Archieven: 2021-08-31

Toen, op 31 augustus 1963: viering 150-jarige bevrijding.

De kleurendia is gemaakt door ds. Loor uit Heemse.

De Oranjevereniging Heemse organiseerde op 30 en 31 augustus 1963 het historisch openluchtspel “Heemse 1813”, ter herdenking van 150 jaar onafhankelijkheid en bevrijding van de Franse overheersing.

Op het podium is het interieur van de herberg de Rustenberg in beeld gebracht. Franse militairen eisen inkwartiering bij de waard, Jan Willems Norink.


Toen, op 30 augustus 1912: dorsmachine doet z’n intrede.

De foto is van later datum en toont de heren Dieks Ensing, Tinus Haandrikman, A. v.d. Berg, Weitkamp sr., W. IJzebrink, G. Kampman, J. Haandrikman, G.W. Slotman, J.B. Weitkamp, L. IJzebrink en G. Bruins.

Het Sallands Volksblad van 30 augustus 1912 meldde:
“Hardenberg. Als een bewijs van de vooruitgang van de landbouw in deze streken kan dienen dat door een negental heren uit deze omgeving in dezer dagen een flinke stoomdorschmachine met locomobiel en stroo-pers is aangekocht welke tegen een matigen prijs kan worden gehuurd.

Leden der vereniging zijn: H.J. Boerrigter, E. Burema, A. Dilling, J. Dilling, F. Frijling, J. Grooters, secr.-penningm. G. Nijman, A.A. Oostenbrink voorzitter; J. Schutte.”

De dorsvereniging voerde de toepasselijke naam ‘De Eendracht’.


Toen, op 29 augustus 1840: vier woonhuizen gingen in vlammen op.o

0829_Brink_Heemse

De Bredasche Courant van 8 september 1840 meldde:
“Op den 29sten der vorige maand zijn in het dorp Heemse, gemeente Ambt Hardenbergh, door een aldaar ontstanen brand vier woonhuizen en vier schuren eene prooi der vlammen geworden, waardoor 6 huisgezinnen in de diepste armoede zijn gedompeld. Aan de dadelijk aangebragte twee brandspuiten uit de stad Hardenbergh en de ijverige medewerking der ingezetenen uit gemelde stad is het te danken, dat deze geene meerdere verwoestingen heeft aangerigt”.

Dit krantenbericht is kort, maar in het archief van de voormalige gemeente Ambt Hardenberg wordt in het zgn. correspondentieboek van de burgemeester een uitgebreider verslag aangetroffen:

“Heemse, 29 aug. Aan Z.E. den Gouverneur van Overijssel.
Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze kennis te geven dat heden morgen ten zes uren brand is ontstaan ten huize van Berendina Veenebrugge, weduwe Jan Hendrik Stegeman, op den Brink, in het dorp Heemse ter dezer gemeente, welke zoodanig in hevigheid toenam, dat in weinige oogenblikken de daaraan en bijstaande gebouwen mede eene prooi der vlammen werden. Zijnde de brand ten 11 uren dezen voormiddag gebluscht.

Het is aan de dadelijk aangebragte twee brandspuiten uit de stad Hardenbergh en de krachtdadige hulp van de ingezetenen der gemelde stad, alsmede die uit mijne gemeente, welke van alle kanten kwamen aansnellen te danken, dat dezen brand zoo spoedig gestuit is, niet alleen, maar dat ook de verdere en bijstaande gebouwen zijn bewaard gebleven. Bij gedaan onderzoek is mij gebleken dat de volgende gebouwen geheel of gedeeltelijk zijn vernield, als:

1. het gedeeltelijke woonhuis en de geheele schuur van den kantonregter Jan Bruins [op de kadastrale uitsnede nr. 644]
2. het geheele woonhuis en schuur van Raphael de Bruin [nr. 643]
3. het gedeeltelijke pakhuis en schuur van Evert Bruins
4. het geheele woonhuis van Hendrik Wenink [nr. 642]
5. het geheele woonhuis van Berendina Venebrugge, weduwe J.H. Stegeman voornoemd [nr. 641]
6. het geheele woonhuis van Gerrit Slotman, alle op den Brink [640]

Ik zal mij onledig houden met het opmaken der processen-verbaal der schaden, en de eer hebben deze met de verdere stukken zoo spoedig mogelijk aan Uwe Excellentie in te zenden”.

Een paar dagen later vervolgde de burgemeester:
“Ik heb de eer u te berigten dat er onder de schaden geleden hebbenden, door den brand op den 29 der vorige maand, de volgende personen gevonden worden die dadelijk hulp behoeven, als:

1. Gerrit Slotman, met vrouw en vier kinderen
2. de weduwe J.H. Stegeman en haren zoon
3. Hendrik Weenink, met vrouw, twee kinderen, schoondochter en kleinkind
4. Janna Bouwhuis, en
5. Raphael de Bruin, met vrouw en vier kinderen.

Ten behoeven van deze ongelukkige slagtoffers, welke zich in de diepste armoede bevinden, neem ik eerbiediglijk de vrijheid Uwe Excellenties alom bekende menschlievendheid in te roepen. Eenige goederen zijn wel door hun gered, doch het merendeel is door de vlammen verteerd. Eenige menschenvrienden hebben zich met mijne medewerking wel willen belasten deze ongelukkigen voorlopig huisvesting en voedsel te verleenen, doch dit is slechts van korten duur, weshalven ik de vrijheid neem U te verzoeken het daarhenen te dirigeren dat voor deze slagtoffers eene provinciale collectie konde plaats hebben”.


Toen, op 28 augustus 1922: geschenk van Bloem aanvaard.

Slag op de Hardenbergerheide 17 juni 1580.

De gemeenteraad van Stad Hardenberg vergaderde op 28 augustus 1922 en besloot de volgende schenking te aanvaarden:”
Door den voorzitter wordt voorgelezen een schrijven van den zoon van wijlen burgemeester Bloem, waarin namens de familie de gemeente wordt aangeboden de op de burgemeesterskamer gehangen hebbende schilderij, voorstellende ‘De Slag bij Hardenberg’. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten dit geschenk onder dankzegging aan de familie Bloem te aanvaarden”.

Dichter J.C. Bloem schonk het schilderij, namens de familie, aan het gemeentebestuur. Nu, anno 2021, is onbekend waar het doek met een voorstelling van de Slag op de Hardenbergerheide gebleven is…


Toen, op 28 augustus 1891: interview met pastoor Hogeman over de bevolking.

Op vrijdag 28 augustus 1891 werd een vergadering gehouden van de Staatscommissie inzake de Veenderijen. De heren Veegens, Van Alphen, Reeling Brouwer en Van Swinderen interviewden die dag de 62-jarige pastoor Johannes Hogeman uit Slagharen:

De voorzitter: Sinds hoe lang zijt gij pastoor te Slagharen?
Twaalf jaren, en 9 jaren ben ik in de veenderij van Vroomshoop pastoor geweest. Ik ben geboren te Steenwijkerwold, waar ook veel veenderijen zijn.

Komt gij veel in aanraking met de arbeidende bevolking, in het bijzonder met de veenarbeiders?
Onwillekeurig ja.

Gaan de kinderen van die bevolking geregeld school tot zij de eerste communie afleggen?
Dat gaat wel beter dan vroeger, toen dit zeer veel te wenschen overliet.

Wordt daaraan door u zooveel mogelijk de hand gehouden?
Ja, zooveel dat in mijne macht ligt. Er bestaat bij ons eene verordening, waarbij verboden wordt gedurende de schooluren arbeid te verrichten. Men had echter een uur vóór of na schooltijd erbij moeten verbieden; de school ligt dikwijls een half uur of meer van de plaats af, waar zij wonen, en vóór en na de schooluren zijn zij gewoon op het land te werken. Het reglement is dan ook feitelijk niet te handhaven, wegens de uitgestrektheid der gemeente. De gebrekkige vonders zijn ook voor een groot deel schuld aan het schoolverzuim.

Die verordening geldt voor Ambt-Hardenberg?
Ja. Schoolplicht kan bij ons niet ingevoerd worden. De ouders zelven moeten de kinderen aanzetten, en zelven overtuigd zijn, dat het onderwijs, daar gegeven, goed voor hunne kinderen is. Wij hebben bijv. een meester gehad, die, naar men zeide, de kinderen ‘de generatio animalium’ uitlegde; bij zulk een meester kan men de kinderen toch niet verplichten ter school te komen. Niet dat wij katholieken zozeer tegen leerplicht zijn. Bernhard van Galen, bisschop van Munster, heeft den schoolplicht het eerst van allen in zijn bisdom ingevoerd.

Werken in uwe streek vele gehuwde vrouwen in het veen?
Ja. De meisjes doen het lichte werk. Later, als zij getrouwd zijn, dan drijft de huishoudelijke nood haar weer naar het werk. Zij zijn dan voor dat werk reeds gehard. Het heeft wel eenigen invloed op het huishouden, zoodat er dan weinig aan vrouwelijke handwerken gedaan wordt.

Bestaat er liefhebberij voor het onderwijs in de nuttige handwerken?
Ja wel.

Zou het werken van gehuwde vrouwen in het veen niet soms daaruit voortvloeien dat zij van de nuttige handwerken weinig verstaan en zich thuis vervelen?
Neen, dat geloof ik niet. Een kwaad ding is vooral de zedeloosheid bij het schepen laden. Die jongens en meisjes te zamen maken een wilden boel, vooral ook door de jenever, die daarbij gebruikt wordt. Wanneer vader en moeder en dochters samen in het veen werken, dan is het niet zoo slim, omdat zij dan op hun eigen werkblok arbeiden.

Hoe zien in uwe streek de arbeiderswoningen eruit?
Relatief beter dan te Haskerland, Ter Idzerd en Steenwijkerwold. Met de woningen daar vergeleken, zijn het hier paleizen. Zij zijn meestal van steen; achter de wijken wordt nog wel eens een huis aangetroffen dat geheel van zoden is opgetrokken. De ruimte is voldoende. Ik geloof, dat de toestand hier beter is, omdat er meer verdiend wordt. Het veen is hier ook niet zoo duur. Een jaar of tien geleden verkocht mijn broeder een stuk veen onder Steenwijkerwold van 3 mud ondergrondsveen voor 7.000 gulden. Hier roept men al van duur, als de hectare 1.000 gulden opbrengt. Het is waar, het een is hier van minder gehalte, maar het scheelt dan ook zoo iets.

Een mud is zoo wat 60 are, nietwaar?
Ja.

Hebt gij den indruk, dat in uwe streek een oppassend arbeider behoorlijk met zijn loon kan rondkomen?
Ja, als ze maar geen jenever dronken en pronkerij en snoeperij wegbleven. De menschen zijn over het algemeen niet oeconomisch. Ds. Dreesman, vroeger predikant te Vroomshoop, verhaalde mij dat een huishouden, dat in den zomer f. 50 in de week verdiende, het eerst om bedeeling kwam.

Leven de arbeiders rijkelijker in den tijd, dat zij betrekkelijk ruime verdiensten hebben, dan des winters?
Natuurlijk. Des zomers mogen zij wel een stukje spek en een stuk stoete eten.

Zijn er wel die ’s winters boeken lezen?
Ik geloof het niet, en ik ben er zelf ook niet voor. Aan romans hebben zij niets, wel als zij wat over bijbelsche geschiedenis of zoo iets lezen.

Hoe staat het met de zedelijkheid van de arbeidende bevolking?
Wanneer men in aanmerking neemt, dat de bevolking van alle landen en streken er is heengegaan, dat het veelal arbeiders zijn, die elders uitgeboerd zijn, dan is de zedelijkheid werkelijk zeer goed. Vroeger was dit minder, maar tegenwoordig valt er niet over te klagen. Een enkele maal valt er eene vechtpartij voor, maar dat is meestal een gevolg van drift.

Genieten velen ’s winters bedeeling?
Niet veel. Daarvoor hebben zij nog teveel eergevoel. Onder katholieken zullen er bijv. maar zeer enkelen zijn die bij de communie voor hunne kinderen kleederen aannemen, of eene vrije plaats in de kerk willen hebben. Daarvoor betalen zij liever zelf. Ik heb 900 communicanten, en doe ik er 400 bij, dan heb ik het zielental. Wie in de kerk eene plaats voor niets wil hebben, kan haar krijgen en dan wordt niet onderzocht, of hij wel inderdaad arm is, en toch worden wij maar ééne bank om niet kwijt.

Kunnen de armen te uwent gemakkelijk geneeskundige hulp krijgen?
Dit laat in de veenstreken veel te wenschen over. Er is een vijftigjarig dokter, de heer Koster, die de geheele streek moet afgaan. Er is nu een grindweg langs door de gemeente, doch over het algemeen zijn de wegen zeer slecht. Het drinkwater is er ook slecht. Bij ons gaat het wel, doch te Vroomshoop laat het veel te wenschen over. Er zijn menschen, die op plaatsen wonen waar geen wijken zijn. Dan graven zij maar een gat in den grond, in dat verrotte veen, om water te krijgen. Dit moest eigenlijk verboden zijn.

Kunt gij ook waarnemen, dat de moreele toestand van de bevolking te uwent gedurende uw verblijf aldaar vooruitgaande is?
O, ja wel, ‘gutta cavat lapidem, non vi sed saepe cadendo’ (de druppel holt de steen uit, niet door geweld, maar door dikwijls te vallen). Vroeger was het soms heel wat minder. Het evangelie wordt hun nu gepredikt, en ze hooren het alle zondagen weder. Al meenen ze misschien soms: de pastoor zal het wel wat leelijker schilderen dan het is, ten slotte denken ze het zelf zooals het hun altijd geleerd of gepredikt is.

Pastoor Hogeman overleed op 10 mei 1893 te Slagharen, oud 65 jaar. Hij was op 11 augustus 1861 tot priester gewijd, stond vanaf 1871 als pastoor te Den Ham en Vroomshoop en sedert 1879 pastoor te Lutten en Slagharen.