Archieven: 2016-01-30

Toen, op 30 januari 1851: als uit de dood opgestaan.

De Goessche Courant van 30 januari 1851 meldde dit uitzonderlijk nieuws:
“Uit Hardenberg berigt men aan het Handelsblad het volgende:…
Een zekeren Likkel, uit die plaats, vertrok met het leger van Napoleon naar Rusland. Hij werd in den slag van Moskou gevangen genomen en naar Siberië gebragt, alwaar hij sedert dien tijd zijn verblijf hield. Voor eenigen tijd is er berigt gekomen dat bovengenoemde (nu een grijsaard) zich wederom naar het vaderland op weg begeeft. Hij zal echter vreemd opzien dat iemand anders zijne plaats heeft ingenomen. Zijne vrouw namelijk, in den waan zijnde dat haar man in Rusland gesneuveld was (doordien er geene tijdingen van hem kwamen), is sedert ruim dertig jaren met een ander man gehuwd. Men ziet de ontknooping van dit drama belangstellend tegemoet.”

Lees meer


Toen, op 25 januari 1910: Coöperatie Hardenberg opgericht.

Op 25 januari 1910, werd de oprichtingsvergadering gehouden van de Coöperatieve Landbouw- en Verbruiksvereeniging Hardenberg en omstreken. Meteen gaven zich 31 aanwezigen op als lid. Het gekozen bestuur, onder voorzitterschap van J. Weitkamp, schreef al op 8 februari een openbare bijeenkomst uit in de zaal van hotel Frijling waar onder grote belangstelling door diverse sprekers het doel en het belang van de te vormen coöperatieve onderneming uit de doeken werd gedaan. De oprichters waren winkelier H.H. Harmsen en de landbouwers W. Parmentier, J. Weitkamp, W. Hutten Lzn., D.J. Bruggeman en A. Reints. De eerste drie uit Stad Hardenberg en de laatste drie uit Baalder.

De vereniging had tot doel: “aan haar leden onvervalschte benoodigdheden van elken aard en van goede hoedanigheden te verschaffen en de algemeene belangen der leden te bevorderen; om dat doel te bereiken drijft de vereeniging voor eigen rekening een handel in alle benoodigdheden waarvan de verkoop wenschelijk wordt geacht.” De statuten van de vereniging werden op 29 april 1910 vastgelegd door notaris Stuart.


Het bedrijfsgebouw van de Coöperatieve Handelsvereniging Hardenberg, ca. 1924. We zien
hier o.a. geheel links de dames Jennigje Langius
en Dina Hemstede voor de etalages van de winkel
staan. De man met de kruiwagen is Hendrik Nijzink
(bijgenaamd ‘Vluttie’), gevolgd door Jan Lubbers en bakker Timmerman. Gerrit Jan Kuijer (links) en Jan Hendrik Langius tonen trots hun ‘stalen ros’.

De coöperatie ging zeer minimalistisch van start. In de woning van de heer Harmsen aan de Gramsbergerweg begon men met een coöperatieve winkel. Achter die woning werd een opslagruimte gemaakt. Het assortiment bestond uit de gewone dagelijkse behoeften: meel, spek, koffie, suiker, zout, tabak, enz. Bij wijze van klantenbinding mocht de heer Harmsen bij grote betalingen door leden hun een sigaar van een cent aanbieden…

Een eigen bakkerij beginnen was aanvankelijk geen haalbare optie. Daarom ging men in zee met een plaatselijke bakker die in opdracht van de coöperatie en tegen een gereduceerde prijs brood zou bakken voor de vereniging. Het idee was aardiger dan de realisatie: de contracten duurden niet lang. Er waren – te vaak – klachten over kwaliteit en levering. Nadat de bakkers Goris, Van der Wal en Van der Haar achtereenvolgens hun producten aan de coöperatie hadden mogen leveren, was de vereniging zo ver om een eigen bakkerij te beginnen. Bovendien hadden de winkelactiviteiten zich zo uitgebreid, dat de ruimte aan de Gramsbergerweg niet meer voldeed. Met veel moeite en eigenlijk tegen een te hoge prijs, omdat niemand aan de Coöperatie wilde verkopen, kon de vereniging grond kopen aan de Stationsstraat, van J.W Schutte en H. Pot. Eind 1913 werden de statuten gewijzigd en veranderde de naam in ‘Coöperatieve Handelsvereeniging’. In diezelfde tijd werd de opdracht voor de bouw van een winkel, annex bakkerij, gegeven. Op 4 maart 1914 trad de heer A. Veldkamp uit Deventer in dienst als bakker. Het pand aan de Gramsbergerweg herkreeg zijn oorspronkelijke bestemming als woonhuis.

De ledenboeren konden hun bestellingen van veevoer en kunstmest opgeven aan de vereniging. Deze zorgde dan voor de aankoop en regelde het transport naar Hardenberg. Genoemde producten werden doorgaans per schip aangevoerd. Een medewerker van de coöperatie moest dan na aankomst van zo’n schip letterlijk de boer op om de mensen te waarschuwen dat de bestelling was gearriveerd. De boeren haalden zelf met paard en wagen op wat ze besteld hadden. Uiteraard moest men ook actief meehelpen met lossen. Kolen werden doorgaans per spoor aangevoerd, maar ook daarvoor gold hetzelfde procedé. Kleine hoeveelheden veevoer en kunstmest kon men betrekken uit de winkel.

In 1924 werd aan de Stationsstraat, naast de coöperatieve winkel, een nieuw pakhuis voor veevoeder gebouwd onder architectuur van de gebroeders G. en W. Wierenga uit Coevorden.


Toen, op 22 januari 1916: een schoolfoto in Lutten.

Deze fraaie schoolfoto is gemaakt door fotograaf Comprecht Sanders Salomonszoon te Coevorden.
Hij had een atelier aan de Bentheimerstraat, maar ging regelmatig ‘op pad’ om in de regio foto’s te maken.

In 1916 werd hij gevraagd foto’s te maken van de verschillende klassen van de christelijke school in Lutten. Hier zien we de derde klas met rechts onderwijzer Jan Herm van Herksen. De christelijke school in Lutten was op 29 december 1902 officieel in gebruik genomen en Van Herksen was in maart 1915 benoemd als onderwijzer. Hij zou op deze foto dus een goede 20 jaar oud zijn. Het jaar erop zou Van Herksen hoofdonderwijzer worden en dat bleef hij bijna 40 jaar lang.


Toen, op 15 januari 2016: nieuw boek over Hardenberg en omgeving.

Vrijdagavond 15 januari vond in MFC De Horst in Sibculo de presentatie plaats van het nieuwe boek ‘Van Landarbeidersbelang tot Mecenaat’. Het eerste exemplaar werd door oud voorzitter Jan Willem Lucas aangeboden aan de burgemeester. Het boekwerk telt 176 pagina’s en is geschreven door Klaas Oosterkamp in opdracht van Stichting ‘Regiofonds Dooze & Dorp’.

De vereniging ‘Het belang van den landarbeider’ werd op 28 maart 1919 opgericht door de gemeente Ambt Hardenberg. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog was de werkeloosheid in het oosten van ons land schrikbarend hoog en de levensomstandigheden waren slecht. Daar moest uiteraard wat aan gedaan worden. De vereniging beoogde de werkeloosheid te bestrijden en het erbarmelijke bestaan van de landarbeider te verbeteren. De vereniging stelde zich mede als doel om op basis van de Landarbeiderswet het verkrijgen van ontroerend goed door de landarbeider te bevorderen. Alles werd voortvarend aangepakt.

De Hardenbergse schrijver van het boek, oud-onderwijzer Klaas Oosterkamp, heeft een jaar lang alle gegevens, verhalen en foto’s bijeengebracht. Niet alleen uit archieven, maar ook van (voormalige) landarbeiders, hun kinderen, kleinkinderen en andere betrokkenen. Jan Willem Lucas bedankte de auteur voor het vele werk dat hij verricht heeft. Door dit ruim geïllustreerde boekwerk blijft de geschiedenis bewaard voor de volgende generaties. Het boek is te koop bij boekwinkel Heijink in Hardenberg. Meer info en foto’s op: http://vechtdaldichtbij.nl/van-landarbeidersbelang-tot-mec…


Toen, op 17 januari 1766: over het eigendom van kerkbanken.

Op 17 januari 1766 werd onderstaande eigendomsoverdracht onderhands, dus zonder tussenkomst van een schout, geregistreerd. Dankzij de bewaard gebleven kerkarchieven weten we nu nog dat deze overeenkomst gesloten is. Het is namelijk als retroacta (voorgeschiedenis van een zaak) geregistreerd op 26 februari 1801, dus bijna een halve eeuw later.

In het kader van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’, was het ook in Hardenberg rond 1800 ‘modern’ om alle bestaande rechten zoveel mogelijk overboord te gooien, dan wel ‘in goed overleg’ af te schaffen. De invloed van de adel was al zo goed als verdwenen, maar er bestonden nog wel oude rechten. Een ervan betrof het bezit van banken of zitplaatsen in de kerk. In de oude middeleeuwse kerk van Hardenberg vererfden de zitplaatsen van generatie op generatie of ze maakten onderdeel uit van de verkoop van een gewhaard erve.

In het zesde jaar van de Bataafsche Vrijheid, het jaar 1800, vergaderde men in de kerk en het verslag ervan meldt:
“Zo is na deliberatie bij stemmen meerheid goedgevonden, ten einde hieromtrend in allen opzichte, zoveel mogelijk, de tevreedenheid en ’t genoegen van alle geinteresseerdens tot de kerke te bevorderen, om alvoorens tot de noodige reparatien der kerke over te gaan en ’t beraamen van een jaarlijks fonds daartoe, waarin alle presente boerschappen door hunne gecommitteerden met die van de stad zijn instemmende, in werking te brengen, door de gecommitteerden van den Hardenbergh te doen probeeren of men de zodanigen, die van ouds eigen gestoelten in de kerk hebben gehad, niet konde beweegen om des s’jaars van ieder zitplaats in hunne gestoeltens uit liefde van den godsdienst en ’t noodzaakelijke van ’t onderhoud van ’t gebouw waarin denzelven geleerd wordt, te betaalen of uit te keren de somma van 15 stuyvers ’s jaarlijks tot onderhoud der kerke, buiten en behalven hunne quota in ’t algemeen onderhoud der kerk”.

De instelling van het kerkfonds ging door en zodoende verschenen op 26 februari 1801 verschillende Hardenberger ingezetenen die ‘eigen’ zitplaatsen hadden in de kerk om te verklaren of ze wel of niet afstand wilden doen van hun rechten. Velen verklaarden dat te weigeren. Tegelijkertijd lieten ze hun ‘vermeende’ rechten op het bezit van kerkbanken vastleggen. Vanzelfsprekend werd niet iedereen op zijn blauwe ogen geloofd en daarom moest men bewijsstukken overleggen.

W. Nijman verscheen die dag in de kerk en verklaarde een aandeel te bezitten in het zgn. ‘Blanckvoorts-gestoelte’ en een zitbank in de bank voor die van Van Lingen. Als bewijsstuk toonde hij de onderhandse akte die op 17 januari 1766 was geschreven:
‘Ik ondergetekende Jurrien Hendrik Crans, bekenne hiermede op heden te hebben verkogt aan den heer Alerd de Munnik en deszelfs huisvrouwe Margaretha van Munster, mijne geregte halfscheid van het erve Stoeten te Rheeze, met deszelfs regten en geregtigheeden, huisingen, landgoederen, houtgewassen, gestoeltens en begraaffenissen in de kerke te Heemse, Hardenberg en Coevorden, met een woord zo als het selve door mijne ouders is bezeten, en mij bij wege van scheiding en afkoping, tusschen mij, mijn broeder en zuster, ter weeskamer te Groningen op den 12 december 1765 geschiet, is te deel gevallen, alles voor een capitale summa van 3025 caroli guldens ad 20 st. ’t stuk in de maand maart dezes jaars zonder loting door de aancopers te betalen; belovende ik ondergetekende de heer en vrouw coper en copersche de inkomsten van voornoemde goederen, van primo meij 1765 af aan te zullen doen genieten en ten tijde van de betalinge daarvan nadere en formele overdragt te zullen doen.
Actum Heemse, den 17 januarij 1766, Jurrijn Hendrik Crans.’

De akte beschrijft de overdracht van de helft van het erve Stoeten in Rheeze door Jurrien Hendrik Crans aan het echtpaar Aldert de Munnink en Margaretha van Munster. Bij het erve behoorden ‘gestoeltens’ in de kerken te Heemse en Hardenberg.