Toen, op 04 augustus 1855: hannekemaaier in de fout.
Het Algemeen Handelsblad van 6 augustus 1855 meldde:
“Hardenberg, 4 aug. Van eenen troep naar huis keerende grasmaaijers bedreef een hunner hedenmorgen eene gruwelijke daad en wel om slechts eene cent. Deze als brugtol door hem verschuldigd, werd hardnekkig geweigerd en in plaats daarvan bragt hij den tolgaarder eenen vervaarlijken slag op het hoofd toe met het scherpe zijner zeissen. Deze is door de pet in de regterzijde van het achterhoofd doorgedrongen en heeft eene ontzaggelijke klove daarin aangebragt. Een ander persoon heeft eene vervaarlijke snede in den bovenarm gekregen. Daar men aanvankelijk den verkeerden had gearresteerd, wordt de ware dader, die terstond het hazenpad heeft gekozen, door de policie achtervolgd.”
De grasmaaijers waren seizoensarbeiders, meestal afkomstig uit Westfalen in Duitsland. Ze werden ook wel aangeduid als hollandgänger, hannekemaaijers, pikmaaijers of bovenlanders. In het voor jaar kwamen ze met duizenden de grens over om (meestal) in het westen van ons land aan de slag te gaan. In 1855 was het aantal van deze trekarbeiders dat Hardenberg passeerde gedaald tot zo’n 20.000 personen. Deze moesten voor het passeren van de Vechtbrug tolgeld betalen aan voorvader Derk Zweers, alias Bruggen Derk. Hij was toen hij werd aangevallen 32 jaar oud, bijna 5 jaar getrouwd en zijn vrouw Hendrikje Lammerink was hoogzwanger van hun derde kind.
Men kwam erachter dat de voortvluchtige dader een zekere Friedrich Tieman was, afkomstig uit Haldem (Kreis Minden-Lübbecke). Er werd contact opgenomen met de ambtman aldaar, maar Tieman was en bleef onvindbaar. Wel werd duidelijk dat Tieman met andere buitenlandse grasmaaijers per stoomboot uit Amsterdam over de Zuiderzee was gekomen. Doordat er processen-verbaal werden opgemaakt weten we dat de andere gewonde Albert Jan Brink was. Allebei zijn ze onder heelkundige behandeling geweest. Zweers kon zijn functie als tolgaarder blijven waarnemen, maar Brink kon niet alle gewone werk doen zoals rogge maaien.
In november volgde de rechtszaak voor de arrondissementsrechtbank Deventer. De beklaagde Tieman is niet verschenen en de getuigen Derk Zweers, 32 jaar, brugwachter, Albert Jan Brink, 33 jaar, koopman en voerman en Jan Harm Venebrugge, 37 jaar, herbergier worden ieder afzonderlijk binnengeroepen. Na het afleggen van de eed kunnen ze hun verhaal vertellen. Het komt er op neer dat niemand de beklaagde eerder had gezien. Dat ’s morgens om acht uur er enige bovenlanders kwamen die aan Derk een cent bruggeld moesten betalen. Toen de beklaagde dit weigerde en er een woordenwisseling volgde, pakte Derk hem zijn pet af. Na betaling van de cent kreeg de beklaagde zijn pet terug. Toen sloeg de beklaagde hem met de zeis op het hoofd. Brink zag het gebeuren en wilde te hulp schieten en kreeg met dezelfde zeis een slag op de arm, zodat zij beiden sterk bloedden maar dat de wonden spoedig waren genezen. Venebrugge was ook op het rumoer afgekomen en had gezien dat de mannen met de zeis geslagen werden. Hij wilde nog wel kwijt dat de ‘bruggeman’ van Rijkswege was aangesteld en ook de opbrengst der brug aan het Rijk moet verantwoorden. Waarop de beide eerst gehoorde getuigen dit laatste bevestigen. Friedrich Tieman werd bij verstek veroordeeld tot een ‘gevangenis’ van vier maanden en een geldboete van acht gulden en de kosten van het rechtsgeding wegens:
1. Moedwillig toebrengen van slagen aan een bedienend ambtenaar in de waarneming van zijn dienst (ambtenaar in functie) welke bloedstorting heeft veroorzaak.;
2. Moedwillig toebrengen van ene verwonding.