Archieven: 2020-12-31

Toen, op 31 december 1927: afschaffing Gramsberger nachtwacht.

Het Sallands Volksblad van oudjaarsdag 1926 schreef:
“Daar met ingang van 1 jan. 1927 de nachtwacht zijn eervol ontslag heeft gekregen, omdat de raad geen gelden meer wenscht te voteren voor deze instelling, zal het den lezers zeker interesseren een en ander omtrent dit ambt vermeld te zien. Het is vrij zeker dat reeds ongeveer 140 jaren lang een door de gemeente gesalarieerd nachtwaker dienst doet. In 1859 werd als zoodanig benoemd G.H. Koops, daarna in 1862 en nogmaals in 1865 G.J. van der Veen Wzn. en met ingang van 1 april 1900 de tegenwoordige nachtwacht Harm Evers.

Lees meer


Toen, op 28 december 1932: hoog bezoek aan platteland.

Het Salland’s Volksblad van 30 december 1932 meldde:
“Woensdag brachten de heeren mr. L. Lietaert Peerbolte, directeur-generaal van de Volksgezondheid, dr. Tuntler, ir. le Poele en dr. Ubbens een bezoek aan deze gemeente ten einde de verbeteringen in de woningtoestanden in oogenschouw te nemen. Nadat, vergezeld van den burgemeester en de heeren Oostenbrink en Boerrigter eerst een landarbeidersplaatsje van C.H. Blootens te Rheeze in oogenschouw was genomen, waarvan de praktische inrichting werd geroemd en verwondering werd uitgesproken over de lage bouwkosten (pl.m. f. 1200,-) en de toch degelijke uitvoering, werd de tocht voortgezet naar Nieuw Sibculo, alwaar verschillende woningen, gebouwd in verband met krotopruiming op ‘Java’ werden bezichtigd. Het hooge gezelschap was vol lof over de verbetering der huisvesting.”

Het stichten van landarbeidersplaatsjes en het verheffen van de arbeidende klasse is het hoofdonderwerp van het in 2016 te verschijnen boek van de hand van dhr. K. Oosterkamp.
In opdracht van de stichting ‘Dooze en Dorp’ heeft hij een standaardwerk geschreven over de geschiedenis van de landarbeidersvereniging en haar rechtsopvolgers in de gemeente Hardenberg.


Toen, op 26 december 1967: de laatste witte muts.

12026_mutsen

Op 26 december 1967 overleed de laatste inwoonster van Lutten die een ‘witte muts’ droeg in het dorp. Het was Geertruida (Trui) Veneman-Geertman. Het Noord-Oosten schreef enige tijd later:

1226_mutsen3

“Een bekend figuur uit ons dorp (Lutten) overleed op 82-jarige leeftijd. Het was mevr. Veneman-Geertman die nog altijd draagster was van een witte muts, zowel door de week als zondags. Deze dracht was hier vroeger algemeen, maar ging steeds meer verdwijnen in deze moderne tijd. Zij was de enige in Lutten die het dragen van een witte gesteven muts nog in ere hield, en zij bezocht ook nog regelmatig de diensten in de hervormde kerk en was dan een uitzondering met deze in eer gehouden dracht. Wel worden hier nog gouden kappen gedragen. Mevrouw Veneman overleed geheel onverwachts en zaterdag was de begrafenis na een rouwdienst in De Rank, die geleid werd door ds. Gerbrandy”.

Geertruida Geertman was geboren op 17 september 1885 te Lutten, als dochter van Gerrit Willem Geertman en Christina Meijerink. Ze was op 5 april 1907 te Heemse getrouwd met Harm Veneman. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren: Jennigje (1909), Christina (1912), Albert (1914), Gerritdina Wilhelmina (1917) en Albert (1925).

Mevrouw Veneman, overgrootmoeder van Alida Ringenier.

1226_mutsen2

Toen, op 23 december 1931: gunning bouw watertoren Lutten.

Op 23 december 1931 werd de bouw van de watertoren in Lutten aan de Dedemsvaart bij aanbesteding gegund aan het bedrijf N.V. Delta te Den Haag, naar een ontwerp van architect Jans te Hengelo.

Watertorens vormen sinds 1839 een karakteristiek onderdeel van de gebouwde omgeving in Nederland.

De eerste torens dienden voor de watervoorziening van de stoomlocomotieven. Honderden exemplaren verrezen door het gehele land. Het meest opmerkelijk zijn de drinkwatertorens. Vanaf 1856 bouwde men ruim 260 watertorens ten behoeve van de centrale drinkwatervoorziening. Vanwege de forse afmetingen en de vaak markante situering in het vlakke Hollandse landschap, beschouwden de waterleidingbedrijven de watertoren als hun visitekaartje en besteedden veel aandacht aan het uiterlijk. Momenteel resteren er nog ongeveer 175 van deze torens, waarvan minder dan een kwart nog in gebruik is.

De eerste melding in de archieven over de bouw van een watertoren in Lutten blijkt uit de krant De Vechtstreek van 3 mei 1930:
‘Lutten. Watertoren. Voor den, in verband met de Centrale Drinkwatervoorziening voor Noord-Overijssel, te bouwen watertoren, is alhier reeds grond aangekocht van den heer J.H. Schrijver.’ De aanbesteding van de Lutter toren had plaats op 7 oktober 1931 en werd vervolgens op 23 december opgedragen aan de N.V. Delta Betonbouw Maatschappij te Den Haag voor 51.000 gulden. Op 4 januari 1932 is men met de daadwerkelijke bouw begonnen. De watertoren in Lutten is gebouwd conform de degelijke architectuur van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Met een hoogte van 49,20 meter en een betonnen vierkant vlakbodemreservoir met een inhoud van 578 kubieke meter was het een zwaargewicht onder de Overijsselse watertorens. De toren is bovendien bijzonder, omdat het één van de twee Nederlandse watertorens is met een zadeldak.

In 2008 werd de buiten gebruik gestelde toren door de waterleidingmaatschappij verkocht aan het echtpaar Rieks uit Schuinesloot. Zij hebben het gemeentelijk monument intern verbouwd tot bed & breakfast.

In 2008 werd de buiten gebruik gestelde toren door de waterleidingmaatschappij verkocht aan het echtpaar Rieks uit Schuinesloot. Zij hebben het gemeentelijk monument intern verbouwd tot bed & breakfast…

Meer informatie vind u op onze website in de rubriek ‘Oude huisplaatsen’.


Toen, op 22 december 1959: over de HBS Jan van Arkel.

Op 22 december 1959 publiceerde de krant ‘De Waarheid’ een fraai verhaal over de nieuwe HBS Jan van Arkel in Hardenberg, getiteld: “Primeur in Hardenberg. HBS van mahoniehout!”

Het Overijsselse plaatsje Hardenberg heeft, sedert het in 1362 van Jan van Arkel stadsrechten kreeg, niet veel primeurs meer gehad. Maar het kan zich er nu op beroemen het grootste permanente houten gebouw van Nederland te bezitten. Dat is een ultra-moderne HBS met 16 klaslokalen, waaraan – afgezien van de fundamenten, het ketelhuis en de brandmuren – geen stukje steen te pas is gekomen.

Uit mahoniehout, glas, board en isolatiemateriaal werd in vier maanden tijds met vleugelmoeren een schoolgebouw van 3200 vierkante meter opgezet, dat in schoonheid en praktische bruikbaarheid de modernste stenen scholen naar de kroon steekt. Een houtfabriek in het landelijke Vroomshoop is de schepper van deze geprefabriceerde bouw. Zij bouwde al eerder op een modulair stramien scholen in Rotterdam en Amersfoort, maar die zijn van vurenhout en slechts semi-permanent. De HBS in Hardenberg is van sipo-mahonie en kost 1 miljoen. Een architect uit Emmen schiep uit de door de fabriek geleverde modulen dit gebouw met allure. Het heeft niets van het noodkarakter, dat een houten gebouw doorgaans vertoont. Alles is degelijk, ruim, fris en licht. In de Jan van Arkel HBS heeft Hardenberg niet alleen een mooie school gekregen, maar ook een cultuurcentrum. De gymnastiekzaal van 13 bij 26 meter kan 400 mensen bevatten.

Het meest spectaculaire van deze bouw in het tempo. In mei werd begonnen met het grondwerk en pas na de bouwvakvakantie met het monteren. Reeds midden september konden acht lokalen in gebruik worden genomen en deze week de overige acht. Gemiddeld hebben slechts 12 à 13 arbeiders aan de montage gewerkt.”

De in het artikel genoemde architect uit Emmen was Cees Groen. De christelijke Hogere Burger School (HBS) was op 1 september 1958 begonnen met twee klassen in een primitief houten onderkomen aan de Burgemeester Schuitestraat. Drs. J.H. Drewes was van meet af aan directeur van de school.