In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 27 augustus 1782:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Willem Meijer en Thijes Kremer, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen is Harmen Welink en zijn huisvrouw Geesjen Derksen, tutore marito, woonagtig te Reeze; en verklaarden zij comparanten wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen aan juffrouw Maria Westhoff, weduwe van wijlen de heer Gerh. van de Marienbergh, wonende te Brugt, een capitale somme van vijfhonderd car. guldens ad twintig stuivers het stuk, zegge 500 guldens. Aannemende en belovende zij comparanten dezelve jaarlijks en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met vier gelijke guldens van ieder honderd gerekend; edog de interesse jaarlijks binnen vier weken na den verschijndag voldoende, als dan tegens drie gulden en tien stuivers percento; zullende het eerste jaar interesse hiervan wezen vervallen op den zeven en twintigsten augusti 1700 drie en tachentigh en zo vervolgens tot de aflosse continueren. Verklarende zij comparanten onder renuntiatie van alle exceptiën die dezen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen daarvoor tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden en te stellen haar comparanten eigendommelijke en door haar zelvs bewoond en gebruikt wordende keuterplaatse, Schepers genaamd, gelegen in de boerschap Reeze onder dit Schoutampt, en bestaande in het woonhuis met den daarbij gelegen gooren groot zes schepel lands, voorts een stukje lands groot een schepel agter den voorn. gooren gelegen, een stuk zaaijland groot zes schepel lands, gelegen in den Nijenkamp, met het daarbij gehorende regt van whaere in de markte van Reeze; en dan nog een dagwerk hooijland, gelegen in de Plasmaate agter de Vilsterborgh onder de boerschap Holtheme in dit Schoutampt, ten einde om in geval van onverhoopte misbetalinge, zoo van capitaal als renten, als dan het bovengemelde capitaal van vijfhonderd guldens met de onbetaalde interessen daaraan ten allen tijden kost en schadeloos te kunnen en mogen verhalen. In kennisse der waarheid is dezen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de comparanten getekend, en omdat zij comparanten geen zegels en hadden, zo hebbe op haar verzoek dezen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 27 augustii 1700 twee en tachentigh.

Harmen Welink en Geesjen Derks waren op 19 oktober 1765 in de kerk te Heemse in ondertrouw gegaan.

Dedemsvaartsche courant, 24 mei 1890.