In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t voormalige schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 23 juli 1751, waaruit blijkt dat het erve Bouwhuis in Den Velde op dat moment eigendom was van Floris Alexander baron Bentinck tot Langewissche en Wolda:

Ik Alb. van Riemsdijk, wegens hoger overigheit in der tijd verwalter scholtus van den Hardenberg etc., doe mede cond en certificere dat voor mij en keurnoten, als waren Albert Swijse en Gerrit Gerritsen, personelijk in desen gerigte gecompareerd en erschenen is de hoog welgeboren heer F.A. baron van Bentink, heer van Langewijssche en Wolda, als eigenaer van de Kleine Scheer onder Coeverden gelegen, seggende hoe hij comparant in proces is geraekt, voor het hoogadelijke landdrostengerigte van Zalland, tegens de hoogwelgeboren mevrouwe baronesse van Uterwijk, douairière van Raesfelt, vrouwe van Heemse, Alerdink en de Grote Scheer, wegens enig vene, onder de Grote Scheer of de boerschap Holthone gelegen, waerop van hem comparant als een uitheemse sijnde, cautie of borge, voor het gewijsde word geëijst, so is hij comparant bij desen te stellen tot een vast hypotheecq en onderpand, sijn erve en goed Bouhuis genaemd, gelegen in de boerschap ten Velde, onder desen gerigte gehorende, ten fine om ten allen tijden daer van kost en schadeloos te kunnen en mogen verhalen, alsodanige kosten etc. als over dit proces tot hem comparant mogte bij sententie komen te vallen, so van gerigts jura, salarissen van bedienden als andersints. In waerheids oirconde, hebbe ik verwalter scholtus voornoemd, dese also getekend en gezegeld. Actum Gramsbergen, den 23 julij 1751.

Floris Alexander Hyacinth baron Bentinck tot Langewissche en Wolda was geboren in 1705 en trouwde eerst met Juliana Bentinck tot Langewische en Wolda. Na haar overlijden was hij hertrouwd met Maria Elisabeth van Clevorn. Floris overleed op 26 november 1763. Het Bouwhuis zou vererven op zijn zoon Joachim Hermannus.

Op 7 september 1772 werd door de schout de overdracht geregistreerd van het erve Bouwhuis te Den Velde, het erve Eggengoor te Holtheme, een stuk van tien en een stuk van zes schepel land op de Holthemer Es, het Demesgooren, het aandeel Boekriemptysplaats, het Spijk of Vosmaate, de Hoge Maate, alle te Holtheme gelegen, door J.M. van Kirberin, gevolmachtigde van Joachim baron Bentinck tot Wolda, luid kwalificatie hiervoor ten protocol geregistreerd, aan Christiaan Warner Jacob baron van Coeverden tot den Doorn. Bovengemelde gevolmachtigde nam daarbij over een somma van 4000 guldens met verschuldigde rente die toekwam aan de erfgenamen Van Muijden, en een somma van 700 guldens die toekwam aan Gerrit Kwant, welke voornoemde twee kapitalen in gemelde goederen zijn gevestigd. De Joodse koopman Isaac Moses, waarbij de hypotheek van deze goederen berustte, verklaarde de voorstaande goederen uit het arrest te ontslaan.

In het rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we verder deze akte, gedateerd 1 mei 1776:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren bmr. G. Sierink en Ant. Odink, persoonlijk in den Gerigte gecompareerd en erschenen is, de heer burgermeester Hendrik Molckenbour in qualiteit als gevolmagtigde van de hoogwelgeb. gestr. heer C.W.J. baron van Coeverden tot den Doorn, en als gesubstitueerde gevolmagtigde van sijn hoogwelgeb. huisvrouw mevrouw Hendrina Jacoba baronesse van Coeverden tot den Doorn, geboren baronesse van Raesfelt, luid procuratie voor het weled. Scholtengerigte van Zwolle en over Zwoller carspel in dato den 14 novemb. 1774 gepasseerd en uitgegaan, alhier vertoond, gelesen en van waarden erkend; en verklaarde de heer comparant uit kragte van voorseide volmagt, voor een somma van coopspenningen bedragende eenduisend car.guldens, die door den coper op heden ten genoegen sijn voldaan en betaald, in name en van wegens sijn voorn. principalen uit derselver eigendommelijke allodiale erve Bouwhuis, gelegen in de boerschap ten Velde in dit Schoutampt, bij desen in de bestendigste forma landregtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen, aan Berend Snieder, wonende in de boerschap ten Velde, het woonhuijs van het erve Bouwhuijs voornoemd, beneffens de gooren bij het huijs, met het hout of boomgewas daarop staande, en een vierde part van eene whaere, welke hier word bijgelegt, als mede een koe te weiden in de bekende koeweide die in ’t gemeen geweid word de Slage genaamd, kennelijk gelegen aan de gemeente het Marsjen genaamd, sijnde gemelte woonhuis en gooren bezwaard jaarlijx met het vuurstedegeld daarop staande en vrij van verpondinge en contributie, en is de gemelde koeweide jaarlijx bezwaard met vijf stuivers ordinaris verpondinge en met seven stuiv. en twaalf penn. ordinaris contributie, en daarenboven met de extra ordinaris verhoginge van dien. Welke verpondingen, contributie en schoorstengeld jaarlijx op de bekende termijnen door den coper Berend Snijder sullen moeten worden betaald; voorts met sijn verdere lusten en lasten, soo als aan sijne voorn. principalen in eigendom heeft toebehoord, en volgens opgerigte coopbrief van dato den 11 decemb. 1774 aan voors. Berend Snieder is verkogt geworden. Doende de heer comparant in gem. qualiteit, daarvan bij desen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, sijne voorn. principalen daarvan also ontervende en den gem. coper en betaler Berend Snieder en sijne erfgenamen daar wederom aanërvende; belovende de heer comparant in gem. qualiteit ook dese cessie en overdragt ten allen tijden te sullen staan, wagten en wharen voor alle evictie en opsprake als na Landregte. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de heer comparant qqa getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 1 maij 1700 ses en seventigh.

Genoemde Berend Snijders was weduwnaar van Zwaantje Hendriks Buiter.