Op 28 december 1951 schreef het Salland’s Volksblad: “De bejaarde juffrouw Hendrika Johanna Haandrikman is op tragische wijze aan haar levenseinde gekomen. De vrouw die geheel alleen woonde in het huis aan de Burgemeester Schuitestraat en stokdoof was, werd door een ingezetene die een boodschap had, dood in de stoel gevonden, voorover gebogen over de kachel, die ze schijnbaar had willen opstoken. Men neemt aan dat een hartverlamming een eind aan dit eenzaam leven heeft gemaakt.”
Hendrika Johanna Haandrikman werd begraven op het oude kerkhof Nijenstede aan de Stationsstraat in Hardenberg.
De Vechtstreek van 28 december 1935 plaatste deze ‘in memoriam’: “J. Fredriks (13 september 1856 – 26 december 1935). ‘Hij reisde zijnen weg met blijdschap’. De heer Fredriks is van ons heengegaan. Onvoorbereid stonden zijn familie en zijn vrienden niet. Want het verloop zijner ziekte wees steeds meer op een spoedig naderend einde.
‘Mijnheer Fredriks’ en ‘ziek zijn’: die combinatie kende men niet! Slechts één keer, in den grieptijd, had hij in ‘zijn’ gemeente te Kloosterhaar niet kunnen optreden. Maar overigens: men beschouwde het – welk een wederzijds onschatbaar voorrecht! – als vanzelfsprekend, dat de heer Fredriks kwam, als hij verwacht mocht worden. En als hij, door sneeuwbuien of mislopen eens te laat kwam, bleef de gemeente rustig wachten, zeggende: ‘Hij komt wel, hij is nooit weg gebleven!’ Hij was zijn 80e levensjaar ingetreden en hij deed zijn werk als een jongere! In ’t laatst van 1935 kwam de inzinking. De sterke man werd op het ziekbed geworpen. Hoe groot was de belangstelling! Zijn gemeentenaren kwamen in grote getalen informeren naar zijn toestand; toen toelating in huiskamer of aan ’t ziekbed niet meer toegestaan kon worden, stonden ze, op marktdagen bij drommen voor zijn huis! Men had hem, die bijna 48 jaar zijn buitengewone activiteit ten toon had gespreid, zo gaarne nog enige jaren van welverdiende rust gegund. Nog een paar jaar zo werd gezegd – dan kan mijnheer Fredriks zijn 50-jarig jubileum vieren en dan zal hij zijn functie wel neerleggen. Wij weten, dat zijn eigen wens in die richting ging. Het heeft niet zo mogen zijn. De ogen van den trouwen dienaar zijn eerder voor goed geloken. De droefheid om het heengaan van den ouden leider is groot en ongeveinsd.
In gedachten gaan we terug naar de dagen der doleantie, den tijd van geweldige beroering. Den 16 februari 1888 ontving ds. van Noppen, predikant te Zwartsluis, een brief van ds. Janzen te Heemse, met het verzoek namens het Classikaal Bestuur te Zwolle, of de heer Fredriks, godsdienstonderwijzer te Zwartsluis, in Hardenberg wilde arbeiden. Den 19 februari hield de heer Fredriks hier zijn eerste predikatie, den 18 april werd hij als godsdienstonderwijzer bevestigd door ds. Janzen; midden augustus huwde hij. Moeilijke dagen maakte hij door: verguizing was zijn deel, tegenwerking en verdachtmaking had hij te trotseren. Een drukke tijd was het voor hem: bijbellezingen werden gehouden in Bergentheim, Radewijk, Baalder, Brucht en Ebbenbroek; zo menig ziek- en sterfbed vroeg de tegenwoordigheid van den nieuwen godsdienstonderwijzer, tal van begrafenissen had hij te leiden. Hij ondervond aan den lijve, hoe groot de afstanden, hoe slecht de wegen waren; fietsen waren er nog niet; gelijk de apostelen ging hij te voet. Maar… de heer Fredriks reisde zijnen weg met blijdschap en zó is hij verder gereisd. Gelukkig kwam den 25 november ds. Harthoorn hier, tot wien hij in de meest vriendschappelijke verhouding kwam te staan. Bijna een halve eeuw heeft hij hier gewerkt. Vooral in Kloosterhaar lag zijn werkterrein, maar ook in andere delen der gemeente vervulde hij zijn werk bij catechisaties, ziekenbezoek, begrafenissen. Een moeilijk werk, maar, in samenwerking met ds. Harthoorn, ds. Westhof en ds. Hoek, in innige vriendschap en eenheid des geests verricht met weergaloze trouw en toewijding.
De heer Fredriks was prediker van het evangelie en evangelie betekent: blijde boodschap. Wie kon beter dan hij, die steeds in blijdschap zijn weg vervolgde, die boodschap brengen? Tegenover de roeping, die hij openbaarde in de vervulling van zijn ambt, stond ieder met onbegrensd respect. Hij had den vrede en nog meer den mens lief; hij sprak het zachte woord, waartegenover de drift, de toorn, het humeur zich machteloos gevoelden. Wonden door boze stemming of scherp woord, deed hij nooit. We kunnen ons niet voorstellen dat hij ook maar één vijand kon hebben. Het leed zijner gemeenteleden voelde hij als eigen leed, in hun vreugde verblijdde hij zich onzelfzuchtig en van ganser harte. Op catechisaties en in de verenigingen der rijpere jeugd bleken zijn buitengewone gaven als leider en opvoeder; hij wist zijn leerlingen te boeien, was hun vriend; de jongeren zagen met kinderlijke eerbied, de ouderen met respect en hoogachting tegen hem op. Elke zondag – uitgezonderd als de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal bediend werden – trad hij te Kloosterhaar op; hij trok daar door zijn predicaties, die zich kenmerkten door eenvoud en bevattelijkheid, steeds volle kerken met een onder diepe stilte luisterende, aandachtige schare. Hoe innig de band was tussen den voorganger en de gemeenteleden kwam bijv. uit bij de herdenking van de 5- en de 40-jarige ambtsbediening van den heer Fredriks en bij die van het 40-jarig bestaan van het kerkgebouw. De huldiging was indrukwekkend welsprekend!
Talrijk waren de functies die de heer Fredriks nog vervulde naast zijn hoofdwerk. Voor zover ons de gegevens ten dienste staan, kunnen wij vermelden dat hij was: voorzitter van de afd. ‘Timotheus’ (vereniging van godsdienstonderwijzers), bibliothecaris van de afd. Hardenberg van het Nederlands Bijbelgenootschap, voorzitter van de Commissie tot Wering van Schoolverzuim, voorzitter van de woningbouwvereniging ‘Concordia’, secretaris-penningmeester van de zendingsvereniging ’t Mosterdzaadje. Vice-voorzitter van de ring Heemse van het Nederlands Jongelingsverbond, secretaris-penningmeester van de Nationale Geheelonthoudersvereniging Hardenberg-Heemse, voorzitter van de jongelingsvereniging ‘Nehemia’, loco-voorzitter van de vereniging tot stichting van een zelfstandige Hervormde gemeente te Kloosterhaar. Bestuurslid van de vereniging ‘Het Groene Kruis’, permanent feestleider op de jaarfeesten der Jongelings- en Meisjesverenigingen.
Verwondering behoeft het niet te baren, dat de arbeid van dezen noesten, nobelen werker ook van hogerhand waardering vond, blijkende uit de toekenning van de gouden medaille, verbonden aan de Oranje-Nassau orde. Algemeen was de instemming met deze zo zeer verdiende onderscheiding, den waardigen man ten deel gevallen. Hoe zeer hij in zijn gemeente gewaardeerd werd, is treffend uitgekomen bij de grootse huldiging, hem bij zijn 40-jarig jubileum ten deel gevallen!”
Het plaatje zal waarschijnlijk weinig herinneringen meer oproepen. Toch is er, met enige toelichting, misschien nog herkenning.
De foto is gemaakt ter hoogte van Hessenweg 9, het vroegere stationskoffiehuis van de familie Kampman. Ten zuiden van de weg is enkel nog land, nu staan daar allemaal huizen. Naast de weg zien we de rails van de Dedemsvaartse Stoomtramweg Maatschappij (DSM) liggen. Hoog opgaand geboomte flankeert de oude Hessenweg. Rechts de zijgevel van het pand van Kampman. Daar waar de net geklede dames lopen, is een klein steegje tussen Kampman en het aangrenzende perceel.
De tweede foto toont een uitsnede van precies dat gedeelte. Boven het hoofd van een van de dames is een uithangbordje te zien en – met enige goede wil – valt daarop te lezen: ‘G. Breukelman, schoenmaker’.
Zie daar de schoenmakerij van Gerrit Breukelman. Gerrit was geboren op 19 april 1882 in Heemse, als zoon van Hendrik Brokelman (Breukelman) en Klaziena Reinders. Gerrit was in 1910 getrouwd met Johanna Philippina Vera uit Groningen, dochter van een zeematroos. Gerrits jongere broer Egbert zou later ook in Heemse een schoenmakerij bezitten. Hij woonde en werkte vanuit het welbekende oude pandje dat afgebroken moest worden ten faveure van de Rabobank.
Reeds op 20-jarige leeftijd was Gerrit Breukelman zelfstandig schoenmaker in Heemse. Dat blijkt o.a. uit een advertentie in het Salland’s Volksblad van 6 december 1902. In april 1920 liet hij zijn clientèle via de krant weten dat hij was verhuisd van Heemse naar het huis van de weduwe Nijzink op de Brink.
Daarmee hebben we ‘onze’ foto weten te dateren. Deze moet in ieder geval gemaakt zijn vóór 1920, want op de foto is Breukelman nog gevestigd op zijn oude plekje.
De 22ste december 2007 waren we op pad om foto’s te maken voor ons boek ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’. Het had die nacht flink gevroren en vroeg in de ochtend was er sprake van mist. De combinatie zorgde voor ‘ruige rijp’ en dat resulteerde in een serie prachtige foto’s (al zeggen we ’t zelf).
Deze drie fraaie foto’s zijn gemaakt op donderdag 19 december 1963. De fotograaf was predikant E.J. Loor uit Heemse. Natuurlijk legde hij ‘zijn’ kerk ook vast op de gevoelige plaat, de vroegere hervormde kerk, de huidige Witte- of Lambertuskerk in Heemse.