Het Sallands Volksblad van 18 juni 1926 meldde:
“Hardenberg. Onze vroegere plaatsgenoot, dr. J. Waterink, thans gereformeerd predikant te Amsterdam, werd deze week tot buitengewoon hoogleraar benoemd in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.”
Jan Waterink (Den Hulst 1890, Amsterdam 1966) was een zoon van godsdienstonderwijzer Hendrik Waterink en van Aaltje Timmermans. Hij huwde op 13 mei 1914 met Joukje van der Kam. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Jan Waterink kwam ter wereld in een gereformeerd gezin. Hij bezocht de christelijke lagere school in Bergentheim en van 1904 tot 1909 het gereformeerd gymnasium te Kampen. Aangezien Waterink in de lijn van zijn vader predikant wilde worden, ging hij hier na het eindexamen studeren aan de Theologische School van de Gereformeerde Kerken. In 1913 deed hij er kandidaatsexamen.
Het jaar daarop – het jaar van zijn huwelijk – werd Waterink als predikant beroepen naar Appelscha. In dit Zuidfriese dorpje schreef hij op verzoek van zijn classis een studie over ‘Het godsdienstig leven in Frieslands Zuid-Oosthoek’ die bij hem een blijvende belangstelling wekte voor volkskunde, volkskarakter en psychologie. Toen hij in 1917 als predikant te Zutphen werd beroepen, volgde hij om die reden anderhalf jaar lang colleges sociale geografie aan de universiteit te Bonn.
Onder invloed van de veelzijdige, gereformeerde theoloog H. Bavinck liet Waterink zich in 1917 inschrijven als student theologie aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Op 23 maart 1923 promoveerde hij cum laude tot doctor in de godgeleerdheid bij prof. G.Ch. Aalders op het proefschrift ‘Plaats en methode van de ambtelijke vakken’.
Waterink werkte hard: naast een groot aantal artikelen publiceerde hij in 1927 en 1929 het tweede en derde stuk van zijn ‘Inleiding’, en in 1927 richtte hij een Psychotechnisch Laboratorium op. Hier voerde Waterink psychologische tests uit en liet hij studenten praktijkervaring opdoen en oefenen. Tevens trad hij vanuit het Laboratorium op als pedagogisch adviseur van het Gereformeerd Schoolverband. Door dit werk werd Waterink – zelf overigens kinderloos – steeds vaker om advies gevraagd over moeilijke en achterlijke kinderen.
Op basis van dit werk verwierf Waterink een vooraanstaande positie, niet alleen binnen de VU – in 1936/1937 en 1954/1955 was hij rector magnificus -, maar ook daarbuiten. Zo was hij van 1948 tot 1964 lid van de afdeling hoger onderwijs van de Onderwijsraad en van 1930 tot 1955 lid van het Algemeen College van Toezicht, Bijstand en Advies voor het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen, het belangrijkste adviesorgaan van de regering op het terrein van de kinderbescherming. Verder zat hij in besturen van vele verenigingen, meestal van gereformeerde snit. Daarbij voerde hij de redactie van enkele tijdschriften. Tevens was hij een veel gevraagd spreker en bleef hij zijn leven lang preken.
Een zekere ijdelheid was Waterink niet vreemd. Hij liet zich zijn bekendheid graag aanleunen en trad met veel genoegen in het openbaar op. Met graagte ontving hij eredoctoraten – van de universiteiten van Gent en het Zuidafrikaanse Potchefstroom – en onderscheidingen. Hij voelde zich gepasseerd wanneer een bestuursfunctie of adviseurschap op het brede terrein van zijn activiteiten naar een ander ging, maar merkte eens op dat wanneer hij erbij betrokken raakte, hij er eigenlijk geen tijd voor had. Graag releveerde Waterink ook zijn goede contacten met het Koninklijk Huis. Van zijn hand verscheen in 1948 ‘Onze jonge koningin thuis’, een biografie van koningin Juliana, en in 1951 ‘Onze prins in het publiek en binnenskamers’, over prins Bernhard. Verder heeft hij enkele prinsessen getest, toen hem om advies werd gevraagd over hun opvoeding.
Van de van zijn hand verschenen boeken noemen we hier nog ‘Bij ons in het land der Saksers’.
Op de foto is Jan Waterink afgebeeld in aanwezigheid van Prins Bernard. De Vrije Universiteit van Amsterdam besloot in 1926 Waterink te benoemen tot buitengewoon hoogleraar in de pedagogiek in de faculteit der letteren en tevens tot buitengewoon hoogleraar in de catechetiek in de faculteit der godgeleerdheid. In zijn op 8 oktober van dat jaar uitgesproken inaugurele rede pleitte hij nadrukkelijk niet alleen voor een principiële, maar ook voor een experimentele aanpak van de opvoedkunde. Beide professoraten zou hij 35 jaar lang, tot aan zijn emeritaat op 1 september 1961, bekleden, met dien verstande dat zijn buitengewone leeropdracht pedagogiek op 15 december 1929 werd omgezet in een ordinariaat in de pedagogiek, pedologie en psychotechniek.
(Bron: Het biografisch woordenboek van Nederland)
reactie Dini Kamphuis:
Jan Waterink met o.a. zijn moeder Aaltje Waterink Timmermans, de vrouw rechts op de foto.