Prentbriefkaart van Welgelegen, ca. 1901 (Uitgever: A. Kropveld te Hardenberg).

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t voormalige Schoutambt Hardenberg vinden we een akte (inv.nr. 14, folio 70vo) betreffende de overdracht van ’t Welgelegen in Heemse (hoewel ’t niet bij naam genoemd wordt) door ds. Willem Stolte en burgemeester Golts aan advocaat Hendrik Leonard Mosburger en echtgenote H.H. Hulsebos, gedateerd 31 juli 1778:

Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten die waren Willem Meijer en Gerrit Vrijlink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen is, de weleerwaarde heer Willem Stolte, predicant te Heemse, voor sigselvs en in qualiteit als gevolmagtigde van de weledele gestrenge heer en mr. P.T. Golts, burgemeester en cameraar der stad Zwolle, luid procuratie voor burgermeesteren en schepenen en de raden der stad Zwolle op den 18 julij deses jaars gepasseerd en uitgegaan, alhier vertoond en gelesen; en verklaarde de heer comparant voor hem selvs en uit kragte van voorseide procuratie mede in name van sijn voorn. heer principaal, voor een somma van coopspenningen bedragende zevenduisend en vijfhonderd guldens, die aan hem heer comparant en desselvs heer principaal ten genoegen sijn voldaan en betaald, bij desen in de bestendigste forma landregtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen aan de heer advocaat H.L. Mosburger en desselvs ehevrouw mevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, een huis van wijlen de heer Scholtus Voltelen te Heemse met het keukentje en de stal of bouwhuis daarbij staande, den hof Aaftinkhof en de beide weiden ten wederzijden van de Allée of Cingeldijk voor het huis gelegen; benevens al het houtgewas daarop staande en de opgaande boomen in de Steege bijlangs den hof en op de Allée of Cingeldijk voorschreven, en dan nog een vierendeel van een whaere uit het erve Aaftink met het gestoelte en begraafplaatse in de kerk te Heemse. Alle tesamen kennelijk staande en gelegen te Heemse en met sijn raad en onraad, lusten en lasten van dien. Alles zoo en in diervoegen als dese goederen, die tezamen allodiaal zijn, door den heer comparant en desselvs heer principaal op den 19 februarij laatstleden volgens coopscontract aan voorschreven heer advocaat H.L. Mosburger en desselvs ehevrouw verkogt zijn. Doende de heer comparant voor hem selvs en in voornoemde qualiteit daarvan bij desen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, hemselvs en sijn gem. heer principaal daarvan also ontervende, en de voorschreven copers en betalers de heer advocaat H.L. Mosburger met desselvs ehevrouw en erfgenamen daar wederom aanervende. Belovende de heer comparant voor sig selvs en in gemelde qualiteit, ook deze cessie en overdragt ten allen tijden te zullen staan wagten en wharen voor alle evictie en opsprake als na landregte. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de heer comparant pro se et q.q. getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 31 julij 1700 agt en seventigh.

Hendrik Leonard Mosburger was geboren in Zutphen. Op 10 september 1776 was hij daar in ondertrouw gegaan met Henrietta Helena Hulsebos. Zij was geboren in Nijmegen, maar ten tijde van het huwelijk woonachtig op de Arendshorst bij Ommen. Hun huwelijk werd op 4 oktober 1776 ingezegend in de kerk te Ommen.

In datzelfde archief vinden we deze akte (inv.nr. 14, folio 107vo), gedateerd 18 mei 1780:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Jan Jacobs en Arend Ophof, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn de heer doctor Hendrik Leonard Mosburger en desselvs ehevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, tutore marito, woonagtig te Heemse; en verklaarden zij comparanten, wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen aan de heer Barend van Borne, burgermeester der stad Hardenbergh, een capitale somme van drieduisend eenhonderd en vijftigh car. guldens ad twintig stuiv. het stuk, zegge 3150 guldens. Aannemende en belovende zij comparanten dezelve jaarlijks en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met drie gelijke guldens van ieder honderd gerekend. Verklarende zij comparanten, onder renuntiatie van alle exceptien, die desen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand daarvoor te verbinden en te stellen haar comparanten eigendommelijke allodiale woonhuis en de stal of bouwhuis, met den hof, en den daarbij gelegen Aaftinkhof, en de beide weiden ten wederzijden van de Allée of Cingeldijk, voor het gem. huis gelegen, en dan nog een vierendeel whaare uit het erve Aaftink en met zijn verdere regt en geregtigheid daarbij gehorende, tezamen kennelijk staande en gelegen te Heemse, alles zoo en in diervoegen als deze goederen door haar comparanten van wijlen den heere burgermeester P.T. Golts en van de heer predicant Will. Stolte aangekogt en op den 31 julij 1778 aan haar zijn getransporteerd geworden, ten einde om ingeval van onverhoopte misbetalinge zo van capitaal als renten als dan het bovengemelde capitaal van drieduisend eenhonderd en vijftig guldens met de onbetaalde interessen daaraan ten allen tijden kost en schadeloos te kunnen en mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd met de comparanten getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 18 maij 1700 en tachentigh.

De volgende akte dateert van 2 oktober 1783:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Derk Assen en Teunis Waterink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn de heer doctor H.L. Mosburger en deszelvs ehevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, tutore marito; en verklaaden zij heer en vrouw comparanten, wegens opgenomene en ter leen ontvangene penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen aan de hoogwelgeb. gestr. heer T. baron de Nostits, generaal major van de infanterie ten dienste dezer landen, commandeur van Coeverden etc. etc., een capitale somme van tweeduisend en vierhonderd guldens ad twintig stuivers het stuk, zegge 2400 guldens. Aannemende en belovende zij heer en vrouwe comparanten dezelve somme zonder voorgaande opzage in demaand maij des aanstaande jaars 1700 vierentachentigh aan zijn hoogwelgeb. gestr. te zullen restitueren met een interesse tegens vier guldens van ieder honderd in het jaar gerekend. Verklarende zij heer en vrouwe comparanten onder renuntiatie van alle exceptiën die dezen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand daarvoor te verbinden en te stellen, haar comparanten eigendommelijke woonhuis, met het voorhuis en hof, benevens den daarbij gelegen Aaftinkhof en de beide weiden ten wederzijden van de Allée voor het huis gelegen, tezamen kennelijk staande en gelegen alhier te Heemse; ten einde om in geval van onverhoopte misbetalinge, zo van capitaal als renten, als dan het bovengemelde capitaal van tweeduisend en vierhonderd guldens met de interesse van dien, daaraan kost en schadeloos te kunnen en te mogen verhalen. In kennisse der waarheid is dezen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de heer en vrouwe comparanten getekend en gezegeld. Actum Heemse, den 2 october 1700 drie en tachentigh.

De van oorsprong uit Leipzig afkomstige generaal-majoor Traugodt baron de Nostitz was groot-majoor van de stad Coevorden. Hij overleed in april 1786.

En vervolgens deze akte (inv.nr. 14, folio 293vo), gedateerd 12 augustus 1786, waarbij ’t Welgelegen (opnieuw zonder de naam te noemen) werd overgedragen aan de erfgenamen van baron De Nostitz:

Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh, cum annexis, doe hiermede te weten dat wijlen de heer generaal major T. baron de Nostitz, op den 9 november 1784, de door dezen weledelen gerichte, ter instantie van Isak Mosesz gedistraheerde goederen van doctor H.L. Mosburger en vrouwe, hebben aangekocht, zijnde een huis en de stal of bouwhuis daarbij staande met den hof en daarbij gelegen Aaftinkhof, en de beide weiden ten weerzijden van de Allée of Singeldijk voor het huis gelegen, benevens al het houtgewas daarop staande, en de opgaande boomen in de Steege bijlangs den Hof en op de Allée of Singeldijk voorschreven, en dan nog een vierde deel van een waare uit het erve Aaftink, en het gestoelte en begraafplaatze in de kerk te Heemse, alle te zaamen kenlijk staande en gelegen tot Heemse – en dat wijlen den heer kooper, de koopspenningen daarvan ad vierduizend zevenhonderd eenen gulden, aan dezen weledelen gerichte heeft overgeteld en voldaan; zo is ´t dat ik verw. Scholtus voornoemd, en keurnooten, die waren de ed. M. Pruim en D.J. Kremer, ten fine en effecte als naar rechten, bij dezen mijnen openen brieve ex officio transportere en in vollen eigendom overdrage aan de erfgenaamen van wijlen den welgemelden heer T. baron de Nostitz, de bovengenoemde gekochtte en betaalde bij executie gedistraheerde goederen van Dr. H.L. Mosburger en vrouw voornoemd, bestaande als boven vermeld, ende zulks met hun recht en lasten en in zoodaane natuure en grootte als ze door geëxecuteerden zijn bezeten. Alles ingevolge de koopsconditien onder dezen ed. gerichte berustende, mitsgaders ingevolge landrechte en nadere reglementen. In kennisse der waarheid hebbe ik verw. Scholtus voornoemd, deze getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh, den 12 augustus 1700 zes en tachtig.

Vervolgens ging ritmeester Carel Johan Wilhelm baron de Nostitz over tot de veiling van de ‘plaisante buiten-plaats genaamd Welgeleegen’, zoals blijkt uit deze advertentie in de Zuid-Hollandsche courant van 31 januari 1787:

Daarna volgt deze overdrachtsakte in het vrijwillig rechterlijk archief, gedateerd 28 maart 1788:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe kond en certificeere: dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. J. Muller en Jan Otten, persoonlijk in den gerichte gecompareerd is, de hoogwelgebooren gestrengen heere Carel Johan Wilhelm baron de Nostitz, ritmeester ten dienste dezer landen, voor zich en als gevolmagtigde van deszelvs ehe-gemaalinne vrouwe Henriëtta Augusta von Nostitz, luid volmagt alhier vertoond, gelezen, van waaden erkend, met het exhibitum betekend en hierna ten prothocolle geregistreerd; en verklaarden hij heer comparant pro se et q.p., bij dezen voor eene summa van koopspenningen, die den eersten met den laatsten van dien, aan hem heer comparant ten genoegen zijn voldaan en betaald, in de meestbundigste forma landrechtens te transporteeren en in vollen eigendom over te dragen aan Jan Noorink op den Rustenberg, de gerechte halfscheid van het goed Welgelegen, kenlijk staande en gelegen te Heemse, met alle deszelfs rechten en gerechtigheden, raad en onraad, lusten en lasten van dien, niets uitgezonderd; zijnde de andere gerechte halfscheid van hetzelve goed op heden aan Levij Israëlsz en vrouw te Coeverden getransporteerd: en, zijnde deze goederen aan Jan Noorink en voorz. Levij Israëlsz en vrouw verkocht, zoo en indiervoegen, als dezelve door wijlen de heer generaal major baron de Nostitz, bij executie van dr. H.L. Mosburger en vrouw zijn aangekocht, en bij welgem. wijlen heer generaal major baron de Nostitz, en na deszelvs overlijden, door den heer comparant en vrouw bezeten zijn. Doende hij heer comparant pro se et q.p. van opgemelde halfscheid van ’t goed Welgelegen bij dezen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, hem en zijne vrouw constituënte en derzelver erfgenaamen daarvan alzoo ontërvende bij dezen, en de voorn. kooper en betaaler Jan Noorink en deszelvs erfgenaamen daar wederom aanërvende: met belofte om ook deze cessie en overdragt ten allen tijde te zullen staan, wachten en whaaren voor alle evictie en opspraake als naar Landrechte. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn. deze benevens den heer comparant getekend en gezegeld; nadat alvoorens door den heere verkooper aan den kooper vertoond was dat de overige collateraale naaste vrienden van wijlen den heer generaal major baron de Nostitz bij gerichtlijke acten, van alle praetensien, welke zij op deze verkochte goederen mochten kunnen formeren, hadden gerenuntieerd. Actum Heemse, den 28 maart 1700 achtentachtigh.

Zoals in bovenstaande akte vermeld, werd de andere helft van ’t Welgelegen op dezelfde dag overgedragen aan het joodse echtpaar Levi Israëls en Sippora Salomons te Coevorden. Ook werd op die dag een hypotheekakte geregistreerd waaruit blijkt dat Levi en Sippora 2000 carolyguldens hadden geleend van de heer D.G.B. Dalhoff, capitain ingenieur ten dienste van den staat der Vereenigde Nederlanden, en diens echtgenote Zwaantjen Weijman. Vanzelfsprekend stelden ze hun eigendommelijke helft van ’t Welgelegen tot onderpand. Daarnaast stelden Jan Noorink en Derk Odink en echtgenote Berendina Rustenberg zich tot borgen voor het echtpaar Israëls. Ruim 2 jaar later werd de hypotheekakte doorgehaald, omdat het volledige geleende bedrag al was terugbetaald.

Op 25 juni 1790 verscheen Levij Israels, joods koopman te Coevorden, voor de plaatsvervangend schout G.J. Crull. Op die dag verklaarde hij, mede als gevolmachtigde van zijn echtgenote Sippora Salomons, de helft van het goed Welgelegen te hebben verkocht en over te dragen aan Jasper Zweers en echtgenote Lutgertje Moleman te stad Hardenberg. De andere helft behoorde nog altijd aan Jan Noorink, de kastelein van de Rustenberg.

Om de aankoop van hun ‘halfscheid’ van ’t Welgelegen te kunnen financieren, leenden Jasper en Lutgertje Zweers 2000 carolyguldens van D.G.B. Dalhoff, kapitein ingenieur in dienst van de Verenigde Nederlanden, en van diens echtgenote Zwaantje Weijman. De hypotheekakte werd ook op 25 juni 1790 geregistreerd. In die akte verklaarden Jan Noorink, Derk Odink en echtgenote Berendina Rustenberg, dat ze als borgen instonden voor het geleende geldbedrag.

Overijsselsche courant, 15 augustus 1820.

Op 14 november 1820 verbleef notaris Antoni van Riemsdijk op den huize en goed Welgelegen, numero 43, te Heemse. Hij deed dat op verzoek van de hoogwelgeboren jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen Maria Clara gravin van Rechteren, lid der ridderschap van Overijssel en breedgeërfde, wonende op Huize Heemse, numero 56 te Heemse. De jonkheer was vruchtgebruiker van ’t Welgelegen. Dat was hij geworden door de testamentaire dispositie van 10 april 1818 van zijn schoonvader Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren tot Collendoorn, weduwnaar en boedelhouder van vrouwe Ermgard Ebella Juliana baronesse van Raesfelt. De graaf was op Welgelegen gestorven op 12 augustus 1820. Op de bewuste 14e november hield Van Riemsdijk een inventarisatie van de boedel en nalatenschap van de graaf. Tot diens bezittingen behoorde het erve en goed Welgelegen, bestaande uit deszelfs behuizinge numero 43, bevattende behalven eene keuken en kelder, mitsgaders een klein opkamertjen boven laatstgenoemden, gelijkvloers drie grootere en een kleinder vertrek en boven dit alles eene zoldering over dezelve geheele behuizinge c.a. Verder behoorden ook de havezate en het goed Collendoorn en andere onroerende goederen tot de nalatenschap van de graaf. Naast een uitgebreide inventarisatie van alle onroerende goederen, registreerde Van Riemsdijk de in Huize Welgelegen aanwezige roerende goederen. Daartoe behoorden o.a. een Friese staartklok (getaxeerd op 27 gulden), een schilderijtjen met een zwarte lijst en glas, voorstellende de executie van Lodewijk de Zestiende, koning van Frankrijk (begroot op 15 cent), een vergulde koperen zonnewijzer met zijn looden voetstuk, een draagbare brandspuit met toebehoren, een sabel met een koperen gevest, een graad-boog van Kley te Rotterdam en een dito van Cole te London, een plaat met een monument van prins Willem de Vijfde, laatste erfstadhouder van Nederland, in vergulde lijst en glas met zwarte rand, een schilderij in olieverf met lijst en glas voorstellende een schip in noodgevaar bij storm (aktenr. 233).

Overijsselsche courant, 16 december 1825.

Bij de invoering van ’t kadaster in 1832 werd het Welgelegen geregistreerd in sectie B-763 op legger 101, als eigendom van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Op 1 augustus 1834 werd door notaris Antoni van Riemsdijk het testament beschreven van Zeger de Jongh, op het goed Welgelegen, woonhuis no. 43 te Heemse. Hij was controleur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen te Hardenberg. De Jongh was weliswaar lichamelijk ziek en zodanig ter neder liggende in een pavilloen, staande in de zogenaamde steenen-kamer van het voorzeide woonhuis, doch wezende gezond van ziel, zijn verstand, geheugen en oordeel volkomen hebbende. Hij benoemde zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Maria Putman Cramer tot enig en universeel erfgenaam (aktenr. 1110).

Drie maanden later, op 6 november, werd door dezelfde notaris een openbare verkoop van allerhande roerende goederen gehouden, op verzoek van Johanna Wilhelmina Maria Putman Cramer, de weduwe van Zeger de Jongh, wonende op Huize Welgelegen (aktenr. 1131). De heer De Jong was op 16 augustus 1834 overleden in huisnr. 34. 

Notaris Antoni van Riemsdijk verleed op 5 mei 1836 een akte op verzoek van de hoogwelgeboren heer Jan Arent baron van Ittersum, ontvanger der directe belastingen en accijnsen ter gemeentens de Stad en Ambt Hardenbergh, wonende op het goed Welgelegen ten dorpe Heemse. In die akte gaf hij een machtiging af (aktenr. 1212). 

Fragment van kaart met geprojecteerde aanleg van het kanaal van de Dedemsvaart naar Heemse (nimmer gerealiseerd), anno 1848.
De zgn. ‘opzweringsstaat’ van Jan Arent baron van Ittersum, d.d. 6 maart 1852.

In april 1852 verleed notaris Willem Swam een hypotheekakte op verzoek van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse en echtgenote Helena Gesina baronesse van Coeverden, wonende op den Huize Heemse. Het betrof een schuld ad 3500 gulden aan mr. Willem Steven van der Gronden, advocaat en notaris te Zwolle. Verschillende onroerende goederen werden in onderpand gegeven, maar ook het Huize Welgelegen (aktenr. 1864).

Notaris Van der Muelen begon op 10 oktober 1854 met een grote openbare verkoop op verzoek van Wilhelmina Francina, Juliana Louisa, Christina Louisa en Theodora Sophia, de vier nagelaten dochters en beneficiair erfgenamen van wijlen hun vader jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Kavel nr. 1 bestond uit een huis met schuur en tuin, Welgelegen genaamd, staande en gelegen te Heemse onder sectie B-762 en B-763. Dit perceel werd ingezet door Jan Arent baron van Ittersum voor 2503 gulden. Bij de afslag werd het door hem gemijnd voor 2510 gulden. Bij de definiete verkoop kocht hij de percelen 1 t/m 6 voor en namens zijn echtgenote vrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse, alsook het 20e en 22e perceel, voor een totaal van 3.331 gulden.

Op 13 mei 1856 werd de eerste steen van het nieuwe landhuis Welgelegen gelegd door de 18-jarige Willem baron van Ittersum. 

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 28 augustus 1867 meldde:
Heemse, 24 aug. Heden namiddag omstreeks zes uur ontstond alhier brand in eene schuur, tevens hooiberg, van den heer baron Van Ittersum, welke brand zich aanvankelijk gevaarlijk liet aanzien, daar het brandende perceel op korten afstand van het woonhuis van gemelden heer stond, en men elk oogenblik vreesde dat de vlammen zich aan dat gebouw zouden mededeelen. Door spoedig aangebragte hulp en de goede werking eener brandspuit uit Hardenberg, mogt het gelukken den brand meester te worden, en het heerenhuis te behouden. De schuur en hooiberg echter zijn verbrand. De oorzaak van den brand wordt gezocht in het broeijen van het hooi. Niets was tegen brandschade verzekerd.

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1880.
Foto van Welgelegen uit de collectie van de fam. Sirtema van Grovestins-Hasseley Kirchner, ca. 1900.
Prentbriefkaart van huize Welgelegen, anno 1905 (Uitgever: J. Olthoff te Hardenberg).
Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1913.
Prentbriefkaart van Huize Welgelegen.
Foto van villa Welgelegen en omgeving, circa 1930. Links de boerderij van de fam. Boers. Fotograaf: P. van Grieken te Hardenberg.
Zwaantine Theodore Walter, weduwe van Willem baron van Ittersum (1852-1952).
Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1940.
Foto van Welgelegen als museum Oudheidskamer.
Prentbriefkaart van Huize Welgelegen als Oudheidkamer.
Ds. E.J. Loor maakte deze fraaie dia van Welgelegen, vanuit de toren van de hervormde kerk, anno 1963.
Huize Welgelegen, het onderkomen van Vechtstede Notarissen.