Archieven: 2022-03-18

Toen, op 18 maart 1816: kunstschilder Gerhardus Meijer geboren.

Gerhardus Meijer (1816-1875).

Op 18 maart 1816 werd in Heemse een zoontje geboren van Berend Wennemers Meijer en Jennigjen Vedelaar. Het kind werd ‘Gerhardus’ genoemd. Vader Berend was toentertijd korporaal bij het tweede bataljon artillerie en lag op dat moment in garnizoen te Nijmegen. Jennigjen beviel dan ook ten huize van haar moeder Hermina Bruins, weduwe van Albert Vedelaar, op de Brink.

Kort na Gerhardus’ geboorte verhuisde het jonge gezin naar Zwolle, waar tussen 1818 en 1828 het gezin met nog vijf kinderen werd uitgebreid. . Vader Berend verdiende de kost als onder meer tabakskerver, sjouwer, blaauwverwer, suppoost en dienaar van policie.
Gerhardus groeide op en rondde zijn studie af in Zwolle en werd er eerst kantoorbediende en later gemeentebode.

Gerhardus Meijer (1816-1875).

Hij huwde op jonge, twintigjarige, leeftijd met de bijna tien jaar oudere weduwe Janna Smit-List uit Meppel, geboren in Neuenhaus, Hanover. Ze kregen samen vier kinderen, waarvan de jongste op 15-jarige leeftijd stierf.

Dit alles is niet zo bijzonder misschien, maar Gerhardus volgde – buiten werktijd – een opleiding bij Adrianus Serné en later bij Louis Meijer om schilder en tekenaar te worden. Zo ontwikkelde hij zich tot een niet onverdienstelijk landschapschilder, aquarellist en tekenaar.

Er zijn nog aardig wat werken van Meijer bewaard gebleven. In 1842 en 1844 werden doeken van hem tentoongesteld in het Odéon in Zwolle, waar exposities werden gehouden van ‘nog in leven zijnde Nederlandsche meesters’. Het ging om vier werken, getiteld: ‘een boomrijk en duinachtig landschap, ‘een binnenplaats op het eiland te Zwolle’, ‘een herberg aan den weg waarvoor een paard wordt gevoederd’ en ‘een gezigt in de omstreken van Ommen’.
Gerhardus Meijer overleed ‘aan den Frieschenwal’ in Zwolle op 22 februari 1875, op 58-jarige leeftijd. Hij was weduwnaar van Janna List, waarmee hij in 1836 was getrouwd. Hun tweede zoon Joan Willem (1840-1928) werd evenals zijn vader een verdienstelijk kunstenaar.


De exacte locatie van Havezate Heemse

De voormalige havezate, Huis Heemse, werd op het allereerste kadastrale minuutplan (1824-1830) ingetekend door landmeter eerste klasse J.B. van Lith. De kleuren op de plans hebben vaak een betekenis. Gewone gebouwen zijn lichtrood (karmijn), wegen bruin (gebrande sienna), wateren blauw (ultramarijn) en gebouwen die vrijgesteld waren van grondbelasting, zoals kerken, kobaltblauw.

Klik op de kaart voor een vergrote weergave.

Duidelijk is te zien dat de havezate Heemse bestond uit drie bouwdelen, het hoofdgebouw en twee bijgebouwen. Achter het hoofdgebouw lag een riant park.

Een van onze volgers, dhr. Nabers uit Hengelo, heeft ons geholpen bij het bepalen van de exacte locatie van het in 1869 afgebroken herenhuis. Daarmee is de havezate weer ‘op de kaart gezet’.

Klik op de kaart voor een vergrote weergave.

Veel meer over de geschiedenis van de vroegere havezate, met kaartmateriaal en overige illustraties, leest u op onze website.


Toen, op 15 maart 1967: nationale boomplantdag.

Deze mooie groepsfoto is gemaakt op 15 maart 1967 tijdens de Nationale Boomplantdag of Boomfeestdag. We zien een grote groep jongeren die burgemeester Jan Slot van de gemeente Hardenberg assisteren bij het planten van een boompje.

Herkent u nog een of meerdere personen die hier zijn afgebeeld of weet u waar deze boom werd geplant? Dan horen we dat heel graag.


Toen, op 12 maart 1853: verdeling van de marke Hardenberg-Baalder.

Op 12 maart 1853 verleed notaris Willem Swam de akte van van scheiding en verdeling van de tot dan toe nog gecombineerde marke van Hardenberg en Baalder.

De bestuurders van de marke Hardenberg waren: Simon Bromet (markerichter), landbouwers Berend Jan Meilink, Engbert Zweers, Gerrit Jan Rigters, Hermannus Zweers en Harm ten Broeke, deurwaarder Hendrik Edelijn en barbier Hendrik Kampherbeek

De bestuurders van de marke Baalder waren: Albert Kampherbeek, Albert Huisjes, Jan Hendrik Reins, Berend Venebrugge en Gerrit Hakkers.

De markegronden in de kadastrale gemeente Ambt Hardenberg besloegen nagenoeg 500 bunder en in de kadastrale gemeente Stad Hardenberg ging het maar liefst om 1400 bunder. Het totale gezamenlijke bezit had daarmee een oppervlakte van 1895 bunder, 25 roeden en 10 ellen. De gerechtigde burgers van Stad Hardenberg konden aanspraak maken op 85/145e gedeelte en de gewaarden of gerechtigden in de marke Baalder op het overige 60/145e deel.

Buiten de verdeling bleef bijna 22 bunder die men moest afstaan aan de Overijsselsche Kanaalmaatschappij ten behoeve van de aanleg van het kanaal Almelo-de Haandrik, maar ook de gronden, in de wandeling bekend als de Burgerkampen, zou men op een later moment nog verdelen.

Fragment van de voor de scheiding vervaardigde topografische kaart, anno 1852, van de hand van landmeter van het kadaster De Vries Hofman.

Toen, op 9 maart 1858: het geheime testament van Quae.

Op 9 maart 1858 werd door notaris Swam in Gramsbergen een testament geregistreerd op verzoek van Harm Hendrik Quae uit Holtheme. De testator voelde kennelijk zijn einde naderen, want hij overleed exact een week later, op 16 maart.

Op zich is een testament niet bijzonder. Er zijn vele bewaard gebleven in de notariële archieven. Echter het geheime testament van Harm Hendrik werd in een gesloten enveloppe aangeboden aan de notaris en was, zo schrijft Swam, door een ander geschreven, maar door den comparant eigenhandig getekend. We vermoeden dat buurman Jan Hendrik Leemgraven het testament heeft geschreven. Hij heeft de enveloppe namelijk ook gepitsierd (verzegeld) door drie rode zegels met zijn cachet, bestaande uit zijn initialen J H L en een met een pijl doorboord hart.

Dat met een pijl doorboorde hart heeft ongetwijfeld een relatie met zijn verloofde Dina Eekenhorst. Jan Hendrik en Dina trouwden namelijk op 12 maart 1858, drie dagen na het verlijden van het testament en vier dagen voor het overlijden van de testator…

Het zegel in rode was van Jan Hendrik Leemgraven (1829-1895) uit Holtheme (met dank aan Collectie Overijssel)

Harm Hendrik Quae was geboren in ’t Duitse Bramhar in ’t kreis Bawinkel en op 30 augustus 1820 getrouwd met Anna Maria Aleida Adams genaamd Scholten. Zij was de weduwe van Martinus Henricus Wilhelmus Antonius Mittendorff en zij hadden gewoon op de boerderij de Vilsterborg.

In het testament bepaalde Harm Hendrik dat een legaat van 500 gulden zou vererven op Hendrika Willemina Leemgraven. Ook Willemina Nijzink, de weduwe van Warse Leemgraven, ontving een legaat van 500 gulden. Tenslotte werd Hendrika Willemina Leemgraven ook aangewezen als universeel erfgenaam van al zijn bezittingen, onder de voorwaarde dat zij dan de kosten van zijn begrafenis en de successiekosten voor haar rekening zou nemen.