Archieven: 2020-02-22

Toen, op 22 februari 1907: opening winkel Zilversmit.

In het Salland’s Volksblad van 22 februari 1907 werd deze advertentie geplaatst:

“Modes! Ondergeteekenden berichten aan het geachte publiek van Stad en Ambt Hardenberg, Gramsbergen en omstreken, dat zij hier hebben opgericht een zaak in modes, en bevelen zich beleefdelijk aan tot het maken van alle soorten gegarneerde en ongegarneerde dames- en kinderhoeden, benevens corsethoeden, van de elegantste tot de goedkoopere modellen. Gez. Zilversmit, Hardenberg.”

Het openen en sluiten van winkels is van alle tijden, maar van de meeste zaken die in de twintigste eeuw in de stad Hardenberg gevestigd waren, weten we de locatie wel. Zo niet in dit geval. Zonder de advertentie in de krant hadden we waarschijnlijk nooit kennis gehad van het bestaan van deze ‘modezaak’ van de gezusters Zilversmit. We hebben ook (nog) geen idee op welke locatie zij hun hoedenzaak gehad hebben. In ieder geval hebben ze de zaak twee jaar gedreven, want in 1909 adverteerden ze nog met een prachtige collectie nieuwe dames- en kinderhoeden…

Het zal de winkel zijn geweest van Johanna en Betje Zilversmit, de toen nog ongehuwde dochters van de joodse veekoopman Heiman Karel Zilversmit en Henriëtte Abrahamsöhn. Het gezin Zilversmit was in 1882 in Gramsbergen komen wonen. Daar werden de dochters Betje (1882) en Ida (1885) geboren.

In mei 1902 verhuisde het gezin van Gramsbergen naar Hardenberg. Schuin tegenover het oude hotel Van Munster begon Heiman Karel Zilversmit in oktober 1904 een slagerij, met de welluidende naam “Overijsselsche Vleeschhouwerij”. Verder weten we nog dat het gezin het jaar erop aan de overzijde van de Vecht woonde, op de Brink in Heemse. In augustus 1905 stond namelijk Zilversmits huis in lichte laaie. Er was geen redden aan. Van de inboedel bleef ook niets over. De laatst bekende vermelding over Zilversmit dateert uit januari 1906 toen al een aantal zondagen achter elkaar het bloed door de goten van de stad stroomde; een bijzonder onaangenaam gezicht voor de kerkgangers. Men zei dat de ‘joodse slager Zilversmit druk bezig was in zijne woning te slachten’…

Heiman Karel Zilversmit overleed op 1 november 1911 in de Voorstraat te Hardenberg; 66 jaar oud. Hij werd begraven op de Israëlitische begraafplaats aan het Mulopad. Recent zijn alle graven ‘in kaart’ gebracht en gefotografeerd. Het fraaie resultaat is nu online te bekijken op de website Stenen Archief:

Zijn weduwe verliet vervolgens de gemeente en zou in 1936 overlijden te Nijmegen, net als oudste dochter Johanna. Haar jongere zusje Betje stierf op 27 november 1942 in vernietigingskamp Auschwitz, oud 59 jaar.


Toen, op 21 februari 1931: burgemeester Schuite overleden.

Op 21 februari 1931 overleed een van Hardenbergs meest geliefde burgemeesters, Bouke Albert Schuite. Niet voor niets werd de verbindingsweg, die in 1929 was aangelegd tussen de Stationsstraat en de Bruchterweg, kort na het overlijden uit eerbetoon vastgesteld als ‘Burgemeester Schuitestraat’.

Het Salland’s Volksblad schreef:
“Burgemeester Schuite is niet meer. Zaterdagavond is hij, na geruimen tijd op het ziekbed gelegen te hebben, heengegaan. En de hoop, die onlangs door wethouder Wamelink op de raadsvergadering werd uitgesproken, dat de burgemeester spoedig weder hersteld mocht zijn, is helaas niet verwezenlijkt.

Burgemeester Schuite begon zijn loopbaan als volontair ter secretarie te Oldemarkt. Daarna was hij als ambtenaar ter secretarie werkzaam te Ambt Hardenberg, tot hij wegens benoeming van den toenmaligen secretaris, den heer Jouwstra tot burgemeester van Bedum, dezen als zoodanig opvolgde. In juni 1922 werd hij burgemeester van Stad Hardenberg in de plaats van den heer Bloem. De overledene was den 6den dezer 43 jaar geworden.

In de jaren dat de heer Schuite als burgemeester werkzaam was, heeft hij de liefde en hoogachting der gemeentenaren weten te verwerven. Hij deed zich kennen als een bekwaam bestuurder en onder zijn leiding is de gemeente wel zeer tot bloei gekomen. Voortvarend als hij was, heeft hij voor de gemeente menige goede zaak mogen tot stand brengen. Het uiterlijke van de plaats – ieder zal dit moeten toestemmen – onderging een niet geringe wijziging en verbetering, ja zelfs kan men van verfraaiing spreken. Vereenigingen die zich beijverden om den naam van Hardenberg met eere ook naar buiten uit te dragen, konden op zijn steun en sympathie rekenen. Hoe ook geëerd en geliefd, toch is het leven van den heer Schuite niet enkel voorspoed geweest. Veel leed heeft hij in zijn korte leven moeten ondervinden. Herhaaldelijk trad de dood zijn woning binnen en op smartelijke wijze soms ontvielen hem zijn dierbaren.”

Bouke Schuite was geboren op 6 februari 1888 in het Friese Ooststellingwerf en huwde op 30 september 1915 te Stad Hardenberg met Georgenetta Antonia Rudolphina Boerrigter. Na haar overlijden hertrouwde hij op 20 oktober 1926 in Apeldoorn met Willemina Catharina Kroes.

Over de begrafenis schreef dezelfde krant:
“Donderdagmiddag hebben we onzen burgemeester begraven. Het was een droeve dag. De wind huilde over den doodenakker en felle regenflagen striemden ons in het gelaat. Vanuit het sterfhuis op den Kanaalweg werd het lijk door de stad gevoerd. Monotoon luidde de torenklok en de vensters der huizen waren gesloten… Via Voorstraat, Wilhelminastraat en Fortuinstraat trok de rouwstoet naar het nieuwe kerkhof aan de Bruchterweg waar een grafkelder was gebouwde. Een lange file auto’s en zeer vele ingezetenen bewezen den hoog geachten gestorvene de laatste eer. De baar was bedekt met vele kransen. Wanneer de baar is neergezet, neemt wethouder Wamelink, locoburgemeester, het woord. ‘Drie maal’, zegt spreker, ‘hebben we met den burgemeester dezen weg bewandeld om een stuk van zijn leven heen te dragen naar het graf. Nu is het de laatste keer, de heer Schuite zelf hebben we verloren. En naar onze mening is hij veel te vroeg weggenomen uit ons midden. We hebben allen van hem gehouden, want veel heeft hij voor Hardenberg gedaan. Hoef heeft de burgervader zich verheugd over den bloei der gemeente! En die bloei was te danken aan zijn initiatief, durf en doorzettingsvermogen. “Ik houd zoo van dit stadje en van deze menschen”, zoo heeft de burgemeester eens getuigd tegen spreker. En dit was de waarheid. De markten, de schepen, het on-ontgonnen veld, hoe groot was zijn belangstelling daarvoor.”


Toen, op 04 februari 1978: ‘Aboe’ gestorven.

Jan ‘Aboe’ Richterink Zweers 1893-1978.

Op 4 februari 1978 overleed een markante ‘bekende Hardenberger’, de heer Jan Richterink Zweers, bijgenaamd ‘Aboe’. Hij was geboren op 29 januari 1893 in Stad Hardenberg, als zoon van Hendrik Zweers (bijgenaamd Kuub-Enduk) en Stijntje van der Molen.

Jarenlang had Jan een winkel in galanterieën, ijzerwaren en meubelen, eerst aan de Fortuinstraat en vanaf 1924 in twee naast elkaar gelegen panden aan de Voorstraat. Hij was getrouwd met Jennigjen Meilink. Hij was enige tijd lid van de raad van de gemeente Stad Hardenberg, organist van de gereformeerde kerk en leider/directeur het christelijk gemengd koor ‘Hosanna’. Verder maakte hij zich verdienstelijk als secretaris en opperbrandmeester van de vrijwillige brandweer en bespeelde hij jarenlang het orgel van de Höftekerk.

Nadat zijn vrouw in 1975 was gestorven, ging Zweers, gehinderd door een afnemend gezichtsvermogen, nog actief verder in zijn woning aan de Jan van Arkelstraat. Daar zorgde hij voor een enorme cactusverzameling en boekstaafde een groot aantal oude bijnamen van Hardenberg. In het verleden droegen de meeste Hardenbergers een totaal andere naam dan die waarmee ze in de registers van de burgerlijke stand waren ingeschreven. Jan Richterink Zweers heeft er zorg voor gedragen dat veel van die merkwaardige namen voor de toekomst bewaard zijn gebleven, waaronder die van hemzelf.

Hij overleed, kinderloos, op 4 februari 1978 in het verpleeghuis Clara Feyoena Heem in Heemse en werd begraven op de begraafplaats aan de Bruchterweg.


Toen, op 03 februari 1913: school Bruchterveld officieel geopend.

Op de prentbriefkaart is goed te zien dat het in 1913 geopende schoolgebouw al een eerste uitbreiding heeft gekregen. Helaas beschikten we niet over de originele prentbriefkaart, zodat we geen betere kwaliteit kunnen tonen dan deze.
Bezit u de originele prentbriefkaart? We horen het graag!

Op maandagochtend 3 februari 1913, om tien uur, werd de christelijke lagere school Bruchterveld officieel door 61 leerlingen in gebruik genomen. Het Salland’s Volksblad van 7 februari deed verslag:

“Bruchterveld. Maandagmorgen werd hier de christelijke school geopend. De vlag wapperde en aan den ingang was het gebouw met groen versierd. Belangstellenden en kinderen vulden de lokalen. Dr. Schot las psalm 111 en ging voor in gebed. De heer Haverkamp wenste het bestuur der school ook namens het bestuur van de school te Bergentheim geluk met deze inrichting. Het stemde hem ietwat weemoedig toen hij vrijdag jl. 24 kinderen van zijn school zag vertrekken om voortaan hier ter school te gaan. Maar toch verheugt hij zich, dat deze school tot stand kwam. De kinderen zullen getrouw de school bezoeken, dat vertrouwt hij, als hij denkt hoe jonge kinderen den langen slijkerigen weg aflegden naar de school te Bergentheim. Daarna sprak de heer Rintjema, afkomstig uit Dokkum, die gereed stond zijn betrekking te aanvaarden. De eerste bladzijde der geschiedenis van deze school wordt thans geschreven.”

Op 16 maart 1912 was besloten tot de bouw van een school over te gaan. De advertentie tot aanbesteding verscheen op 26 april 1912 in het Salland’s Volksblad. Op 11 oktober van datzelfde jaar was de zgn. ‘eerste steen’ gelegd door ds. Schot en ds. Goris.


Toen, op 02 februari 1940: Hardenberg ingesneeuwd.

De krant ‘De Vijf Rivieren – Nieuwe Gorinchemse Courant van 2 februari 1940 schreef:

“Men meldt ons uit Hardenberg: De winter laat zich ook in deze streken van het land geducht gelden. Konden veertien dagen geleden de auto’s onmogelijk over de met sneeuwduinen bedekte wegen de dorpelingen halen voor den kerkdienst, althans uit de veraf gelegen buurtschappen, thans zijn deze nog meer van de buitenwereld afgesloten. Op den weg naar Radewijk moesten zes auto’s het opgeven en kwam een in een sloot terecht. Des avonds werd zelfs in het meer bewoonde Heemse de weg bijna onberijdbaar door opgehoopte sneeuwduinen.

De weg naar Lutten, voor veertien dagen nog vrij goed, alleen hier en daar met hooge sneeuwwallen versperd, is thans voor het verkeer afgesloten. De bus van de E.D.S. rijdt niet meer. De postauto kon er bij nacht niet doorkomen en is halverwege teruggekeerd om van Lutten naar Coevorden te rijden, zoodat Hardenberg dien morgen van post verstoken was.

Wat bijna nooit gebeurt, zag men thans. Op de altijd gevaarlijke Vecht werd al dagen achtereen schaatsen gereden zonder dat er een ongeluk is gebeurd. Er zit ca. 26 cm ijs in. Een vrachtauto met zand beladen is er over gereden, een novum in Hardenbergs historie. De Landbouwwinterschool is al eenige dagen gesloten omdat er niet voldoende cursisten aanwezig zijn. De Chr. ULO-school had een dag vakantie, omdat de stookolie van de verwarming opgebruikt was.”

Ook onze eigen lokale krant ‘De Vechtstreek’ deed verslag:
“Hardenberg. Bijna twee maanden gaat ons land nu reeds gebukt onder een winter, die met recht ‘ouderwets’ kan worden genoemd, en die in de boeken der geschiedenis, zowel wat de langdurigheid als wat de koude betreft, met een zwarte kool zal worden aangemerkt. Schaatsenliefhebbers hebben in het verleden wel eens verlangd naar een echt, ouderwetse winter, maar of dit nog het geval is menen we te mogen betwijfelen. Want de omstandigheden van deze winter zijn zodanig, dat ieder de wens op de lippen heeft, dat deze winter spoedig, heel spoedige een einde mag nemen. De moeilijkheden en bezwaren, die de aanhoudende vorst, de scherpe koude oostenwind, de telkens weerkerende sneeuwval meebrengen zijn te groot. We denken aan de soldaten die dag in dag uit op hun koude posten hun dienst in het belang van het vaderland verrichten, aan hen wier levensomstandigheden zodanig zijn dat het moeilijk, heel moeilijk zal zijn om bij deze noordpoolkoude warm te blijven, niet alleen overdag doch ook des nachts, aan de talloze wier werkzaamheden het meebrengen dat zij er alle dagen weer uit moeten, ondanks de felle koude, en ondanks de bijna onbegaanbare wegen. En dit is er de laatste dagen niet beter op geworden. In het begin van de week begon de oostenwind nog feller, nog krachtiger te blazen, en woei de sneeuw van de landen naar de wegen, waar achter bosjes en op plaatsen waar de weg lager ligt dan de landen, tot sneeuwduinen, die het verkeer eerst moeilijk en later bijna geheel onmogelijk maakten.

Op het ogenblik dat wij dit schrijven is Hardenberg zo goed als geïsoleerd. Alleen iemand die ter plaatse heel goed bekend is kan misschien nog over zandwegen en of over bouwlanden per auto berijdbare wegen bereiken, doch over de andere wegen is dat niet mogelijk. De wegen over Brucht en Rheeze zijn dicht gesneeuwd, over de Modderwijk is reeds in geen dagen verkeer mogelijk, naar Gramsbergen gaat het nog, doch over den Oldenhof moeten de paarden de auto’s helpen, terwijl over het te verbeteren gedeelte, waar grote hopen basalt aan den kant liggen, verkeer in het geheel niet mogelijk is. Alleen met het ‘spoor’ kan men zich nog buiten de plaats begeven en de velen die daarvan op dit ogenblik profiteren zullen hen loven die in den tijd toen het voortbestaan van het personenvervoer op de lijnen van de Noord Ooster Locaal Spoorwegen aan een zijden draadje hing, een krachtige en met succes bekroonde actie hebben gevoerd om den spoorweg en het personenvervoer daarop te behouden. Want zou dit vervoer thans per bus moeten geschieden, dan is het wel zeker dat Hardenberg geheel van de buitenwereld was afgesloten. De wagens der E.D.S. toch, die Hardenberg verbinding geven met Dedemsvaart en Hoogeveen, zijn er sinds dinsdag niet door gekomen, omdat het onmogelijk is thans de Modderwijk met een auto te passeren. Uren is men woensdagnacht bezig geweest enige militaire auto’s, die in de Modderwijk waren vastgeraakt, uit de sneeuw te bevrijden…”