Archieven: 2022-02-10

Toen, op 10 februari 1944: Duitse jachtvliegtuigen neergeschoten.

Dit getypte briefje, gedateerd 10 februari 1944, is bewaard gebleven in het marechausseearchief van de brigade Hardenberg. Het werd opgesteld door opperwachtmeester Kraak, gericht aan zijn groepscommandant. Met dit dienstbericht werd de commandant op de hoogte gebracht over het feit dat diezelfde ochtend, omstreeks 11.10 uur, tijdens een luchtgevecht boven Hardenberg en omgeving, een Duits jachtvliegtuig (Focke-Wulf 190A-7) was neergeschoten. Het vijandige toestel was neergestort op het weiland van landbouwer H.J. Ramaker aan de Hoogenweg. De wrakstukken lagen over een oppervlakte van ongeveer 200 m2 verspreid en het lichaam van de Duitse piloot was onherkenbaar verminkt.

Ook op 10 februari…

Dit briefje, gedateerd 10 februari 1944, is bewaard gebleven in het archief van de marechausseebrigade Hardenberg. Hoofwachtmeester Cornelis Servaas Pisuisse rapporteerde hiermee aan zijn groepscommandant over het neerstorten van een Duits jachtvliegtuig (een Focke-Wulf Fw 190 A-7) in een oude Vechtarm in Diffelen, nabij de boerderij van de gebroeders Bolks (de Uilenkamp). Het lichaam van de omgekomen Duitse piloot was ‘deerlijk verminkt’ en ‘niet herkenbaar’.

De Duitse piloot, de 24-jarige Unteroffizier Rudolf Kuhrz, was vertrokken vanaf het vliegveld Rheine. Zijn lichaam werd aanvankelijk begraven op de Oosterbegraafplaats in Enschede, maar op 8 oktober 1948 herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats te Ysselstein.

De Duitse piloot in kwestie betrof Fahnenjunker-Feldwebel (FHjFw) Konrad Sommer. Hij stortte op die dag neer te Hoogenweg en stond vanaf die tijd als ‘vermist’ te boek. In 2012 zijn bij een berging menselijke resten gevonden en dat heeft geleid tot de identificatie van Konrad Sommer. Hij vloog met de Messerschmitt Bf 109 G-9 en was ingedeeld bij het 10./Jagtgeschwader 3, welke gestationeerd was in Venlo. Konrad ligt begraven op de Duitse oorlogsbegraafplaats te Ysselsteyn (grafnr. CC-13-317).

(met dank aan dhr. R. Wethly te Schoonebeek)


Toen, op 8 februari 1839: school te Rheeze aanbesteed.

De Overijsselsche Courant van 25 januari 1839 bevat deze advertentie waarin de openbare aanbesteding werd aangekondigd van een nieuw te bouwen school in de buurtschap Rheeze. De aanbesteding vond plaats op 8 februari 1839.

Burgemeester en assessoren van het Ambt Hardenbergh, zijn voornemens om op vrijdag den 8sten februarij 1839, des voordemiddags ten 11 uren, ten huize van den kastelein J. Odink Dz., op den Brink te Heemse, publiek aan den minsteischenden, onder approbatie van Hun Ed. Gr. Achtb. de Gedeputeerde Staten der Provincie, aan te besteden, het bouwen van eene nieuwe school in de buurtschap Rheeze ter dezer gemeente, met de leverancie van alle daartoe benoodigde materialen. Het bestek en teekening daaromtrent, ontworpen bij den heer Loman, stads-bouwmeester te Deventer, liggen inmiddels ter visie ten huize van den kastelein voornoemd, en zijn de verder verlangd wordende informatiën te bekomen ter secretarie der gemeente. Heemse, den 21sten januarij 1839. Burgemeester en assessoren voornoemd, Ant. van Riemsdijk. In kennisse van mij, A. Kampherbeek, ass(esso)r., loco secret(ari)s.

De nieuwe school in Rheeze werd dus gebouwd naar een ontwerp van de Deventer stadsbouwmeester Bernardus Looman (1811-1871). Deze was ook de ontwerper van de nieuwe school die een jaar eerder in Bergentheim was gebouwd. De school in Rheeze werd gerealiseerd op een stukje markegrond, gelegen aan de brink. Op de oudste kadastrale kaart van 1832 is te zien dat de oude school ook al daar gesitueerd was.


Toen, op 07 februari 1818: de opstandige dominee.

In het archief van de voormalige gemeente Gramsbergen wordt dit stuk bewaard, gedateerd 7 februari 1818. Het is een briefje van burgemeester Van der Scheer aan de Gouverneur van Overijssel. Daarin schrijft de burgemeester dat dominee Nicolaas Dijk weigerde een boete te betalen.
Die boete was hem opgelegd door de ‘vuurheren’ omdat hij als enige inwoner zijn schoorsteen niet had geveegd of had laten vegen. De oude en goed functionerende traditie ter voorkoming van brand, namelijk het driemaandelijks vegen of laten vegen van de schoorstenen in Gramsbergen, werd zodoende bedreigd…

Een transcriptie:
“Volgens een aloude gewoonte word hier ter Steede alle drie maanden door de tijdelijke vuurheeren aan de ingezetenen bij publicatie kennis gegeven dat een ieder zijnen schoorsteen of schoorstenen in de aanvolgende week moet doen veegen of schoonmaken. Dit aloude gebruik tot voorkoming van ongelukken gestatueerd word ten allen tijde met de uitterste oplettenheid onder medewerking en opzicht der stedelijke regering uitgevoerd, en zonder aanzien van persoon geëxecuteerd.

Daar nu het vierendeel jaars om zijnde, wierd deze mesure als naar gewoonte onder mijn opzicht door de aanwezige vuurheeren geëffectueerd, de ingezetenen als naar gewoonte gewaarschuwd zijnde liet aan ieder tegens heden zijnen schoorsteen veegen, uitgezonderd onzen predikant N. Dijk die zulks niet had gelieven te doen, misschien om eene simpele drie stuivers te besparen.

Hij wierd dus door de vuurheeren die de visitatie deden voor de daarop gestelde breuke aangesproken, dan hij weigerd te betalen, de vuurheeren doen dienaangaande aanklagte bij mij, ik ontbiede hem door mijnen boode dan hij verkiest niet te gehoorzamen, waarop ik hem schriftelijk tot comparatie summere om hem tegen de vuurheeren te hooren, en hij als thoen comparerende hebbe bevonden dat zijnen schoorsteen niet was geveegd, dus hij in de gestelde boete was vervallen, zoals ik hem te kennen gaf met aandrang om deze fraude met de vuurheren af te maken, maar Z.W.E. antwoordde mij dat ik en de vuurheeren mogten doen wat wij goedvonden, hij wilde daarvoor geen duit betalen.

Wat nu gedaan? Laat ik hem loopen, dan vervald aanstonds die nuttige aloude gewoonte onder ons, en wil ik hem in rechten vervolgen, dan hebbe aanstonds eene reeks van kosten die ik uit mijne eigen beurs moet voorschieten, te wagten. U gelieve mij dus per eerste uwe ordre hoe mij in dezen te gedragen te doen toekomen, ten einde mij daar na te kunnen reguleren, en alzo het nuttig toezigt tot voorkoming van brand verder te kunnen handhaven.

Gramsbergen, den 7 february 1818.
Burgemeester E. van der Scheer.


Toen oo 06 februari 2021: Winter is coming.

Deze foto’s tonen winterse beelden van weleer, met ijs en sneeuw. Het is een selectie uit onze eigen omvangrijke fotocollectie, aangevuld met drie prachtige beelden uit de beeldbank van de Historische Vereniging Hardenberg (waarvoor dank!)

We zouden het geweldig vinden als u uw eigen ‘schaatsfoto’s’ aan deze serie wilt toevoegen. U kunt ons mailen: historischeprojecten@gmail.com of u kunt reageren op dit bericht…


Toen, op 5 februari 1327: uitbreiding stadsrechten Nijenstede.

Op 5 februari 1327 verleende Jan van Diest, de 45ste bisschop van Utrecht, aan de inwoners van Nijenstede een (beperkt) privilege, vooral gericht op vrijwaring van onrechtmatige schatting. Nijenstede was de voorganger van Hardenberg. De kleine nederzetting aan de Vecht, gelegen ten oosten van de huidige stad, was strategisch gelegen langs de Hessenweg en aan de rivier de Vecht.

De akte van 5 februari 1327 is bewaard gebleven in het zgn. ‘schuldregister van Hubert van Budel’ in het bisschoppelijk archief in Utrecht. Het behoort tot de alleroudste documenten die betrekking hebben op onze regio. De letterlijk getranscribeerde tekst luidt:

Wi Johan bi der Ghenade Goeds bisscop t’utrecht maken cont allen luden dat wy al unse en luve lude die binnen Nyenstede wonen, ende van ons buten stiên lighende erve en hebben unsde en vri voer ons ende voer ons na comelinghe konden van alre onrecht bescathinghe. In oirconde des brieve mit onsen zeghel bezegelt, ghegheven int iaer ons heren dusent driehonderd en seve en tvenchte up sunte Aghaten dach.