Dit houten huis stond van 1928 tot 1933 op het land, toen nog heide, van de familie Woertel aan de Radewijkerweg. Dit type woning werd in Oostenrijk veel gebouwd. Door een aannemer uit Friesland, die dergelijke huizen ook op Ameland had gezet, werd met hulp van plaatselijke timmerlieden als Bodewitz en Woertel het bouwen van zo’n woning in Radewijk gerealiseerd. De leiding van de bouw lag in de handen van een Oostenrijker. Tot verbazing van de timmerlieden uit de buurt bestond zijn gereedschap alleen uit een kleine bijl, waar hij alles mee deed. Het fundament bestond uit veel dennenpaaltjes en een kelder onder een hoek van het huis. Deze kelder is nog altijd aanwezig in het weiland en bood in de oorlog bescherming aan onderduikers als een razzia dreigde. De woning is in 1933 afgebroken en in Heerenveen herbouwd.

 

Het jachthuis De Participant met auto’s van de jachtcombinatie.

 

 

Originele bouwtekeningen in het archief van de voormalige gemeente Ambt Hardenberg (1922-20).

 

Het huis is in Radewijk neergezet door een jachtcombinatie, om onderdak te bieden aan een jachtopziener en diens gezin, genaamd Lozekoot. Het huis kreeg de naam De Participant. In 1921 kwam deze jachtopziener vanuit Steenwijkerwold naar Radewijk om hier het jachtveld te bewaken. Hij woonde met zijn gezin in het huisje van Grobben-Gees. Momenteel wordt dat huis bewoond door de familie Ekkelenkamp aan de Westeindigerdijk.

 

Salland’s Volksblad, 29 februari 1924.

 

Het jachtgebied was aanvankelijk enkele honderden hectaren groot. Op Hollands grondgebied vanaf Radewijk-Achterin (De Tippe), richting Holtheme, scheiding spoorlijn Hardenberg-Gramsbergen, Coevorden, Loozerveld, Hoogenweg, Venebrugge en Wielen. Het jachtgeld dat betaald werd aan de Hollandse grondeigenaren bedroeg een kwartje per hectare. Later werden ook in Duitsland grote stukken grond erbij gehuurd. Zo konden de jagers nu ook struinen door de Nachbarländer, zoals Laarwold, Echtelerveld, Heesterkante, Twistfeld, Wielen, Radzel en Itterbecke. In ruil voor de jacht in het Duitse gebied werd door de combinatie geïnvesteerd in de aanleg van het nog ontbrekende elektriciteitsnet. De jagers waren: notaris H.J. Kamp uit Heerenveen, advocaat-procureur A. Kamp uit Den Haag, commissaris van de Frico-fabrieken en kunstschilder Piet van der Hem, oliefabrikant De Boer uit Joure, de bankiers Van Leyden en Blauw, beeldhouwer Dupuis, en jonkheer Stoop uit Ommen. Vaak kwamen ook de heren Baron Sloet van Oldruytenborgh, jonkheer De Ranitz en de heer De Kuyper – u weet wel, van de bekende likeurstokerij – jagen op de Radewijker velden.

 

Kadastrale hulpkaart, anno 1929. In het noord-noordwestelijk deel van het perceel sectie D-634 staat de Participant.

 

Er werd gejaagd met circa tien geweren en dertig drijvers. Veel bewoners uit het jachtgebied gingen mee op drijfjacht. Ze kregen hiervoor een knaak tot drie gulden per dag en ’s avonds een lekkere borrel. Het was voor hen zo ook een verzetje. Hekman uit Radewijk ging met paard en wagen mee voor het vervoeren van het toen nog overtollig aanwezige wild. De jagers werden vervoerd op een een-assige aanhangwagen (achter een auto). Er was plaats voor ongeveer tien jagers en geweren. Tijdens een van die ritten met deze ‘jachtwagen’ passeerde men de christelijke school in Radewijk. Plots stak een jongetje de weg over en moest men hard remmen om het ventje te ontwijken. Een van de hoge heren maakte een buiteling over de weg, maar mankeerde niets. Wel kreeg het kind een fikse draai om de oren, tot woede van jachtopziener Lozekoot.

 

Cornelis Lozekoot, de jachtopziener.

 

 

Lozekoot had tijdens deze drijfjachten zware dagen. Hij werd alle poelen en plassen ingestuurd, terwijl de overige drijvers en jagers er netjes omheen liepen. Na de drijfjacht gingen de heren uitgebreid napraten over de jacht in de aanwezige jachtkamer van De Participant. Met grote borrels en nog grotere verhalen ging het er nogal eens wild aan toe. Bij een van die verhalen werd een geweer gehanteerd. De petroleumlamp die aan de zolder hing, werd met een schot aan barrels geschoten. Er werd ook eens een vol schot hagel op de open haard gelost, zodat er een begin van brand ontstond. Het is te begrijpen dat de familie Lozekoot opgelucht was zodra de heren weer vertrokken naar hotel Baving in Hardenberg. Daar werd gegeten en gedronken, tot in de kleine uurtjes. Natuurlijk werd er, zowel hier als in Duitsland, op grote schaal gestroopt. Daarom was Lozekoot ook onbezoldigd veldwachter. Helaas zijn niet veel stropersverhalen bewaard gebleven, maar bij een toen bekende Radewijkse familie zijn in die jaren meer dan tien geweren in beslag genomen. Een lid van die familie werd eens op de volgende manier ingerekend:

Op een regenachtige wintermorgen was Lozekoot in het Radewijkerveld en hoorde een geweerschot. Het veld afziend zag hij op het bouwland in de verte een stroper met geweer. Hij vroeg zich af hoe hij de dader te pakken kon krijgen. Plots kreeg hij een ingeving. Bij een boer in de buurt leende hij een zwarte rok en een oude paraplu. Zo zag de stroper een oud gebogen vrouwtje naderen dat zelfs nog even hurkte om, zoals toen gewoonte was, een plasje te doen. Zodoende had Lozekoot de stroper tot op enkele meters kunnen benaderen. Deze was bijzonder onaangenaam verrast toen de zwaar besnorde jachtopziener vanonder de paraplu tevoorschijn kwam. Met een luide vloek gaf de stroper voor de zoveelste keer zijn geweer aan Lozekoot. Later konden ze er beiden smakelijk om lachen.

 

Salland’s Volksblad, 1 juli 1932.

 

 

Foto gemaakt tijdens een drijfjacht met de wildwagen van Hekman: vlnr op de wagen: De Spin, (met hoorn) Koos Brink, (met hoed) Frits Scholten en Cor Lozekoot jr. Voor de wagen vlnr: E. v. Leyden, H. Kamp jr., Van Loon, L.J. v.d. Mandele, P. v.d. Hem, H.J. Kamp, Hekman, (met twee hazen) W. Ekkelenkamp, (met stok) J. Woertel; de personen achter Woertel onbekend.

 

In 1933 werd de jachtcombinatie opgeheven. Het was een slechte tijd en jacht was een luxe, dus werd Lozekoot ontslagen. Hij kreeg bij zijn ontslag geld om acht koeien te kopen en vertrok naar Elst om als boer aan de slag te gaan. Een nieuwe kleinere combinatie werd snel daarna opgericht door H.J. Kamp en Piet van der Hem. In 1934 verliet Van der Hem de combinatie, vermoedelijk omdat nazi-Duitsland hem te gevaarlijk werd. In Duitsland werd een nieuwe jachtopziener aangesteld genaamd Scholten-Frits. Alles begon op zijn eind te lopen, ook in Duitsland. Hitler kwam aan de macht en alles veranderde in ras tempo.

 

Wanneer de jachtcombinatie een klopjacht hield, werden vaak grote hoeveelheden hazen, patrijzen, houtsnippen en ander wild geschoten. Ook werd eens een witte haas van bijna 15 pond bemachtigd, zeker een afstammeling van de indertijd uit Hongarije geïmporteerde en op het jachtveld alhier ‘gepote’ hazen.

 

In een krant van 1934 wordt nog melding gemaakt van een klopjacht van notaris Kamp uit Heerenveen. Met zes geweren werden 23 hazen, 7 konijnen, 23 fazanten, 1 patrijs en 1 houtsnip geschoten. In De Kooi werd een vos neergeschoten. In 1935 kwam H.J. Kamp door een ongeluk met een jachtgeweer om het leven. In het tijdschrift De Nederlandsche Jager schreef C.C. Blaauw: Op 16 februari is hij jagend, ten gevolge van een noodlottig ongeluk, op ’t veld van eer in ’t harrenas gevallen.

 

De kelder herinnert nog aan de Participant…