Toen, op 02 juni 1749: een heel oud testament.
Het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg bevat o.a. dit testament, gedateerd 2 juni 1749. Het werd geschreven door Schout Arnoldus Voltelen, terwijl hij resideerde op de boerderij van de familie Zwijze in Loozen. Normaliter werden de akten voornamelijk verleden in het schoutenhuis Welgelegen in Heemse, maar in uitzonderlijke gevallen ging de schout ‘de boer op’. We laten de akte in volledige transcriptie volgen om een goed tijdsbeeld te geven:
“Ick Arnold Voltelen, wegens hoger overigheid in der tijd scholtus van den Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere dat voor mij en keurnoten als waren Hermen Prenger en Hendrik Geugien, gecompareert is Lambert de Swijse, gaande en staande en eenigsints siekelijk na den lichame, maar sijn verstand en oordeel sovele men uitterlijk konde vermerken, vollenkomen hebbende.
En verklaarde hij comparant uit consideratie van de sekerheid des doots en de onsekere uire van dien, geresolveert te sijn om bij desen te willen maken en oprigten sijn testament en uitterste wille over de goederen so bij derselver overlijden sal komen natelaten, komende dan tot sijne dispositie.
Verklaarde hij testator te legateren aan den armen van den Hardenberg, de somma van dartig carolyguldens, binnen ses weken na sijn overlijden te betalen. Wijders legateerde aan sijn neef Gerrit Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Jan Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Jannes Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Albert Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn neef Hendrik Swijse de somma van hondert carolyguldens, an sijn nigte Gese Swijse, getrout aan Geert Wolters Kok, de somma van hondert carolyguldens. Verders legatere nog an neef Jan van Ringe de somma van hondert carolyguldens en bij overlijden van deselve sonder kinders dan op sijn broer Gerrit van Ringe. Legateerde an sijn nigte Janna van Ringe hondert carolyguldens, an sijn nigte Anna Maria van Ringe hondert carolyguldens en an sijn neef Gerrit van Ringe hondert carolyguldens, alles bij vooroverlijden van de ouders dan derselver kind of kinders in der selver plaatse, kunnende sijn hierna benoemde erfgename bij betalinge der legaten an de vier kinders van sijn swager Hendrik van Ringe hier bovengenoemt in kortinge of mede in betalinge brengen een capitaal van 300 guldens, so hij testator tot laste van gemelte Hendrik van Ringe heeft staande.
Verders verklaarde hij testator voornoemt te nomineren en te institueren tot sijn universele erfgename in alle sijn natelaten overige goederen, gene uitgesondert, sijn broeder Hermen Swijse en bij vooroverlijden van deselve, dan desselfs soon Gerrit Swijse in sijn plaatse, gelijk ook na dode van testators genomineerde erfgename sijn nalatenschap dan sal gaan en wesen vervallen op desselfs soon Gerrit de Swijse en bij desselfs overlijden op derselver kinders.
Al het voorschrevene de testator duidelijk hebbende voorgelesen en afgevraagt of dit niet sodanig was sijn eenige vrije uitterste wille so heeft hij daarop geantwoort van JA, willende en begerende deselve in alle sijn delen na sijn overlijden effect moge sorteren, hetsij als testament, codicil, gifte ter sake des doots ofte onder de levende, hoe dat sulks best sal kunnen en mogen bestaan, ofschoon alle solemniteiten in regte nodig daarin niet mogten sijn geobserveert.
In waarheids oirconde en sonder arg ofte list hebbe ik scholtus
voornoemt, dese nevens de testator getekent, en is mede van mij scholtus gesegelt, en omdat de testator geen segel is hebbende, so heeft hij mij versogt dese mede voor hem met mijn klein zegel te besegelen. Actum Losen, den 2 junij 1749.”