Archieven: 2017-02-28

Toen, op 28 februari 1964: bouwrijp maken van de Heemsermars.

In de krant ‘Noord-Oosten’ van 28 februari 1964 lezen we:
“Dragline’s en bulldozers op de Heemsermars. In het vroegere stroomgebied van de Vecht komen de flatgebouwen. Winter of geen winter, het werk op de Heemsermars kan met groot materieel worden voortgezet. Daar is men begonnen met de ontwikkeling van het nieuwe uitbreidingsplan van Hardenberg en de Heemsenaren die voor enkele jaren begrijpelijk nog zo bezorgd waren over de beperkte bebouwingsmogelijkheden, kunnen gerust zijn. Zo’n slordige duizend woningen zullen er wel bij komen in eerste instantie, de Norden meegerekend”.

Men begon met het ophogen van het bouwterrein aan de straatwegzijde van De Brink door dit vol te storten met zand. Dat zand was onder meer afkomstig van het zgn. ‘Gat van Joosten’ bij Gramsbergen. Daar, nabij de Oldenhof, groef een zandzuiger van de firma Prins van Wijngaarden het zand weg van landerijen dat was aangekocht van de familie Joosten.

In november 1965 kon de eerste heipaal geslagen worden. Het begin van de bouw van 29 reguliere woningen en 7 bejaardenwoningen, uitgevoerd onder architectuur van het bureau van Herman Hamhuis.


Toen, op 27 februari 1800: uit de collectie Van Riemsdijk-Soeters.

In het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle wordt een waardevol archief bewaard, genaamd ‘Collectie Van Riemsdijk – Soeters’. Daarin vinden we onder inventarisnummer 39 een fraaie akte waarin de overdracht wordt beschreven van een zo goed als nieuw woonhuis, gelegen aan de Voorstraat. Van dergelijke akten zijn er vanzelfsprekend veel meer bewaard gebleven, maar deze is toch wel bijzonder.


Het betreft namelijk een overdracht die geregistreerd en gepasseerd werd door het Intermediair Administratief Gemeentebestuur van de Stad Hardenberg en niet, zoals dat voordien te doen gebruikelijk was, door de schout. Het speelde zich af in het jaar 1800, vandaag precies 217 jaar geleden. Dat jaar was ‘het zesde jaar van de Bataafsche Vrijheid’, in de tijd dat Nederland een republiek was. Vanwege het mooie oude taalgebruik laten we de volledige transcriptie nu volgen:
“Wij Frederik van Munster, Jasp(er) Zweers, G(erri)t Nijman en Hend(ri)k Leuveling, uitmakende ’t intermediair administratif gemeentebestuur der Stad Hardenbergh, doen cond en certificeeren bij deezen dat voor ons op heeden in persoonen in den Gerichte gecompareerd zijn de burger Berend Meuleman en deszelvs huisvrouwe Elizabeth Egberdink, tutore marito; voorts vrouwe Janna Warmink, wed(uw)e van wijlen Jan Timmerman, onder adsistentie van Jan Derkzen Zweers, als haaren geadmitteerden mombaar.
En verklaarden zij comp(aran)ten voor eene somma van negenhonderd carolij guldens, welke aan hun comp(aran)ten prompt betaald en voldaan zijn, bij deezen in de bondigste forma rechts te transporteren en in vollen eigendom over te draagen aan de burgeresse Clara Stolte, wed(uw)e van wijlen den verw(alter) Scholtus J. van Riemsdijk, alhier woonachtigh, het aan haar comp(aran)ten tezaamen, ijder voor zijne gerechte portiën, toebehoord hebbende woonhuis, met deszelfs grond en wheere, recht en gerechtigheid, raad en onraad, lusten en lasten van dien; alsmede de volle begraafplaats daartoe op ’t kerkhoff alhier, en een hofjen op de oostzijde van gem(eld) woonhuis; zo en in diervoegen als ’tzelve voor den jaare 1798 door de laatstgem(elde) comp(aran)te zelve is bewoond geworden, en in ’t zelve jaar daarop een nieuw huis door gemelde koopersche is opgetrokken: alles gelegen binnen deze stad in de Voorstraat tusschen ’t woonhuis van H(endri)k Leuveling en de gemeene steege bij ’t woonhuis van H(endri)kus Lotterman.

Het betreft hier de locatie waar we tegenwoordig Schuurman Schoenen kunnen vinden, op de hoek van de Voorstraat en de Smederijstraat (Voorstraat no. 1).


Toen, op 26 februari 1937: erbarmelijke toestand van de wegen.


“Zoo gebeurt het dagelijks. De koopman is met zijn wagen weggezakt in een modderpoel, vlak naast een vastgeraakte auto. Voerman en chauffeur trachtten den wagen uit den modder te werken. Op den achtergrond onderscheidt men nog juist een wielrijdster, die het maar verstandiger vond te gaan wandelen, al heeft dat ook zijn bezwaren”.

In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 26 februari 1937 werd deze grote bijdrage gepubliceerd over de erbarmelijke toestand van de wegen in het buitengebied van Hardenberg:

“Eenigen tijd achtereen plaatsten wij alarmeerende berichten uit Centraal Overijssel, die alle betrekking hadden op den meer dan slechten toestand, waarin de wegen daar verkeerden. Er gingen zelfs geruchten dat de boeren in Ambt Hardenberg hun wagens in de schuren hadden gezet en de benoodigde materialen per slede vervoerden, omdat zij dan geen kans liepen de heele buurtschap te moeten oproepen om hun tot de assen in den modder weggezakte wagens uit te graven. Maar de vorige week liep de maat toch wel over. Toen bevond zich een van Ambt Hardenberg’s meest vooraanstaande inwoners op den zandweg te Rheezerveen met zijn auto. Plotseling zakte de wagen weg. Toen hij uitstapte, gleed de automobilist uit en zakte van den weg af, regelrecht de sloot in. Met groote moeite heeft men daarop den wagen weer vrij gekregen. Zoo zijn er tal van andere verhalen, die alle om hetzelfde gegeven draaien en als men ze hoorde, vroeg men zich af: overdrijven de bewoners van Ambt Hardenberg nu niet een beetje? De provincie zal ze toch zeker niet vergeten?! Over dit laatste durven we geen oordeel uitspreken, maar dat men in Ambt Hardenberg niet overdrijft, daarvan hebben we ons dezer dagen zelf kunnen overtuigen toen we een tocht door dit door modder geteisterde land gemaakt hebben. Het eerst zijn we naar Rheezerveen gegaan. Een buurtschap als vele andere. Groote en kleine boerderijen, riet-bedekt of rood-bedaakt. De laatste zijn veelal de woningen van de plaatselijke commissie tot uitvoering van de landarbeiderswet. Kleine plaatsjes, waarop landarbeiders en hun gezin werk, brood en toekomst vinden als…

Er staat voorts een school met een behoorlijk aantal lokalen en de kleine, frisch geschilderde houten gereformeerde kerk. Dat alles wijst er dus op, dat men hier in een cultureel en geestelijk centrum is, zij het dan ook klein. Maar het kleine is niet altijd onbelangrijk! Het lijkt zoo op het oog niet onwelvarend, maar toch is er in het geheel iets, dat vreeselijk armoedig aandoet. Dat iets is de weg. Want het pad, waaraan de huizen hier staan, waarlangs de menschen hier ’s zondags naar de kerk en de kinderen overdag naar school moeten, mag dien naam eigenlijk niet dragen. Het is niet anders dan een modderpoel. De wagensporen zijn er diep in getrokken, hier en daar zijn ze uitgegroeid tot smalle slooten vol water en elders stroomen die slooten uit in een klein meer. Daar bevindt zich dan een kuil van enkele meters middellijn in den weg, waarin het water voeten hoog staat. Het is geen wonder dat hier automobilisten stranden en de garagehouders in Hardenberg weigeren hun taxi’s voor gebruik op deze wegen af te staan. De kosten van uitgraven worden te hoog. Dergelijke wegentoestanden, die dus volkomen overeenkomen met de jammerklachten die we de vorige week uit deze omgeving ontvingen, zagen we niet alleen in Rheezerveen, maar ook in Radewijk en langs den Boerendijk in het oosten en noorden van Ambt Hardenberg. ’s Winters een ondoorwaadbare modderpoel en ’s zomers een stofnest, met alle gevolgen daarvan voor de volksgezondheid.

De vraag komt natuurlijk op, wie schuldig is aan dezen toestand. De meeningen daarover zijn verdeeld. In Ambt Hardenberg zegt men: de provincie, maar deze zegt: de saneering. De zaak zit namelijk zoo: Ambt Hardenberg heeft 100 km. zand- en 40 km. sintelwegen. Als bijdrage in het onderhoud daarvan ontvangt de gemeente jaarlijks van de provincie f. 14.000. Dat is te weinig om ze grondig te verbeteren. Klopt de gemeente echter bij de provincie aan om verhooging van deze bijdrage, of om goedkeuring van een besluit tot verharding van de zandwegen, dan is steeds het bescheid, dat Ambt Hardenberg eerst maar eens onder de saneering moet uitkomen.

“In Radewijk is het al niet anders. De wielen der auto’s klauwen er door den modder, veelal met geen ander resultaat, dan dat ze nog verder wegzakken in de zandbrij”.

En hier is het, dat de twee standpunten van provincie en gemeente lijnrecht tegenover elkaar staan. De provincie zegt: eerst curateelevrij, en de gemeente: verbeter dan onze wegen, dan zijn we er zoo onderuit. Het is natuurlijk moeilijk uit te maken, wie gelijk heeft. Toch komt het ons voor dat er voor het standpunt van Ambt Hardenberg wel iets te zeggen valt. De gronden waar de slechte wegen doorloopen zijn nl. heel vruchtbaar en — we wezen daar iets hooger reeds op — uitnemend geschikt voor kleine bedrijfjes om er zich op te vestigen. Vooral voor landarbeiders is er hier plaats. Zij worden uit de werkverschaffing weggehaald en in een eigen bedrijf gezet dat vele perspectieven heeft. Een bewijs daarvoor is de veenderij der Erven van Roijen in Bergentheim, waar op grond van gelijke kwaliteit als in Ambt Hardenberg groote boerderijen gevestigd zijn. Zal dat echter floreeren, dan moet er ook een goede wegverbinding zijn, want anders heeft vestiging van bedrijven geen zin. Is dit een reden die eerst in de toekomst beteekenis zal blijken te hebben, een oogenblikkelijk resultaat verwacht men van een directe wegverbetering toch ook. Worden in Rheezerveen of aan den Boerendijk kleine boerenbedrijfjes gebouwd, dan komt er daardoor opleving in de bouwvakken te Ambt Hardenberg. Zij die er in werkzaam zijn, moeten op het oogenblik in werkverschaffing brood zoeken. Want door den toestand van het oogenblik is het onmogelijk met een wagen steenen over de wegen te passeeren, of welk ander bouwmateriaal ook maar aan te voeren. Zoo schijnt het dus inderdaad, dat wegenverbetering opleving voor Ambt Hardenberg zal beteekenen. Een inwoner van deze plaats, dien we over deze aangelegenheid spraken en die de gemeente door en door kent, verzekerde ons gisteren, dat Ambt Hardenberg een gemeente is met een groote toekomst, maar dan moeten alle krachten die er aanwezig zijn in de gemeente, ook medewerken. In Ambt Hardenberg hoopt men dat de provincie dit belangrijke herstellingswerk nog zal willen subsidieeren, omdat men meent dat, zoo ooit, hier de kost voor de baat uitgaat”.


Toen, op 24 februari 1981: opening tennishal op de Boshoek.

Deze foto’s zijn gemaakt op 24 februari 1981 tijdens de officiële opening van de tennishal OpenAir in Hardenberg door minister Til Gardeniers. Door een druk op een knop opende zich het dak en de zijwanden van de hal…



Minister Gardeniers van CRM opende Nederlands eerste telescopische sporthal op het sportpark De Boshoek. Deze hal, waarvan er tot dat moment slechts één in het Westduitse Ulm stond, zag men voor de sport als het ei van Columbus. Het gebouw op De Boshoek kostte maar liefst 2½ miljoen gulden. Na een geestig begroetingswoord van G. Kuipers, als representant van de gemeente Hardenberg, hield minister Gardeniers haar openingsrede.


Toen, op 23 februari 1979: opening ‘de Elzenhof’


Op 23 februari 1979 werd de nieuwe christelijk nationale school in Baalder, de Elzenhof, officieel geopend.
De tweede foto toont aan dat die opening plaats vond in een ruime witte wereld. Ergens staat een kraan en er doemen wat silhouetten van huizen op, maar bij de school stond ook nog een prikkeldraadafrastering, zodat men er bij het komende voorjaar nog het weidevee kon laten grazen. De ontwikkeling ging hier snel. De inspecteur van het lager- en kleuteronderwijs, de heer De Goede, verrichtte de openingshandeling. Ergens had men daarbij geprofiteerd van het winterweer, want het ging om de onthulling van de nieuwe naam. Dat was buiten in al die sneeuw niet mogelijk en daarom had men de naam opgesteld in de ontvangsthal van de school. De prent met het hoofd der school tijdens zijn toespraak (de eerste foto) laat dat fraaie naambord duidelijk zien.

0223_Elzenhof2

Burgemeester Van Splunder die met zijn echtgenote en het bijna voltallig college van B&W het openingsgebeuren meemaakte, verontschuldigde wethouder Berenst die deze middag een vergadering moest voorzitten. Hij bood namens het gemeentebestuur zijn gelukwensen aan. Hij was er maar blij om, dat men hier de basis-school en de kleuterschool onder een dak heeft kunnen onderbrengen. De bouw van deze school kostte anderhalf miljoen gulden.