Vooraanzicht van de ‘Ydenhoeve’ in ’t voorjaar anno 2010 (Fotograaf: K. Oosterkamp, Hardenberg).

In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg vinden we deze ‘copia’ of extract uit het testament van wijlen den hoogwelgeboren gestrengen heer Pico Galenus baron van Sijtzama, heere van Beslinga State tot Friens, luitenant-colonel ten dienste dezer landen, en de hoogwelgeboren vrouwe Wilhelmina Frederica Louise marquise de Thouars, vrouwe tot Beslinga State tot Friens, gedateerd 26 augustus 1775: 

Wij Pico Galenus baron van Sijtzama en Willemina Frederica Louisa marquise de Thouars, ehelieden, overwegende de zekerheid des doods en d’onzekere uure van dien, en om redenen ons daartoe moverende, te rade zijnde geworden, om voor ons overlijden over onze tijdelijke goederen te disponeren bij forme van testament of uiterste wille, zo verklaren wij testator of testatrice, nadat ik testatrice de momberschap aan mijnen eheman hebbe opgezeid, en in dezen wederom geadsisteert met dr. G. Bos als mijnen hiertoe verkoren mombaar, nadat wij onze zielen bij ons overlijden in de genadige handen van God Almagtig, en onze lichamen ter aarde en eener eerlijke begraeffenisse bevolen hebbende, voor of bij dezen te casseren, te doden en te niete doen alle testamenten, huwelijksvoorwaarden of andere dispositien van uiterste wille, bij ons in de provintie van Overijssel voor eenig stad- of landgerigte tezamen of ieder in het bijzonderlijk mogten zijn opgerigt geweest, willende dat deze alleen na ons overlijden zal effect sorteren en nageleeft worden;

Vervolgens dan tredende tot deze onze tegenwoordige dispositie, zo verklare ik testator, na vooraf erhouden consent van den leenheer om over het oud-adelijke leengoed de Hofstede genaamd, met zijn oude en nieuwe, hooge en lage toebehoren, regt en geregtigheden van dien, alsmede over de twee stukken bouwland de Bandstukken genaamd, leenhorig geweest zijnde, onder den hoogadelijken huis Singraven, voor den dagelijksen rigter als andersints te mogen disponeren, aan mijne huisvrouwe de testatrice in dezen, uit eene bijzondere conjugale liefde en affectie te vermaken de tugt en het volle vrugtgebruik van het oude hoogadelijke leengoed de Hofstede genaamd, met zijn oude en nieuwe, hooge en lage landerijen en toebehoren, regten en geregtigheden van dien, gelegen in de boerschap Collendoorn in het kerspel van den Hardenberg, gelijk mede het volle genot en het vrugtgebruik van twee stukken bouwland, de Bandstukken genaamd, leenhorig geweest zijnde, onder den hoogadelijken huise Singraven, zullende vervolgens deze hier bovengenoemde goederen om bijzondere redenen mij daartoe moverende, na doode van deze mijne lieve huisvrouwe vererven en versterven op den hoogwelgeboren gestrengen heer Johannes Galenus baron van Sijtzama, derde zoon van den hoogwelgeboren gestrenge heer M.P.D. baron van Zijtzama, zijn hoogwelgeboren gestrenge daarin tot mijnen erfgenaam nominerende en instituerende bij dezen, of bij vooroverlijden op desselfs als dan in leven zijnde oudste broeder, denzelven daarin instituerende.

Uit het pachtboek van de havezate Heemse blijkt dat het erve de Hofstede of Iden te Collendoorn aan ’t einde van de achttiende eeuw werd bemeijerd (gepacht) door Jan Gerrits Seinen en echtgenote Hendrikje Grendelman. Zij waren op 24 april 1796 te Hardenberg getrouwd (op 2 april waren de huwelijksvoorwaarden vastgelegd door schout J.G. Pruim). Zij betaalden jaarlijks aan pacht 20 mudden rogge, 5 mudden zandboekweit en 50 guldens aan geld. Het huurcontract was aangegaan op 8 augustus 1797. 

Jan Gerrits Seinen overleed op 13 december 1806, waarna Hendrikjen Grendelman op 28 juni 1807 te Heemse hertrouwde met Jan Lenneps uit Den Velde.

Notaris Antoni van Riemsdijk was op 5 juli 1820 op het erve de Hofsteede, numero 16, op het Holt, op verzoek van Jan Lenneps, weduwnaar en boedelhouder van Hendrikjen Grendelman (vroeger echtgenote en weduwe van Jan Seinen), landbouwer op het erve de Hofstede. Hendrikjen was overleden op 4 juni 1819 en zes dagen later begraven op ’t kerkhof te Heemse. De notaris maakte een boedelinventaris op. Tot de onroerende eigendommen behoorde de katerstede het Seinen, liggende op het Holt, bestaande uit derzelver behuizinge numero 18, met grond en wheere en begraafplaats op ’t kerkhof te Hardenberg (aktenr. 187, scan 252).

Een half jaar later, op 12 december, hield dezelfde notaris een boedelinventarisatie op den Huize Heemse, no. 56, te Heemse, op verzoek van de hoogwelgeboren heer jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen de hoogwelgeboren vrouwe Maria Clara gravinne van Rechteren, lid van de Ridderschap dezer provincie en breedgeërfde, domiciliërende op den Huize Heemse, zo voor zichzelven uit hoofde der gemeenschap van goederen tusschen zijn hoogwelgeborene en deszelfs wijlen ehevrouwe bestaan hebbende en als derzelver mede-erfgenaam voor een-vierde gedeelte haarer nalatenschap en als vruchtgebruiker van een ander vierde gedeelte derzelve, krachtens haar testamentaire dispositie op den 2 februari 1813 gepasseerd, als in naam en kwaliteit van vader en wettigen voogd van Willem Jan Petrus van Foreest, student in de rechten aan de Hooge School te Utrecht, oud 20 jaaren, Nannette van Foreest, oud 15 jaaren, Christina Louisa van Foreest, oud 13 jaaren, Theodora Sophia van Foreest (oud 9 jaaren) en Christina Ebella Cornelia van Foreest (oud 7 jaaren), deszelfs minderjarige kinderen. Tot de vele onroerende goederen behoorde het erve de Hofstede, gelegen op het zogenaamde Holt onder Collendoorn, ten oosten den Marsch, en bestaande uit deszelfs behuizinge en schuur, numero 16. Het erve werd bemeijerd (gepacht) door Jan Lenneps en echtgenote Hendrikje Harms Nijman (aktenr. 240, scan 16).

Jan Lenneps hertrouwde op 5 mei 1821 te Heemse met Hendrikje Harms Nijman uit de buurtschap Meer bij Den Ham.

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 10 juni 1823 twee akten in de keuken van het woonhuis numero 16 van het erve de Hofstede op het Holt onder Collendoorn, uitziende met twee vengsterramen op den zogenaamden Niënhoek, wordende bemeijerd en bewoond door Jan Lenneps en vrouwe Hendrikjen Nijman. De heer en vrouw des huizes lieten die dag hun testamenten registreren (aktenr. 296 en 297, scan 174 en 175). Een maand later, op 18 juli, overleed Jan, op 50-jarige leeftijd.

Bij de aanvang van het kadaster in 1832 werd de Hofstede op ’t Holt geregistreerd als sectie B-422 op legger 101 ten name van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse.

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1832.

Legger 101/233: Sectie B-422. Huis en erf. 

In de Overijsselsche courant van 29 juli 1842 werd de openbare verkoop aangekondigd van o.a. het erve Hofstede of Iden.

Het 65e perceel betrof het erve Hofstede of Iden genaamd op het Holt, bestaande in een woonhuis, varkenshok en borg, met derzelver gronden en wheeren, staande en gelegen aan de noordkant van de publieke weg, voorkomende onder sectie B-422. Jan Bouwhuis uit Heemse bood bij inzate 2700 gulden. Bij de definitieve veiling werd het bod verhoogd tot 2800 gulden door Hendrikus Kampers, landbouwer te Loozen. Bij de daarop volgende gecombineerde veiling van kavels 53, 54, 65, 66 etc. werd het hoogste bedrag geboden door Hendrik Lenters Derkszoon, landbouwer te Collendoorn, namelijk 10.040 gulden. Op 31 augustus besloot jonkheer Jacob van Foreest van Heemse dat het geboden bedrag voldoende was en daarom werd Lenters de koop gegund.

In 1849 redres. Over op:
Legger 589/18: Eigendom van Hendrik Lenters en Berendina Scholten te Heemserveen. Zij zijn op 21 november 1828 getrouwd te Heemse. Tussen 1839 en 1842 verhuisde het gezin van Heemserveen naar Collendoorn. Huisnr. L-3. Huis, erf, schuur en stookhok.

Op 8 mei 1874 verleed notaris J.G. Troost een akte op verzoek van Hendrik Lenters en Berendina Scholten. Zij deden dat ter voorkoming van alle moeielijkheden, oneenigheden en verwikkelingen, welke bij hun eventueel overlijden tusschen hunne kinderen en verdere afkomelingen zouden kunnen ontstaan over de verdeeling van hunnen gemeenschappelijken boedel en hunne nalatenschappen. Daarom maakten Hendrik en Berendina bij leven al een boedelverdeling. Tot de onroerende goederen behoorde de boerenplaats, sectie B-422 te Collendoorn. Bepaald werd dat de onroerende goederen overgingen in handen van zoon Hermannes Lenters (aktenr. 172, scan 207).

In 1882 boedelscheiding. Over op:
Legger 3743/6: Eigendom van Hermannes Lenters. In 1885 verkoop. 

Op 1 mei 1885 kocht Egbert van den Poll uit Bergentheim de boerderij op ‘t Holt van Hermannes Lenters, met land en enkele roerende goederen voor den prijs van twintig duizend en vijftig gulden. In de koopakte lezen we de beschrijving van de aankoop, waarbij niet alleen de boerderij, de landerijen, een paard en machines, maar ook enkele zitplaatsen in de kerk en een begraafplaats op het kerkhof worden genoemd:
De ondergetekende Hermannes Lenters, landbouwer wonende op het Holt te Collendoorn gemeente Ambt Hardenberg, verklaart te hebben verkocht aan den mede-ondergetekende Egbert van den Poll, landbouwer wonende te Bergentheim gemeente Ambt Hardenberg, die verklaart van hem te hebben gekocht
I. De geheele aan den verkooper in eigendom behoorende boerenplaats liggende op het Holt onder de gemeente Ambt Hardenberg en gedeeltelijk onder de gemeente Gramsbergen, te weten: een nieuw gebouwde boerenwoonhuis en erf met stookhut, bouwland, hooiland, weiland, grasgrond, hakhout, water, broekweiland, heide, veen en zandgrond onder de gemeente Ambt Hardenberg […] te zamen groot 28 hectaren 39 aren 8 centiaren.

De aanvaarding van het gekochte vond plaats op 1 november 1885. In de tussentijd woonde Egbert al in op de boerderij en was hij begonnen met werkzaamheden. Ook mocht hij zijn koeien laten grazen op de koeweide. Daarnaast kon hij begin november beschikken over al de mest die gedurende het jaar was geproduceerd. Op 28 oktober 1887 trouwde Egbert van den Poll met Berendina Johanna Stoeten uit Rheeze. Hun huwelijk zou gezegend worden met tien kinderen. Egbert was geboren op de Slothoeve in Bergentheim. Hij werd daarom ter onderscheiding van anderen Slot-Eb genoemd.

Kabinetfoto van het echtpaar Van den Poll met hun twee jongste kinderen. V.l.n.r.: Gerrit (1905-1991), vader Egbert van den Poll (1854-1931), moeder Berendina Johanna Stoeten (1865-1918) en Lubbertha Johanna (1907-1968) (Collectie Historische Vereniging Hardenberg).

Legger 4512/5: Eigendom van Egbert van den Poll, landbouwer te Collendoorn (en consorten). In 1885 sloop, stichting, splitsing en vereniging. Over op:

Legger 4512/34: Nieuwe sectie B-5669. Huis, schuur en erf. In 1886 verval vrijdom. Over op:
Legger 4512/36: In 1887 vereniging. Over op:

Legger 4512/39: Nieuwe sectie B-5705. Huis, schuur en erf. In 1897 bijbouw. Over op:

Legger 4512/41: In 1911 vond een grote verbouwing plaats. Ter herinnering aan deze ingreep werd een gevelsteen geplaatst met de initialen van Egbert van den Poll en Berendina Johanna Stoeten. Over op:
Legger 4512/48: Huis, kookhuis, schuur en bouwland. In 1933 boedelscheiding. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1933.

Legger 9850/14: Nieuwe sectie B-7083. Huis en bouwland. Eigendom van Jan Harm van den Poll en echtgenote Aaltje Jonkhans op ’t Holt (voor 2/3e), Egbert Bernard Johan van den Poll (voor 1/6e) en Reinert Gerard van den Poll (voor 1/6e). In 1942 boedelscheiding. Over op:
Legger 11229/13: Eigendom van Egbert Bernard Johan van den Poll (geb. 25-11-1929) en Reinert Gerard van den Poll (geb. 04-04-1931). Het levenslang vruchtgebruik gezamenlijk en bij opvolging lag bij Jan Harm van den Poll en Aaltje Jonkhans. In 1946 opgenomen in de ruilverkaveling. Over op:
Legger 11229/15: Nieuwe sectie O-306. Boerderij, bouw- en weiland aan de Hofsteeweg. In 1970 successie. Over op:
Legger 13356/6: Eigendom van Egbert Bernhard Johan van den Poll en Reinert Gerard van den Poll (beide de helft) aan de Hofsteeweg 2.

De naam Ydenhoeve is pas in 1979 aangebracht, op de ligboxenstal. Het was een cadeau voor vader Egbert ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag. De naam bestond echter al veel langer. In de volksmond kende men de boerderij eigenlijk niet anders dan de Ydenhoeve en de kinderen Van den Poll werden in de buurtschap ‘de jongens van Yden’ genoemd, dus genoemd naar de boerderij. De oorsprong van de naam is niet geheel zeker. Waarschijnlijk moeten we voor de naam terug in de tijd, naar omstreeks 1700, toen de Hofstede bewoond (gepacht) werd door een zekere Yda (Ida). Toen de Hofstede niet meer werd bewoond door de Blanckvoorts, werd zij verpacht. De eerste pachter was waarschijnlijk ene Berend. Zijn vrouw Ida werd in 1694 en 1701 genoemd als pachtster Ida van de Hofstede. Waarschijnlijk werden de bewoners daarom meier op het Iden, Yden of Iedelen genoemd.

Tegenwoordig is ter plaatse de boerderijwinkel en beleefboerderij Ydenhoeve gevestigd…