegemans, gequoteerd numero 5, met deszelfs grond en wheere, ging als derde kavel onder de veilinghamer (aktenr. 909, scan 13). Op 18 oktober 1830 werd het Stegemans bij afslag gemijnd door Thijes Stegeman voor 1050 gulden. Vervolgens werd kavel 3 gecombineerd met kavel 20 in veiling gebracht en gemijnd door Jan ter Wijlen voor 1200 gulden. Vervolgens werd ’t Stegemans in combinatie met kavels 11, 12, 20 en 21 en gemijnd door Berend Balderhaar voor 1799 gulden. Hem werd de koop gegund en zo werd hij eigenaar van de katerstede.

Bij de aanvang van het kadaster in 1832 werd ’t Stegemans, gelegen op de Bruchter Esch, geregistreerd onder sectie F no. 116 op legger 293 ten name van ontvanger Jacobus van Riemsdijk (en mede-eigenaren) te stad Hardenberg. Kennelijk was de kadastrale administratie nog niet up-to-date, want de katerstede was eind 1830 verkocht aan grootgrondbezitter Berend Balderhaar uit Duits Wielen.

 

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

 

Legger 293/10: Sectie F-116. Huis en erf. Verkoop. Over op: 
Legger 305/16: Eigendom van Albert Scheepers. Over op:
Legger 774/3: Eigendom van Hendrik Schepers en Gerritdina Koes. Zij zijn op 19 april 1850 te Heemse getrouwd. In 1853 ruiling. Over op:
Legger 264a/19: Eigendom van Hendrik Oldebalderhaar, landbouwer op de Balderhaar onder Uelsen. In 1868 afbraak. Over op:

 

Kadastrale hulpkaart, anno 1868.

 

Legger 264a/20: Nieuwe sectie F-1306. Erf.