Nog maar een paar jaar geleden werd voor het eerst sinds lange tijd weer een visotter-wijfje met jong waargenomen in de Overijsselse Vecht. Ecologen van Landschap Overijssel hebben verder sporen en uitwerpselen van een mannetjesotter gevonden in de Beneden-Regge, tussen Hankate en de uitmonding in de Vecht. Dat de otter weer in deze rivieren zwemt, geeft aan dat er voldoende voedsel is en dat de waterkwaliteit goed is.
De visotter was en is een pracht beest, maar daarover zijn de meningen verdeeld. Vooral vissers zijn er lang niet altijd even enthousiast over. Dat blijkt onder andere uit verschillende bijdragen in de plaatselijke en landelijke kranten. We hebben er een paar voor u op een rijtje gezet, waarbij de gebeurtenis uit december 1936 het meest in het oog springt:
Salland’s Volksblad van 17 augustus 1906:
“Voor eenige dagen was zekere A. Tieman bezig met het visschen op snoek in de Vecht. Hij kreeg beet, haalde op en tot zijn groote verwondering had hij een vischotter aan den haak van ongeveer 70 cm. lengte. Een groote zeldzaamheid.”
Salland’s Volksblad van 5 oktober 1917:
“Heemse. De gemeente-veldwachter Schuldink alhier ving dezer dagen een vischotter. Het dier was in zijn geheel circa 1 meter lang en werd direct voor f. 20,- aan den alhier gestationeerden luitenant M. verkocht.”
De Vechtstreek van 7 juli 1934:
“Nest met visotters. De knecht van den landbouwer Schutte, bezig met gras maaien in de Klokkebuul, vond daar op die in dit geval wel heel ongewone plaats, een nest met 7 visotters. Enkele ervan werden gedood; de andere – ook de oude – wisten te ontvluchten! Jammer genoeg; ze zullen de Vecht wel weer als jachtterrein gekozen hebben en met den vischstand is het daar toch al pover gesteld!”
De Vechtstreek van 8 december 1934:
“Visotter gevangen. Door den jachtopziener J. van der Haar op den Oldenhof werd woensdagmorgen bij de Koningsbrug in een stap een visotter gevangen, welke een lengte had van 105 cm. De otter, welke nog niet direct dood was en alle pogingen in het werk stelde zich te bevrijden, werd met enige stokken doodgeslagen. De heer Van der Haar verkocht het prachtdier aan den heer Jac. van Coevorden voor den prijs van f. 13. Voorwaar een buitenkansje voor den bemachtiger.”
De Vechtstreek van 5 december 1936:
“Kind door vischotter aangevallen. Terwijl het dochtertje van den landbouwer G.J. van der Haar te Loozen van de openbare lagere school te Den Velde huiswaarts keerde, werd zij bij het Almelosche Kanaal tussen de schol van den heer G.J. Hamberg en de brug te Loozen aangevallen door een visotter, die uit het water kwam. De otter greep het meisje met de beide voorpoten beet in de rug en trachtte haar mee het water in te slepen. Het meisje sloeg en schopte het dier en wist los te komen. De otter verdween even in het water om daarna weer op den wal te verschijnen en het meisje andermaal aan te grijpen. Ook nu weer wist het kind, zij het dan ook met de grootste inspanning, los te komen en zette het op een loopen, gevolgd door den vischotter. Het meisje wist echter te ontkomen. Doodsbang en uitgeput van de doorgestane angst wist ze tenslotte haar huis, dat kort bij het kanaal staat, te bereiken. Het kind was geheel overstuur. Wat de vischotter betreft, deze was van abnormale afmeting. Het dier was zeker wel een meter lang. Naar we vernemen zal men trachten het dier dood te schieten, daar men vreest dat het anders, door den honger gedreven, weer kinderen zal aanpakken.”
Het Vaderland van 5 januari 1937:
“Een maand geleden hebben we u gemeld, dat onder Loozen (gem. Gramsbergen) een klein meisje door een vlischotter was aangevallen, welk dier door zijn groote afmetingen ontzag inboezemde. Thans heeft een arbeider te Stad Hardenberg, de heer W. v. d. Veen, aan het kanaal met een klem een zeer grooten otter gevangen. Het dier meet 104 cm en daar dit een zeer zeldzame afmeting Is, is men er vrij zeker van dat het deze otter is geweest die het dochtertje van den heer Van der Haar te Loozen heeft aangevallen.”
Reactie Jannie de Jonge:
Het heugt me nog dat de mensen erover spraken. Ik was vijf jaar en werd ook bang gemaakt om niet te dicht bij het water te komen. Dat meisje heb ik later goed gekend: Sientje Woelders-Van der Haar. Ze woonde in Bergentheim en ik deed vaak boodschappen voor haar. Zo’n 30 jaar geleden kreeg ze een uitnodiging van een of andere instantie die zich bezig hield met de ‘otterstand’ in onze omgeving, om mee te gaan naar de plek des onheils. Daar vond een reconstructie plaats. Ze moest alles nog eens weer navertellen. Ze heeft altijd gedacht dat het een hond was die haar belaagde, maar de lange snorharen deden haar twijfelen.