Op 29 februari 1792 trouwden Wessel Veurink en Maria Louisa Eggengoor in de kerk in Heemse. In het bewaard gebleven ondertrouwboek lezen we:
“Wessel Veurink, zoon van Evert Veurink en Lubbigjen Hermssen, j.m. en Maria Louisa Eg-en Goor, dochter van Gerrit Eg-en Goor en Aaltjen Meiling, j.d., beide dienende op den Huize Collendoorn; zijnde hier getrouwt den 29 februarij naa drie voorafgegane gewoone proclamatien”.
De bruidegom was geboren in Rheeze en de bruid in Gramsbergen. Beiden waren voor hun huwelijk werkzaam op het Huis Collendoorn, in dienst van Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren.
Het echtpaar vestigde zich in Gramsbergen en kreeg zeker vier kinderen. Wessel Veurink werd ‘commies bij ’s rijksbelastingen’, maar overleed al op 54-jarige leeftijd, op 15 januari 1812. Zijn weduwe stierf in 1837.
Dit briefje, gedateerd 24 februari 1948, troffen we aan in het bewaard gebleven dossier ‘Van Ittersum’ van het Beheersinstituut te Zwolle. Het is geschreven door rietdekker Hendrikus Ribberink uit Heemse (A-90). Hij was getrouwd met Hilligje Veldsink.
Hendrikus had werkzaamheden verricht aan het Landhuis Heemse, maar zat nog altijd op zijn centen te wachten:
Heemse, 24-02-1948 Mijne heren, Ondergeteekende komt eens even vragen of er misschien ook kans bestaad dat ik het arbeidloom gewerkt bij burgemeester van Oorschot afkomstig van van Ittersum kan ontvangen voor een jaar terug zijn de rekenings al ingedient en tot op heden nog niets van gehoord ten tweede moet er aan hetzelfde huis nogal heel wat gedaan worden is er de moogelijkheid wanneer het huis klaar is dat ik dan het geld kan ontvangen. Mogt u mij daar geen verzeekering van kunnen geven of dat ik dan nog een jaar op het geld moet wachten, ben ik genoodzaakt om er af te zien, daar ik het riet best een maand en ook wel twee maand op criediet kan krijgen, maar dan moet ik zelf ook betalen. Ik ben ook maar arbeider, ook al geen man met geld. Graag zou ik hier eens spoedig bericht op terug hebben. Bij voorbaat mijn hartelijke dank. Groeten Hs. Ribberink, Heemse, A90, Hardenberg, rietdekker.
Zoals eerder al aangekondigd (binnenkort het complete verhaal) zijn wij bezig met het samenstellen van een nieuw boek over de geschiedenis van stad Hardenberg en omgeving.
Gisteren troffen we bij archiefonderzoek het bewijs aan van de verkoop van de Hofstede ten Hardenberg. Op deze Hofstede of Höfte stond in het verleden het bisschoppelijk kasteel. Tegenwoordig is een groot deel van de Hofstede bebouwd en vinden we ter plekke o.a. de Höftekerk.
Aan het begin van de 17e eeuw werd de Hofstede eigendom van de Staten van Overijssel. Zij verpachtten de grond en daarvan is een register bewaard gebleven over de periode 1696-1755. In het register lezen we bekende Hardenberger namen als Zweers, Cramer, Kraak, Vinke en Sierink.
Op 22 maart 1754 bespraken Ridderschap en Steden van Overijssel het voorstel van de gedeputeerden om verschillende domeingoederen te gaan verkopen. Er is ook een complete lijst met de te verkopen goederen opgenomen in de verslaglegging. De Hofstede komt hierin voor (maar ook de Meulenbelt die bij de pastorie hoorde). Besloten wordt om voorafgaand aan de finale besluitvorming dit voor te leggen aan de landdag. Op 8 april 1754 besloten Ridderschap en Steden om tot verkoop over te gaan onder de voorwaarde dat de opbrengst zou worden gebruikt voor de aflossing van de rentambten.
Iets meer dan een jaar later, op 23 juli 1755, gaven de gedeputeerden uitvoering aan het besluit van 8 april door over te gaan tot taxatie van de betreffende domeingoederen. Die vond in augustus plaats, waarna in oktober de verkoop publiek werd aangekondigd met een inzate op 1 december en een finale verkoop op 22 december. Het domeingoed De Hofstede werd toen verkocht. Voor 180 gulden werd Hendrik Vinke de nieuwe eigenaar.
Op 10 mei 1756 werd de Hofstede ‘getransporteerd’, overgeschreven op naam van de nieuwe eigenaar. Dat gebeurde voor de stadsregering van Hardenberg en ook dat bewijs is bewaard gebleven in het vrijwillig rechterlijk archief van het stadsgericht Hardenberg.
De Stichting Historische Projecten Hardenberg is druk bezig met het samenstellen van een boek over de geschiedenis van stad Hardenberg en omgeving. In dat kader zijn we bij het hoofdstuk over de vroegste geschiedenis o.a. bezig met de archeologische voorwerpen die bijna een eeuw geleden (midden jaren ’30) werden gevonden bij afgravingen op de Baalder-Esch. In een tijdschrift van de Vereeniging van Overijssels Regt en Geschiedenis uit dit tijd lezen we in een artikel van mr. Ter Kuile:
En des te meer mag het op prijs gesteld worden daar, gelijk mij nu is gebleken, het vorige jaar (1936) op een aangrenzend deel der Baalder-Esch, doch ietwat oostelijker gelegen, door te werkgestelden verscheidene urnen en potten opgegraven zijn, die omdat de arbeiders geen geregelde beloning ontvingen, achteloos weggegooid en stukgesmeten zijn. Een enkele fraaie kogelpot, hoog 9 cm. en grootste horizontale diameter 10,5 cm., Saksisch of wellicht Merovingisch, is daaruit bewaard gebleven, versierd met ingedrukte stempelmotieven en nu in bezit van Dr. J.W. Brinkman te Amsterdam (deze was in 1936 hier als tijdelijke arts en is als anti-Duitsgezind in de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland weggevoerd en van daar niet teruggekomen).
Dit fragment heeft geleid tot nader onderzoek, want wie was dokter Brinkman? Bijna een eeuw geleden woonde en werkte dokter Brinkman in Hardenberg. Hij was huisarts, maar ook gemeente-geneesheer.
Johan Willem Brinkman (1907-1945) was slechts twee-en-een-half jaar aan Hardenberg verbonden (van 1 juni 1934 tot 31 december 1936). Hij volgde dokter Kattenwinkel op. Op 2 augustus 1934 trouwde hij in Groningen met apothekeres Hendrika Jantina (Riek) Wolters. Zij was geboren te Den Ham.
Het echtpaar kreeg in de zomer van 1935 een dochter: Hendrika Hilda (Riek). Ze woonden aan de noordzijde van de Voorstraat 14 (nu nr. 55). Per 1 januari 1937 begon dokter Brinkman als assistent van professor De Kleijn, keel-, neus- en oorarts te Amsterdam. Het jonge gezin Brinkman verliet daarmee het stadje aan de Vecht. Dokter Brinkman werd opgevolgd door dokter Fraser.
In het Stadsarchief van Amsterdam is zowel een persoonskaart als een pensioenkaart van dokter Brinkman bewaard gebleven. Daarop zien we dat hij op 26 juni 1934 is gaan wonen aan de Voorstraat 14 (nu 55) te Stad Hardenberg en dat hij per 31 december 1936 verhuisde naar de Stadionkade 161-I te Amsterdam, maar ook dat hij als assistent werkzaam was in de polikliniek voor keel-, neus- en oorziekten van het Binnengasthuis.
Na bijna drie jaren in Amsterdam te hebben gewerkt en gewoond, verhuisde het gezin Brinkman naar de Wilhelminastraat 21 in Assen. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, koos dokter Brinkman voor een actieve rol in het verzet. Eind 1942 werd hun echtscheiding uitgesproken, op verzoek van Riek.
Medisch specialist Johan Willem Brinkman had in Groningen gestudeerd en was tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van Medisch Contact, een verzetsbeweging van artsen. Ook was hij aangesloten bij de Ordedienst (OD) en verspreidde hij het llegale blad Je Maintiendrai. Als keel- neus en oorarts was hij verbonden aan het Wilhelmina Ziekenhuis in de Oosterhoutstraat in Assen.
Dokter Brinkman hertrouwde op 21 augustus 1944 te Assen met leerling-verpleegster Johanna Margaretha Latour.
Hij werd op 9 januari 1945 thuis gearresteerd door de S.D. en gevangengezet in het Huis van Bewaring aan de Brink. Precies een week later, op 16 januari, werd hij via Wilhelmshafen naar Neuengamme overgebracht en van daar naar het krijgsgevangenen- en concentratiekamp te Sandbostel. Daar, in het ziekenhuis, overleed hij kort na de bevrijding, op 15 mei 1945 aan vlektyphus en meningitus.
Het zou echter nog maanden duren voor zijn achtergebleven weduwe in Assen dit nieuws zou vernemen. Ondertussen was zij zwanger. Johanna Margaretha Brinkman-Latour beviel op 4 september 1945 van een dochtertje.
‘De heer en mevr. Brinkman’ maakten dit bekend middels onderstaande geboorteadvertentie in de Provinciale Drentsche en Asser Courant, maar op dat moment was dokter Brinkman al overleden…