Archieven: 2021-01-14

Toen, op 14 januari 1868: mr. Van Roijen overleden.

Op 14 januari 1868 overleed mr. Isaäc Antoni Soetens van Roijen, de oprichter van de veenderijen die de Dedemsvaartse en Bergentheimer venen in ontwikkeling hebben gebracht.
In Overijssel had Van Roijen vele bezittingen. Zo bezat hij in Dedemsvaart vanaf 1843 Villa Arriërend en meerdere veengronden aan het kanaal en ook had hij Huize Heemse in eigendom. Daarnaast was hij van grote betekenis voor de realisering van het Overijssels Kanaal. In Bergentheim kocht hij veengronden waar hij een hoofdwijk liet graven die door een sluis was verbonden met de Overijsselse Vecht.

In 1853 werd hij benoemd tot commissaris des Konings van Groningen. In januari 1868, nog geen vier maanden na de beëindiging van deze functie, overleed hij te Zwolle. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Meppelerstraatweg. Van Roijen was geëerd voor zijn werk met de onderscheidingen: ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en Kommandeur van de Guelfenorde van Hannover.

In de Overijsselsche Courant schreef men:
“Dingsdag is hier ter stede overleden de heer mr. Isaac Antoni van Roijen, oud-Commissaris des Konings in de provincie Groningen. Eene langdurige ziekte die in de laatste dagen ernstig toenam en het ergste deed vreezen, maakte een einde aan zijn zoo veelzijdig nuttig en werkzaam leven.
Geboren te Vledder in 1800, vestigde hij zich, na aan de hoogeschool te Groningen zijne regtsgeleerde studiën te hebben volbragt, en eenigen tijd te Meppel als secretaris dier gemeente werkzaam te zijn geweest, in 1828 te Zwolle, waar hij als notaris was benoemd, met welke betrekking hij gelijktijdig die van advocaat uitoefende. Zijne uitgebreide en grondige regtskennis en zijn helder ziende blik verschaften hem in die betrekkingen eene praktijk, zoo als slechts zelden aan iemand ten deel valt.
Bij de oprigting van de Overijsselsche Vereeniging tot Ontwikkeling van Provinciale Welvaart vormde de heer van Roijen, met de heeren Sloet tot Oldhuis en van Diggelen, het bestuur en hij was voor de belangen dier zaak steeds ijverig werkzaam. Zijne groote bekwaamheden deden hem door de Staten van Overijssel benoemen tot lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal en dit bleef hij tot 1853, toen hij door het vertrouwen der regering geroepen werd om als Commissaris des Konings in de provincie Groningen op te treden. Veertien jaren bleef de heer Van Roijen in die eervolle betrekking onvermoeid werkzaam, en hoezeer hij in dat tijdvak de hem toevertrouwde belangen ter harte nam, bleek ten vorigen jare toen hij om redenen van gezondheid zijne betrekking neder legde en de leden der Staten hem bij de uitdrukking van hun leedwezen over zijn besluit een schoon bewijs hunner genegenheid en achting aanboden.
Kort is de rust geweest die de heer van Roijen van een zoo bewogen en werkzaam leven heeft mogen genieten, maar de herinnering aan het vele, door hem gedaan, zal blijven, en zijn aandenken, ook daardoor bij velen steeds in zegening zijn”.

Van Roijen was op 8 september 1825 te Zwolle gehuwd met Anna Gesina van Engelen. Zij kregen negen kinderen. Een van hen was Hendricus Nicolaus die van 1860 tot 1874 burgemeester was van Ambt Hardenberg.


Toen, op 10 januari 1842: stichting van parochie Slagharen.

De kerk uit 1871 werd in 1968 afgebroken om plaats te maken voor het huidige gebouw.

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 2 september 1943 meldde:

“Slagharen. Zondag 5 september wordt het 100-jarig bestaansfeest gevierd van de parochiekerk te Slagharen, toegewijd aan de H. Alphonsus de Liguori. De herdenking van dit jubileum zal uitsluitend een kerkelijk karakter dragen. Uit de geschiedenis van de parochiekerk deelt ‘De Tijd’ het volgende mede:

Op 10 januari 1842 kwam de opdracht dat in Slagharen een parochie zou worden gesticht. Als eerste pastoor werd op 14 juli 1843 benoemd de zeereerwaarde heer J.H. Koestal. Eerst op 29 augustus, den dag waarop de kerk werd gewijd door den Aartspriester van Salland, Drenthe en Groningen, H. van Kessel, kon pastoor Koestal zijn parochiewerk beginnen. Dertig jaar nadien, in 1871, verrees in Slagharen een nieuwe kerk. Bouwmeester was de architect Alfred Tepe. Tweemaal is het kerkgebouw vergroot en onder den huidigen pastoor, den zeereerwaarden heer G.J. Bos, zijn plannen uitgewerkt om een deel van de kerk af te breken en het gebouw opnieuw te vergrooten.”


Toen, op 08 januari 1849: kleermaker Bakhuis.

Een van de pagina’s uit het bewaard gebleven schriftje. Het betreft de rekening van kleermaker Bakhuis voor Godewien Arnold van Dijck, die van 1885 tot 1890 burgemeester van Ambt Hardenberg was.

In de vroege morgen van 8 januari 1849 verlaten twee mannen te voet hun woonplaats Hardenberg. Het is guur en koud, ze huiveren en zetten, om wat warm te blijven, er stevig de pas in. Na enige tijd bereiken ze hun doel, de boerderij van Jan van der Velde aan de Radewijkerbeek. Het vuur in de keuken brandt lekker en ze komen dan ook gauw weer op verhaal. Daarna pakken ze hun meegebrachte spullen uit en beginnen te werken aan de stapel die de boerin ondertussen heeft klaargelegd.

De twee mannen zijn kleermaker Berend Bakhuis en zijn knecht. Ze doen wat in die tijd, toen er nog geen naaimachines waren, heel gewoon was: ter plaatse herstelwerk verrichten aan de kleren van een boerengezin. Er wordt flink doorgewerkt, maar als er op de boerderij wordt gegeten kunnen ze mee aanschuiven. Tegen de avond gaan ze weer naar huis en na zich opnieuw te hebben gewarmd haalt Bakhuis een schrift, een potje inkt en een pen te voorschijn en schrijft:‘Jan van de Velde, op de beeke, 8 januari 1849, gewerkt met ons beiden, 45 (cent)’.Dit verhaal ontleende wijlen Jan Bosch aan een oud, vlekkerig en beschadigd schriftje (waaruit bladzijden en gedeelten zijn weggeknipt, omdat de schuld inmiddels was betaald) van zijn overgrootvader Berend Bakhuis.

Deze Berend werd geboren op 29 augustus 1824 in Uelsen, koninkrijk Pruisen, overleed in Stad Hardenberg op 9 februari 1901 en was in 1848 getrouwd met Geertruida van der Haar uit Gramsbergen. Het verhaal van kleermaker Bakhuis, van de hand van Jan Bosch, kunt u lezen op onze website:

https://www.historischeprojecten.nl/…/Kleermaker_Bosch.pdf


Toen, op 07 januari 1916: een krentewegge van bijna 2 meter.

Het Salland’s Volksblad van 7 januari 1916 meldde:
“Gramsbergen. Als blijk van waardering heeft de Grenswacht te Ane donderdagavond den heer F. Boonstra alhier verrast met een krentebrood van f. 8,50. Het had een lengte van 1.90 meter en was 32 cm breed, gebakken door H.W. Bodewitz. Het geschenk was voor al de koffie die hij aan de posten aan de brug verstrekt had. Nu hem juist een zoon geboren was, meende men dat dit een goede gelegenheid was om hem dit krentebroodje cadeau te geven”.

De kleine Evert Boonstra was op 4 januari 1916 geboren, als zoon van de toen al 58-jarige herbergier Folke Boonstra en diens 17 jaar jongere echtgenote Everdina Flierman.

Overigens vragen wij ons af waar het jaartal (zie foto) op gebaseerd is. Volgens onze informatie is Boonstra pas op 23 juni 1901 vanuit Hasselt in Gramsbergen gaan wonen (aan de brug). Folke Boonstra was geboren in 1857… in Hasselt.


Toen, op 07 januari 1937: gelukstelegram voor de koningin.

0107_telegram
Op 7 januari 1937 werd dit bericht verzonden op het telegraaf- annex postkantoor in Hardenberg. Het werd verzonden door het gemeentebestuur van Stad Hardenberg, gericht aan koningin Wilhelmina in Den Haag.

In het telegram feliciteerde het stadsbestuur de koningin met het huwelijk van prinses Juliana met prins Bernhard dat die dag kerkelijk werd ingezegend in de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag.