Archieven: 2022-05-05

Toen, op 05 mei 2006: monument boerderij ‘Bouwlust’.

Deze foto is gemaakt op 5 mei 2006. We zien de monumentale boerderij ‘Bouwlust’ van de fam. Heerkes aan de Gramsbergerweg. De foto is gemaakt ten behoeve van het boek Monumenten in de gemeente Hardenberg.

De uitvoerig beschreven geschiedenis van het gemeentelijk monument Bouwlust kunt u terugvinden in genoemd boek, maar ook online op onze website.


Toen, op 2 mei 1729: protest tegen verkopen van woonhuis.

Op 2 mei 1729, bijna drie eeuwen geleden, werd onderstaande akte geregistreerd door B.G. Kramer, de toenmalige stadssecretaris van Hardenberg. Voor hem en de burgemeesters Odink, Rigterink en Amsink verscheen die dag mr. Harm van der Straten. Deze tekende, namens zichzelf en als gevolmachtigde van Engbert van Stege (koster van de grote kerk in Zwolle), protest aan tegen de voorgenomen verkoop van een woonhuis in de Voorstraat in Hardenberg. Die verkoop zou plaatsvinden op verzoek van Thijs Kremer als erfgenaam van Battien Willems. Battien was de tante van Thijs’ vrouw. Het huis in de Voorstraat, gelegen naast Berend Bakker, werd ten tijde van de voorgenomen verkoop bewoond door de weduwe Anne Matekate (Maetkotte).

Het protest werd door Van de Straten aangetekend, omdat hij nog altijd ruim 85 gulden tegoed had. Dit bedrag was nog verschuldigd vanwege door hem geleverde materialen, arbeidsloon en kostgeld tot het opbouwen van voornoemde huijs

Procollandum aen het Stadgerigte van den Hardenbergh den 2 meij 1729.
Burgermeesteren Derck Odink, Harm(en) Rigterink en Hilbrand Amsink.


Compareerd in desen aghbaeren Gerigte mr. Harmen van der Straeten, soo voor sighselfs en als vaeder en momboir over sijne eigene kinderen, alsmede momboir over de onmundige kinderen van e(dele) Engbert van Stege, custos van de Grote Kerk tot Zwolle, in desen geassisteerd met sijn bediende procureator Baerselman, met de uijterste bevreemdinge alhier komende te vernemen, dat Thijs Kremer, hem noemende als erfgenaem van Battien Willems gedenkt te verkopen het huijs van wijlen de voornoemde Battien Willems, soo tegenswoordigh bewoond word door Anne Maetkotte, gelegen in de Voorstraete naest Berent Backer. Voorts dat hij mede voornemens is te verkopen de grond of huijsplaetse waerop het ….huijs gebouwt is.

Hebbende hij comparant op het voorschr(even) huijs een praetensie van vijfentachentigh guldens, veertien stuijvers met de interesse van dien a tempore morae, heerkomende van geleverde materialen, arbeidsloon en kostgeld tot het opbouwen van voornoemde huijs verstrekt, gelijk t’ersien uijt de specificque rekeningh soo ten overvloed bij desen word overgegeven. Voorts dat hij comparant en in de voornoemde qualiteit praetendeerd eigenaers te sijn van de grond of huijsplaetse, gelijk men ten allen tijden soo nodigh in cas van dispuit sal kunnen aentonen, en doen geblijken. Dat hij Thijs Kremer op of aen het voorgemelte huijs geen meerder reght of praetensie heeft als voor een s(omm)a van tachentigh guldens, soo sijn vrouwen moeije Battien Willems sal(ige)r daerop verschoten heeft, en alsoo niet bevoeght veel min beregtigt dit huijs met de grond te verkopen, waerom men niet heeft kunnen of willen stil sitten en ieder die voornemens mogte sijn dit huijs met de grond te willen kopen te waerschouwen haer daervan te onthouden, want men sulks aen dese sijde nooit, immers niet soo lange hierin nae reghte sal sijn gedediceerd, sal condeschenderen of toestaen, waerom men daertegens ten eierlijksten reghtens doed protesteren, met versoek dat dese acte opentlijk aen hem Thijs Kremer en een ieder magh worden voorgelesen, om haer daer nae te kunnen reguleren, en sulks geschied sijnde, hierop te relateren om te strekken als nae reghte. Alles onder dierbare protestatie van kosten, schaeden en interessen hierdoor bereids geleden of nogh verder te lijden.

Jan Valkman, stadsdienaar, relateerd dat hij dese acte van protest aen Tijes Cremer aen het huis van Fredrik Bloemers op de verkopinge heeft voorgelesen. Actum Hardenbergh den 2 meij 1729. In fidem, B.G. Kramer, secret(aris).


Toen, op 1 mei 1916: invoering zomertijd.


Het Salland’s Volksblad van 26 mei 1916 meldde:

De goedbedoelde regeeringsmaatregel betreffende de invoering van den zomertijd vindt hier geen onverdeelde instemming. Het schijnt dat sommigen verzuimd hebben op 30 april de klok een uur vooruit te zetten. Van die nieuwigheid moesten ze niets hebben. En het gevolg was dat zij op allerlei manier met den tijd in de war raakten.

Het bestuur der chr. school had als goede staatsburgers past den wettelijk vastgestelden tijd ook ingevoerd. Maar nu moesten de kinderen te vroeg naar school. Want, zoo redeneeren zij, die niet met den tijd meegaan, het is toch eigenlijk nog maar acht uur.

De kerkeraad der Ger. Kerk scheen zich ook niet goed bij den nieuwen toestand te kunnen aanpassen en bewandelde den gulden middenweg door den aanvang der Godsdienstoefeningen een half uur te verschuiven. Daardoor gesterkt in hun vermeende bezwaren kwamen ook enkele ouders bij het schoolbestuur aankloppen om de lessen weer op den ouden tijd aan te vangen. Om des lieven vrede wille heeft het schoolbestuur maar gedeeltelijk toegegeven en den aanvang der lessen een half uur verschoven. Het slot der geschiedenis zal wel zijn dat nu niemand met de regeling tevreden is.

De eerste praktische toepassing van zomertijd was door het Duitse Keizerrijk gedurende de Eerste Wereldoorlog, vanaf 30 april 1916. De zomertijd werd ook in de bezette gebieden doorgevoerd. Nederland was weliswaar neutraal, maar voerde een dag later (1 mei) ook de zomertijd in en dat zorgde in Hardenberg dus voor nogal wat problemen…