In het Statenarchief, bewaard in het Historisch Centrum Overijssel, vinden we in inventarisnummer 5799 een aantal stukken betreffende het ongeoorloofd lesgeven door J. Kroeze te Rheeze. Hij was kennelijk niet bevoegd als onderwijzer, maar oefende die functie toch uit.
Dit briefje schreef hij op 20 maart 1799 aan de toenmalige schoolmeester van Heemse, Gerrit Dorgelo, alwaar de kindertjes uit Rheeze eigenlijk naar school zouden moeten:
“Ik heb gisteren de insinuatie van UE aan mij aan de zijnen zoo gij se noemt bekend gemaakt en mij is van gedagte zijnen geseit met het schoolhouden maar voort te gaan onaangesien de sligte namen de gij mij geeft en houd UE en zine pretense getuigen voor lasteraars en eerrovers tot zoo lange mij dat wettelijk beweesen is. Nemant kan mij ook bewiesen dat ik zoo zedenloos en baldadig ooit geweest bijn als UE ouste soon die gij elders al hebt soeken te bevorderen tot den schooldienst, daar hij met nog ene op sondag den tienden deser op de straat voor de kark ten Hardenberg de menschen die naa de kerk gingen met sneekluiten tot in de kark duere toe heeft gesmeten. En wat mijn oproerigheid aanbelangt God weet hoe ik een viant byn van oproerigheden. Voor het overige wensche ik de zoogenaamde zijnen dat zij met er tijd een kundigen schoolmester hier kriegen, dat gun ik haar van herten. J. Kroese, Reese den 20 maard 1799”.
De markenrichter en de boermannen van Rheeze hadden in december 1798 een officieel verzoek bij de Staten ingediend om Kroeze te mogen aanstellen als schoolmeester te Rheeze. Dat verzoek was ‘gewezen van den hand’. De Heemser schoolmeester Dorgelo had daarom verwacht dat de boeren uit Rheeze hun kindertjes wel weer naar zijn school zouden sturen in plaats van een ‘privaten’ meester aan te stellen ‘in den befaamden persoon van Jan Kroeze’.
Uit het bewaard gebleven dossier blijkt dat Kroeze, voordat hij onwettig door de boermannen werd benoemd tot schoolmeester in Rheeze, had gewerkt als hospes op den Belt of Nijberg, op de grens bij de Venebrugge. Daar was hij in mei 1790 vertrokken, waarna hij was gaan zwerven. Hij had de boerderij op de Venebrugge in pacht gehad van burgemeester Van Borne, maar was – vanwege een niet meer te betalen pachtschuld – met de noorderzon vertrokken. Nu opeens stond ie in Rheeze voor de klas…