Archieven: 2016-01-17

Toen, op 17 januari 1766: over het eigendom van kerkbanken.

Op 17 januari 1766 werd onderstaande eigendomsoverdracht onderhands, dus zonder tussenkomst van een schout, geregistreerd. Dankzij de bewaard gebleven kerkarchieven weten we nu nog dat deze overeenkomst gesloten is. Het is namelijk als retroacta (voorgeschiedenis van een zaak) geregistreerd op 26 februari 1801, dus bijna een halve eeuw later.

In het kader van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’, was het ook in Hardenberg rond 1800 ‘modern’ om alle bestaande rechten zoveel mogelijk overboord te gooien, dan wel ‘in goed overleg’ af te schaffen. De invloed van de adel was al zo goed als verdwenen, maar er bestonden nog wel oude rechten. Een ervan betrof het bezit van banken of zitplaatsen in de kerk. In de oude middeleeuwse kerk van Hardenberg vererfden de zitplaatsen van generatie op generatie of ze maakten onderdeel uit van de verkoop van een gewhaard erve.

In het zesde jaar van de Bataafsche Vrijheid, het jaar 1800, vergaderde men in de kerk en het verslag ervan meldt:
“Zo is na deliberatie bij stemmen meerheid goedgevonden, ten einde hieromtrend in allen opzichte, zoveel mogelijk, de tevreedenheid en ’t genoegen van alle geinteresseerdens tot de kerke te bevorderen, om alvoorens tot de noodige reparatien der kerke over te gaan en ’t beraamen van een jaarlijks fonds daartoe, waarin alle presente boerschappen door hunne gecommitteerden met die van de stad zijn instemmende, in werking te brengen, door de gecommitteerden van den Hardenbergh te doen probeeren of men de zodanigen, die van ouds eigen gestoelten in de kerk hebben gehad, niet konde beweegen om des s’jaars van ieder zitplaats in hunne gestoeltens uit liefde van den godsdienst en ’t noodzaakelijke van ’t onderhoud van ’t gebouw waarin denzelven geleerd wordt, te betaalen of uit te keren de somma van 15 stuyvers ’s jaarlijks tot onderhoud der kerke, buiten en behalven hunne quota in ’t algemeen onderhoud der kerk”.

De instelling van het kerkfonds ging door en zodoende verschenen op 26 februari 1801 verschillende Hardenberger ingezetenen die ‘eigen’ zitplaatsen hadden in de kerk om te verklaren of ze wel of niet afstand wilden doen van hun rechten. Velen verklaarden dat te weigeren. Tegelijkertijd lieten ze hun ‘vermeende’ rechten op het bezit van kerkbanken vastleggen. Vanzelfsprekend werd niet iedereen op zijn blauwe ogen geloofd en daarom moest men bewijsstukken overleggen.

W. Nijman verscheen die dag in de kerk en verklaarde een aandeel te bezitten in het zgn. ‘Blanckvoorts-gestoelte’ en een zitbank in de bank voor die van Van Lingen. Als bewijsstuk toonde hij de onderhandse akte die op 17 januari 1766 was geschreven:
‘Ik ondergetekende Jurrien Hendrik Crans, bekenne hiermede op heden te hebben verkogt aan den heer Alerd de Munnik en deszelfs huisvrouwe Margaretha van Munster, mijne geregte halfscheid van het erve Stoeten te Rheeze, met deszelfs regten en geregtigheeden, huisingen, landgoederen, houtgewassen, gestoeltens en begraaffenissen in de kerke te Heemse, Hardenberg en Coevorden, met een woord zo als het selve door mijne ouders is bezeten, en mij bij wege van scheiding en afkoping, tusschen mij, mijn broeder en zuster, ter weeskamer te Groningen op den 12 december 1765 geschiet, is te deel gevallen, alles voor een capitale summa van 3025 caroli guldens ad 20 st. ’t stuk in de maand maart dezes jaars zonder loting door de aancopers te betalen; belovende ik ondergetekende de heer en vrouw coper en copersche de inkomsten van voornoemde goederen, van primo meij 1765 af aan te zullen doen genieten en ten tijde van de betalinge daarvan nadere en formele overdragt te zullen doen.
Actum Heemse, den 17 januarij 1766, Jurrijn Hendrik Crans.’

De akte beschrijft de overdracht van de helft van het erve Stoeten in Rheeze door Jurrien Hendrik Crans aan het echtpaar Aldert de Munnink en Margaretha van Munster. Bij het erve behoorden ‘gestoeltens’ in de kerken te Heemse en Hardenberg.


Toen, op 16 januari 1860: dominee Bosch overleden.

Op 16 januari 1860 overleed Lubbartus Bosch te Hardenberg en vijf dagen later vond de begrafenis plaats van de man die decennia lang predikant te Hardenberg was.

Lubbartus was geboren in Emlichheim, op 2 maart 1793, als zoon van een koopman. Op 15 december 1816 had Bosch, die voorheen dominee te Brandlecht was, zijn intrede gedaan in de oude kerk in Hardenberg. In 1820 was hij te Stad Hardenberg getrouwd met Jacoba Hoenderken en na haar overlijden hertrouwde hij in 1831 met Johanna Frederika Hamilton of Silvertonhill.

In het bewaard gebleven notulenboek van de kerkenraad werd geschreven:
“Op 16 januari 1860 werd onze hooggeachte en veel geliefde herder en leraar Lubbertus Bosch, na eene langdurige sukkeling door den dood aan zijnen gemeente en betrekkingen ontrukt. Meer dan 42 jaren had hij in Hardenberg het evangelie der zaligheid verkondigd en steeds met jeugdigen ijver zijne heilige bediening waargenomen. Den 21sten dier maand is zijn stoffelijk overschot naar den doodenakker gedragen door de vrienden en broeders, den kerkeraad der gemeente, die met alle de leden derzelve zijn gemis betreuren. Door de consulent werd bij de plegtige ter aardebestelling eene waardige hulde aan ’s mans nagedachtenis toegebragt en op den volgende dag, den dag des heeren bepaalde hij de gemeente bij de woorden: Samuel: 25: 1a en Samuel stierf en gansch Israel vergaderde zich en zij bedreven rouwe over hem. Hardenbergh, 28 januari 1860, J.J. Ehl Weurdinge (consulent en predikant te Gramsbergen), Hendrikus Meijerink en J. Hazelaar.”

Het Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad schreef op 24 januari 1860:
“Hardenberg, 21 jan. Hedenochtend werd het stoffelijk overschot van wijlen den geachten herder en leeraar ds. L. Bosch, gedragen door ouderlingen en diakenen, achtervolgd door eene massa menschen, die wij wel op 1000 mogen begrooten, grafwaarts gevoerd. Op den dooden-akker gekomen, wijdde ds. Ehl Weurdinge van Gramsbergen eenige ernstige, stichtelijke en krachtige woorden aan de nagedachtenis van den dierbaren overledene. Vooral wees hij op de 42-jarige loopbaan, waarin hij dezer gemeente niet alleen een herder, maar ook een ware vriend, leidsman en raadgever was geweest, waarna hij wenschte dat zijne kinderen des dierbaren vaders voetspoor in het algemeen mogten volgen, en hij, die zich voorbereidt in den wijngaard des Heeren werkzaam te zijn, evenals zijn onsterfelijke vader, tot nut en heil van het Christendom mogte werkzaam zijn. Deze woorden hebben op de talrijke aanwezigen, zoowel protestanten als Israelieten (Roomschen zijn hier niet) een diepen indruk gemaakt, ja menig traan is er gestort, en geen wonder, indien men in aanmerking neemt dat de man zoodanig aan zijne gemeente was gehecht dat hij hun niet alleen eene reeks van ruim 42 jaren het evangelie heeft verkondigd, maar dat hij, niettegenstaande de vele rampen en sterfgevallen, die hij in zijne familie heeft moeten ondervinden, te allen tijde, ieder zonder onderscheid van godsdienst, met raad en daad bijstond. Voor de zieken was hij behulpzaam, voor de stervenden een vertrooster, voor de armen een milddadige, kortom herder en mensch in den striktsten zin des woords. Dat hij dan tot zaliger gewesten moge zijn overgegaan, om aldaar van zijne moeijelijke loopbaan uit te rusten, is de wensch van allen die hem gekend hebben.”

Het graf van dominee Bosch werd bedekt met een liggende zerk, gemaakt uit blauw arduinsteen, omdat het plaatsen van een gedenkteken, gezien de ligging van het kerkhof, minder geschikt was.
http://www.historischeprojecten.nl/kerkhof/zerken/zerk_a_b/bosch_lubbertus.htm


Toen, op 14 januari 1845: ds. Mouw te Heemse beroepen.

Het portret van ds. Mouw is enkele jaren geleden door zijn achterkleinzoon overhandigd aan het archief van de Witte- of Lambertuskerk.

Op 14 januari 1845 kwam de vergadering van Goedsheren en Erfgenamen (de gewhaarden), behorend tot het kerspel Heemse, bijeen op uitnodiging van de voornaamste goedsheer, jonkheer Jacob van Foreest, om de opengevallen predikantsplaats weer op te vullen die was ontstaan door het vertrek van ds. Bähler naar IJlst. Nadat de vergadering eerst een lijst van zes predikanten had opgesteld, het zgn. ‘zestal’, werd hieruit een viertal genomen. De eerste, ds. Mouw, werd door de vergadering eenparig gekozen. Op deze wijze naar Heemse beroepen, kwam hij hier als kandidaat en werd hij op 1 juli 1845 in zijn ambt bevestigd.

Kort daarvoor, op 2 mei 1845, was hij in Stad Zierikzee getrouwd met Maria Johanna Buijze. In de huwelijksakte staat dat Mouw predikant te Heemse was, maar woonde te Zierikzee. Formeel was dat correct, want hij was al beroepen, maar nog niet geïnstalleerd. Het echtpaar kreeg in de pastorie in Heemse vier kinderen, van beide geslachten twee.

Mouw bleef in Heemse tot aan zijn emeritaat. Dat had hij aangevraagd omdat hij zijn taak door toenemende ‘ligchaamszwakheid’ niet goed meer kon vervullen. Op 22 september 1853 vertrok hij uit de gemeente en vestigde zich weer in zijn geboorteplaats Nijkerk. Bij Koninklijk Besluit werd Mouw eervol emeritaat met pensioen verleend met ingang van 1 januari 1854. Niet geheel onverwacht overleed hij al op 19 september 1860, slechts 42 jaar oud. Heemse was Mouws enige standplaats geweest.


Toen, op 09 januari 1963: foto’s van Gooren-Janna.

Johanna Stoeten-Aufderhaar telefoneert.

Deze foto’s zijn gemaakt op 9 januari 1963, vandaag precies 53 jaar geleden, door ds. E.J. Loor uit Heemse. Hij was die dag op bezoek bij een van zijn gemeenteleden. We zien Johanna Stoeten-Aufderhaar, bijgenaamd ‘Gooren-Janna’. Ze is ‘aan de telefoon’ in haar woning, genummerd N-19 (nu Rheezerveenseweg 7) in Heemserveen. Janna was gehuwd met Hendrik Jan Stoeten. Ze baarde zelf tien kinderen en was bekend als baakster (vroedvrouw).

Johanna Stoeten-Aufderhaar telefoneert.

Johanna was geboren op 9 januari 1878 in Heemse, als dochter van landbouwer Gerrit Jan Aufderhaar en Geesjen Bekman. Op 18-jarige leeftijd trouwde ze, in 1896, met de 27-jarige Hendrik Jan Stoeten uit Heemserveen. Janna overleed vier jaren na het maken van deze foto, op 24 maart 1967. Zij werd begraven naast haar in 1942 overleden echtgenoot op de begraafplaats aan de Scholtensdijk in Heemse.
https://www.historischeprojecten.nl/begraafplaats%20Scholtensdijk/Midden/SD_137.1-137.2.jpg