Zoekresultaten voor scholtensdijk welgelegen

Toen, op 24 augustus 1867: Welgelegen bijna afgebrand!

Prentbriefkaart van Huize Welgelegen.

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 28 augustus 1867 meldde:
Heemse, 24 aug. Heden namiddag omstreeks zes uur ontstond alhier brand in eene schuur, tevens hooiberg, van den heer baron Van Ittersum, welke brand zich aanvankelijk gevaarlijk liet aanzien, daar het brandende perceel op korten afstand van het woonhuis van gemelden heer stond, en men elk oogenblik vreesde dat de vlammen zich aan dat gebouw zouden mededeelen. Door spoedig aangebragte hulp en de goede werking eener brandspuit uit Hardenberg, mogt het gelukken den brand meester te worden, en het heerenhuis te behouden. De schuur en hooiberg echter zijn verbrand. De oorzaak van den brand wordt gezocht in het broeijen van het hooi. Niets was tegen brandschade verzekerd.”

Aan de Scholtensdijk, een van de oude toegangswegen tot het kerkdorp Heemse, staat het voormalige herenhuis Welgelegen. Al in 1787 komen we de naam voor het eerst in de archieven tegen, maar het huidige landhuis dateert uit 1856. De stijl van het huis, met neoclassicistische kenmerken, is kenmerkend voor deze periode. Archiefonderzoek leert ons dat de geschiedenis van de locatie Welgelegen met zekerheid terug te voeren is tot het jaar 1736.

Op 20 mei 2005 opende het notariskantoor Vechtstede haar deuren in het voormalige schoutenhuis. Ter gelegenheid daarvan verscheen het boek ‘Welgelegen, des schrijvers huize’, hetgeen als het ware de aftrap was voor de oprichting van de Stichting Historische Projecten. Meer over Huize Welgelegen, leest u op onze website.


’t Welgelegen

Prentbriefkaart van Welgelegen, ca. 1901 (Uitgever: A. Kropveld te Hardenberg).

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t voormalige Schoutambt Hardenberg vinden we een akte (inv.nr. 14, folio 70vo) betreffende de overdracht van ’t Welgelegen in Heemse (hoewel ’t niet bij naam genoemd wordt) door ds. Willem Stolte en burgemeester Golts aan advocaat Hendrik Leonard Mosburger en echtgenote H.H. Hulsebos, gedateerd 31 juli 1778:

Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten die waren Willem Meijer en Gerrit Vrijlink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen is, de weleerwaarde heer Willem Stolte, predicant te Heemse, voor sigselvs en in qualiteit als gevolmagtigde van de weledele gestrenge heer en mr. P.T. Golts, burgemeester en cameraar der stad Zwolle, luid procuratie voor burgermeesteren en schepenen en de raden der stad Zwolle op den 18 julij deses jaars gepasseerd en uitgegaan, alhier vertoond en gelesen; en verklaarde de heer comparant voor hem selvs en uit kragte van voorseide procuratie mede in name van sijn voorn. heer principaal, voor een somma van coopspenningen bedragende zevenduisend en vijfhonderd guldens, die aan hem heer comparant en desselvs heer principaal ten genoegen sijn voldaan en betaald, bij desen in de bestendigste forma landregtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen aan de heer advocaat H.L. Mosburger en desselvs ehevrouw mevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, een huis van wijlen de heer Scholtus Voltelen te Heemse met het keukentje en de stal of bouwhuis daarbij staande, den hof Aaftinkhof en de beide weiden ten wederzijden van de Allée of Cingeldijk voor het huis gelegen; benevens al het houtgewas daarop staande en de opgaande boomen in de Steege bijlangs den hof en op de Allée of Cingeldijk voorschreven, en dan nog een vierendeel van een whaere uit het erve Aaftink met het gestoelte en begraafplaatse in de kerk te Heemse. Alle tesamen kennelijk staande en gelegen te Heemse en met sijn raad en onraad, lusten en lasten van dien. Alles zoo en in diervoegen als dese goederen, die tezamen allodiaal zijn, door den heer comparant en desselvs heer principaal op den 19 februarij laatstleden volgens coopscontract aan voorschreven heer advocaat H.L. Mosburger en desselvs ehevrouw verkogt zijn. Doende de heer comparant voor hem selvs en in voornoemde qualiteit daarvan bij desen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, hemselvs en sijn gem. heer principaal daarvan also ontervende, en de voorschreven copers en betalers de heer advocaat H.L. Mosburger met desselvs ehevrouw en erfgenamen daar wederom aanervende. Belovende de heer comparant voor sig selvs en in gemelde qualiteit, ook deze cessie en overdragt ten allen tijden te zullen staan wagten en wharen voor alle evictie en opsprake als na landregte. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de heer comparant pro se et q.q. getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 31 julij 1700 agt en seventigh.

Hendrik Leonard Mosburger was geboren in Zutphen. Op 10 september 1776 was hij daar in ondertrouw gegaan met Henrietta Helena Hulsebos. Zij was geboren in Nijmegen, maar ten tijde van het huwelijk woonachtig op de Arendshorst bij Ommen. Hun huwelijk werd op 4 oktober 1776 ingezegend in de kerk te Ommen.

In datzelfde archief vinden we deze akte (inv.nr. 14, folio 107vo), gedateerd 18 mei 1780:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Jan Jacobs en Arend Ophof, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn de heer doctor Hendrik Leonard Mosburger en desselvs ehevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, tutore marito, woonagtig te Heemse; en verklaarden zij comparanten, wegens opgenomene en aan haar verstrekte penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen aan de heer Barend van Borne, burgermeester der stad Hardenbergh, een capitale somme van drieduisend eenhonderd en vijftigh car. guldens ad twintig stuiv. het stuk, zegge 3150 guldens. Aannemende en belovende zij comparanten dezelve jaarlijks en alle jaaren tot de aflosse toe te zullen verrenten met drie gelijke guldens van ieder honderd gerekend. Verklarende zij comparanten, onder renuntiatie van alle exceptien, die desen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand daarvoor te verbinden en te stellen haar comparanten eigendommelijke allodiale woonhuis en de stal of bouwhuis, met den hof, en den daarbij gelegen Aaftinkhof, en de beide weiden ten wederzijden van de Allée of Cingeldijk, voor het gem. huis gelegen, en dan nog een vierendeel whaare uit het erve Aaftink en met zijn verdere regt en geregtigheid daarbij gehorende, tezamen kennelijk staande en gelegen te Heemse, alles zoo en in diervoegen als deze goederen door haar comparanten van wijlen den heere burgermeester P.T. Golts en van de heer predicant Will. Stolte aangekogt en op den 31 julij 1778 aan haar zijn getransporteerd geworden, ten einde om ingeval van onverhoopte misbetalinge zo van capitaal als renten als dan het bovengemelde capitaal van drieduisend eenhonderd en vijftig guldens met de onbetaalde interessen daaraan ten allen tijden kost en schadeloos te kunnen en mogen verhalen. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd met de comparanten getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 18 maij 1700 en tachentigh.

De volgende akte dateert van 2 oktober 1783:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid verw. Scholtus van den Hardenbergh cum annexis, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Derk Assen en Teunis Waterink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn de heer doctor H.L. Mosburger en deszelvs ehevrouw H.H. Mosburger geboren Hulsebos, tutore marito; en verklaaden zij heer en vrouw comparanten, wegens opgenomene en ter leen ontvangene penningen opregt en deugdelijk schuldig te wezen aan de hoogwelgeb. gestr. heer T. baron de Nostits, generaal major van de infanterie ten dienste dezer landen, commandeur van Coeverden etc. etc., een capitale somme van tweeduisend en vierhonderd guldens ad twintig stuivers het stuk, zegge 2400 guldens. Aannemende en belovende zij heer en vrouwe comparanten dezelve somme zonder voorgaande opzage in demaand maij des aanstaande jaars 1700 vierentachentigh aan zijn hoogwelgeb. gestr. te zullen restitueren met een interesse tegens vier guldens van ieder honderd in het jaar gerekend. Verklarende zij heer en vrouwe comparanten onder renuntiatie van alle exceptiën die dezen mogten contrariëren, daarvoor niet alleen tot een generaal verband te verbinden haare personen en goederen, geene uitgezonderd, maar ook bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand daarvoor te verbinden en te stellen, haar comparanten eigendommelijke woonhuis, met het voorhuis en hof, benevens den daarbij gelegen Aaftinkhof en de beide weiden ten wederzijden van de Allée voor het huis gelegen, tezamen kennelijk staande en gelegen alhier te Heemse; ten einde om in geval van onverhoopte misbetalinge, zo van capitaal als renten, als dan het bovengemelde capitaal van tweeduisend en vierhonderd guldens met de interesse van dien, daaraan kost en schadeloos te kunnen en te mogen verhalen. In kennisse der waarheid is dezen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de heer en vrouwe comparanten getekend en gezegeld. Actum Heemse, den 2 october 1700 drie en tachentigh.

De van oorsprong uit Leipzig afkomstige generaal-majoor Traugodt baron de Nostitz was groot-majoor van de stad Coevorden. Hij overleed in april 1786.

En vervolgens deze akte (inv.nr. 14, folio 293vo), gedateerd 12 augustus 1786, waarbij ’t Welgelegen (opnieuw zonder de naam te noemen) werd overgedragen aan de erfgenamen van baron De Nostitz:

Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh, cum annexis, doe hiermede te weten dat wijlen de heer generaal major T. baron de Nostitz, op den 9 november 1784, de door dezen weledelen gerichte, ter instantie van Isak Mosesz gedistraheerde goederen van doctor H.L. Mosburger en vrouwe, hebben aangekocht, zijnde een huis en de stal of bouwhuis daarbij staande met den hof en daarbij gelegen Aaftinkhof, en de beide weiden ten weerzijden van de Allée of Singeldijk voor het huis gelegen, benevens al het houtgewas daarop staande, en de opgaande boomen in de Steege bijlangs den Hof en op de Allée of Singeldijk voorschreven, en dan nog een vierde deel van een waare uit het erve Aaftink, en het gestoelte en begraafplaatze in de kerk te Heemse, alle te zaamen kenlijk staande en gelegen tot Heemse – en dat wijlen den heer kooper, de koopspenningen daarvan ad vierduizend zevenhonderd eenen gulden, aan dezen weledelen gerichte heeft overgeteld en voldaan; zo is ´t dat ik verw. Scholtus voornoemd, en keurnooten, die waren de ed. M. Pruim en D.J. Kremer, ten fine en effecte als naar rechten, bij dezen mijnen openen brieve ex officio transportere en in vollen eigendom overdrage aan de erfgenaamen van wijlen den welgemelden heer T. baron de Nostitz, de bovengenoemde gekochtte en betaalde bij executie gedistraheerde goederen van Dr. H.L. Mosburger en vrouw voornoemd, bestaande als boven vermeld, ende zulks met hun recht en lasten en in zoodaane natuure en grootte als ze door geëxecuteerden zijn bezeten. Alles ingevolge de koopsconditien onder dezen ed. gerichte berustende, mitsgaders ingevolge landrechte en nadere reglementen. In kennisse der waarheid hebbe ik verw. Scholtus voornoemd, deze getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh, den 12 augustus 1700 zes en tachtig.

Vervolgens ging ritmeester Carel Johan Wilhelm baron de Nostitz over tot de veiling van de ‘plaisante buiten-plaats genaamd Welgeleegen’, zoals blijkt uit deze advertentie in de Zuid-Hollandsche courant van 31 januari 1787:

Daarna volgt deze overdrachtsakte in het vrijwillig rechterlijk archief, gedateerd 28 maart 1788:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe kond en certificeere: dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. J. Muller en Jan Otten, persoonlijk in den gerichte gecompareerd is, de hoogwelgebooren gestrengen heere Carel Johan Wilhelm baron de Nostitz, ritmeester ten dienste dezer landen, voor zich en als gevolmagtigde van deszelvs ehe-gemaalinne vrouwe Henriëtta Augusta von Nostitz, luid volmagt alhier vertoond, gelezen, van waaden erkend, met het exhibitum betekend en hierna ten prothocolle geregistreerd; en verklaarden hij heer comparant pro se et q.p., bij dezen voor eene summa van koopspenningen, die den eersten met den laatsten van dien, aan hem heer comparant ten genoegen zijn voldaan en betaald, in de meestbundigste forma landrechtens te transporteeren en in vollen eigendom over te dragen aan Jan Noorink op den Rustenberg, de gerechte halfscheid van het goed Welgelegen, kenlijk staande en gelegen te Heemse, met alle deszelfs rechten en gerechtigheden, raad en onraad, lusten en lasten van dien, niets uitgezonderd; zijnde de andere gerechte halfscheid van hetzelve goed op heden aan Levij Israëlsz en vrouw te Coeverden getransporteerd: en, zijnde deze goederen aan Jan Noorink en voorz. Levij Israëlsz en vrouw verkocht, zoo en indiervoegen, als dezelve door wijlen de heer generaal major baron de Nostitz, bij executie van dr. H.L. Mosburger en vrouw zijn aangekocht, en bij welgem. wijlen heer generaal major baron de Nostitz, en na deszelvs overlijden, door den heer comparant en vrouw bezeten zijn. Doende hij heer comparant pro se et q.p. van opgemelde halfscheid van ’t goed Welgelegen bij dezen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde, hem en zijne vrouw constituënte en derzelver erfgenaamen daarvan alzoo ontërvende bij dezen, en de voorn. kooper en betaaler Jan Noorink en deszelvs erfgenaamen daar wederom aanërvende: met belofte om ook deze cessie en overdragt ten allen tijde te zullen staan, wachten en whaaren voor alle evictie en opspraake als naar Landrechte. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn. deze benevens den heer comparant getekend en gezegeld; nadat alvoorens door den heere verkooper aan den kooper vertoond was dat de overige collateraale naaste vrienden van wijlen den heer generaal major baron de Nostitz bij gerichtlijke acten, van alle praetensien, welke zij op deze verkochte goederen mochten kunnen formeren, hadden gerenuntieerd. Actum Heemse, den 28 maart 1700 achtentachtigh.

Zoals in bovenstaande akte vermeld, werd de andere helft van ’t Welgelegen op dezelfde dag overgedragen aan het joodse echtpaar Levi Israëls en Sippora Salomons te Coevorden. Ook werd op die dag een hypotheekakte geregistreerd waaruit blijkt dat Levi en Sippora 2000 carolyguldens hadden geleend van de heer D.G.B. Dalhoff, capitain ingenieur ten dienste van den staat der Vereenigde Nederlanden, en diens echtgenote Zwaantjen Weijman. Vanzelfsprekend stelden ze hun eigendommelijke helft van ’t Welgelegen tot onderpand. Daarnaast stelden Jan Noorink en Derk Odink en echtgenote Berendina Rustenberg zich tot borgen voor het echtpaar Israëls. Ruim 2 jaar later werd de hypotheekakte doorgehaald, omdat het volledige geleende bedrag al was terugbetaald.

Op 25 juni 1790 verscheen Levij Israels, joods koopman te Coevorden, voor de plaatsvervangend schout G.J. Crull. Op die dag verklaarde hij, mede als gevolmachtigde van zijn echtgenote Sippora Salomons, de helft van het goed Welgelegen te hebben verkocht en over te dragen aan Jasper Zweers en echtgenote Lutgertje Moleman te stad Hardenberg. De andere helft behoorde nog altijd aan Jan Noorink, de kastelein van de Rustenberg.

Om de aankoop van hun ‘halfscheid’ van ’t Welgelegen te kunnen financieren, leenden Jasper en Lutgertje Zweers 2000 carolyguldens van D.G.B. Dalhoff, kapitein ingenieur in dienst van de Verenigde Nederlanden, en van diens echtgenote Zwaantje Weijman. De hypotheekakte werd ook op 25 juni 1790 geregistreerd. In die akte verklaarden Jan Noorink, Derk Odink en echtgenote Berendina Rustenberg, dat ze als borgen instonden voor het geleende geldbedrag.

Overijsselsche courant, 15 augustus 1820.

Op 14 november 1820 verbleef notaris Antoni van Riemsdijk op den huize en goed Welgelegen, numero 43, te Heemse. Hij deed dat op verzoek van de hoogwelgeboren jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, weduwnaar en boedelhouder van wijlen Maria Clara gravin van Rechteren, lid der ridderschap van Overijssel en breedgeërfde, wonende op Huize Heemse, numero 56 te Heemse. De jonkheer was vruchtgebruiker van ’t Welgelegen. Dat was hij geworden door de testamentaire dispositie van 10 april 1818 van zijn schoonvader Christiaan Lodewijk graaf van Rechteren tot Collendoorn, weduwnaar en boedelhouder van vrouwe Ermgard Ebella Juliana baronesse van Raesfelt. De graaf was op Welgelegen gestorven op 12 augustus 1820. Op de bewuste 14e november hield Van Riemsdijk een inventarisatie van de boedel en nalatenschap van de graaf. Tot diens bezittingen behoorde het erve en goed Welgelegen, bestaande uit deszelfs behuizinge numero 43, bevattende behalven eene keuken en kelder, mitsgaders een klein opkamertjen boven laatstgenoemden, gelijkvloers drie grootere en een kleinder vertrek en boven dit alles eene zoldering over dezelve geheele behuizinge c.a. Verder behoorden ook de havezate en het goed Collendoorn en andere onroerende goederen tot de nalatenschap van de graaf. Naast een uitgebreide inventarisatie van alle onroerende goederen, registreerde Van Riemsdijk de in Huize Welgelegen aanwezige roerende goederen. Daartoe behoorden o.a. een Friese staartklok (getaxeerd op 27 gulden), een schilderijtjen met een zwarte lijst en glas, voorstellende de executie van Lodewijk de Zestiende, koning van Frankrijk (begroot op 15 cent), een vergulde koperen zonnewijzer met zijn looden voetstuk, een draagbare brandspuit met toebehoren, een sabel met een koperen gevest, een graad-boog van Kley te Rotterdam en een dito van Cole te London, een plaat met een monument van prins Willem de Vijfde, laatste erfstadhouder van Nederland, in vergulde lijst en glas met zwarte rand, een schilderij in olieverf met lijst en glas voorstellende een schip in noodgevaar bij storm (aktenr. 233).

Overijsselsche courant, 16 december 1825.

Bij de invoering van ’t kadaster in 1832 werd het Welgelegen geregistreerd in sectie B-763 op legger 101, als eigendom van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Op 1 augustus 1834 werd door notaris Antoni van Riemsdijk het testament beschreven van Zeger de Jongh, op het goed Welgelegen, woonhuis no. 43 te Heemse. Hij was controleur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen te Hardenberg. De Jongh was weliswaar lichamelijk ziek en zodanig ter neder liggende in een pavilloen, staande in de zogenaamde steenen-kamer van het voorzeide woonhuis, doch wezende gezond van ziel, zijn verstand, geheugen en oordeel volkomen hebbende. Hij benoemde zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Maria Putman Cramer tot enig en universeel erfgenaam (aktenr. 1110).

Drie maanden later, op 6 november, werd door dezelfde notaris een openbare verkoop van allerhande roerende goederen gehouden, op verzoek van Johanna Wilhelmina Maria Putman Cramer, de weduwe van Zeger de Jongh, wonende op Huize Welgelegen (aktenr. 1131). De heer De Jong was op 16 augustus 1834 overleden in huisnr. 34. 

Notaris Antoni van Riemsdijk verleed op 5 mei 1836 een akte op verzoek van de hoogwelgeboren heer Jan Arent baron van Ittersum, ontvanger der directe belastingen en accijnsen ter gemeentens de Stad en Ambt Hardenbergh, wonende op het goed Welgelegen ten dorpe Heemse. In die akte gaf hij een machtiging af (aktenr. 1212). 

Fragment van kaart met geprojecteerde aanleg van het kanaal van de Dedemsvaart naar Heemse (nimmer gerealiseerd), anno 1848.
De zgn. ‘opzweringsstaat’ van Jan Arent baron van Ittersum, d.d. 6 maart 1852.

In april 1852 verleed notaris Willem Swam een hypotheekakte op verzoek van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse en echtgenote Helena Gesina baronesse van Coeverden, wonende op den Huize Heemse. Het betrof een schuld ad 3500 gulden aan mr. Willem Steven van der Gronden, advocaat en notaris te Zwolle. Verschillende onroerende goederen werden in onderpand gegeven, maar ook het Huize Welgelegen (aktenr. 1864).

Notaris Van der Muelen begon op 10 oktober 1854 met een grote openbare verkoop op verzoek van Wilhelmina Francina, Juliana Louisa, Christina Louisa en Theodora Sophia, de vier nagelaten dochters en beneficiair erfgenamen van wijlen hun vader jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Kavel nr. 1 bestond uit een huis met schuur en tuin, Welgelegen genaamd, staande en gelegen te Heemse onder sectie B-762 en B-763. Dit perceel werd ingezet door Jan Arent baron van Ittersum voor 2503 gulden. Bij de afslag werd het door hem gemijnd voor 2510 gulden. Bij de definiete verkoop kocht hij de percelen 1 t/m 6 voor en namens zijn echtgenote vrouwe Theodora Sophia van Foreest van Heemse, alsook het 20e en 22e perceel, voor een totaal van 3.331 gulden.

Op 13 mei 1856 werd de eerste steen van het nieuwe landhuis Welgelegen gelegd door de 18-jarige Willem baron van Ittersum. 

De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 28 augustus 1867 meldde:
Heemse, 24 aug. Heden namiddag omstreeks zes uur ontstond alhier brand in eene schuur, tevens hooiberg, van den heer baron Van Ittersum, welke brand zich aanvankelijk gevaarlijk liet aanzien, daar het brandende perceel op korten afstand van het woonhuis van gemelden heer stond, en men elk oogenblik vreesde dat de vlammen zich aan dat gebouw zouden mededeelen. Door spoedig aangebragte hulp en de goede werking eener brandspuit uit Hardenberg, mogt het gelukken den brand meester te worden, en het heerenhuis te behouden. De schuur en hooiberg echter zijn verbrand. De oorzaak van den brand wordt gezocht in het broeijen van het hooi. Niets was tegen brandschade verzekerd.

Fragment van kadastrale minuutkaart, anno 1880.
Foto van Welgelegen uit de collectie van de fam. Sirtema van Grovestins-Hasseley Kirchner, ca. 1900.
Prentbriefkaart van huize Welgelegen, anno 1905 (Uitgever: J. Olthoff te Hardenberg).
Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1913.
Prentbriefkaart van Huize Welgelegen.
Foto van villa Welgelegen en omgeving, circa 1930. Links de boerderij van de fam. Boers. Fotograaf: P. van Grieken te Hardenberg.
Zwaantine Theodore Walter, weduwe van Willem baron van Ittersum (1852-1952).
Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1940.
Foto van Welgelegen als museum Oudheidskamer.
Prentbriefkaart van Huize Welgelegen als Oudheidkamer.
Ds. E.J. Loor maakte deze fraaie dia van Welgelegen, vanuit de toren van de hervormde kerk, anno 1963.
Huize Welgelegen, het onderkomen van Vechtstede Notarissen.

de Witte of Lambertuskerk

rijksmonument

Voor de ontstaansgeschiedenis van dit kerkgebouw moeten wij teruggaan naar de achtste eeuw. Halverwege die eeuw hebben de zendelingen Lebuïnus en Marcellinus in het dorp Heemse gezorgd voor de oprichting van het eerste kerkgebouw. Dit was waarschijnlijk een bescheiden houten kapel, gesticht tussen 750 en 762. De kerk werd op een heilige heuvel van de toenmalige Saksische inwoners gebouwd, vermoedelijk een offerplaats, al dan niet in combinatie met een begraafplaats. De offersteen die daaraan herinnert, ligt nog altijd aan de voet van de kerktoren. De kerk werd gewijd aan de heilige Lambertus, bisschopmartelaar van Maastricht. Het kerkgebouw kreeg daarmee de naam Sint Lambertuskerk.

De grote offersteen of dingsteen aan de voet van de kerktoren.

Kort na het jaar 1200 werd de houten kapel vervangen door een gebouw, bestaande uit ijzeroersteen. IJzeroer kwam vroeger veel voor in moeras- en veenachtige streken. Voor de bouw van de kerk werd ijzeroer gewonnen uit de bedding van de rivier de Vecht. Het werd in blokken gehakt of gezaagd, om vervolgens naar de bouwplaats te worden gebracht. Wat eveneens in de huidige kerk uit ongeveer 1200 dateert, is de doopvont. Die is sinds 1937 weer in de kerk te bewonderen, nadat deze vanaf 1681 in de tuin van de pastorie had gestaan…

Het uit ca. 1200 daterende doopvont bij de preekstoel.
De door zestien kwartieren omrande en met een dubbel alliantiewapen gedecoreerde grafzerk van Johanna Judith Blanckvoort (1669-1739), weduwe van Pico Galenus baron van Sytzama.

In de eerste helft van de vijftiende eeuw werd het kerkgebouw uitgebreid met een koor. De bestaande oostgevel werd gesloopt en vervangen door een koor dat in gotische stijl werd opgetrokken. Het werd voorzien van spitsboogramen, gewelven, wandnissen en steunberen en was een stuk hoger dan de bestaande romaanse kerkzaal (het middenschip). De oostgevel was voortaan een driezijdige sluiting en tussen het middenschap en het koor werd een tussengevel met een triomfboog geplaatst. Bij de verbouw werd gebruik gemaakt van baksteen. Om dit wat te verbergen, werd het koor voorzien van een pleisterlaag.

Het is niet met zekerheid te zeggen of gelijktijdig ook aan de kerktoren werd gewerkt. De ouderdom van de toren is lastig te bepalen, omdat deze bestaat uit ijzeroerblokken en -brokken (dertiende-eeuws bouwmateriaal) en uit baksteen (bouwmateriaal uit de vijftiende en zestiende eeuw). Het is aannemelijk dat de oorspronkelijke toren gelijktijdig met de stenen kerk werd gebouwd. In de vijftiende eeuw of in het begin van de zestiende eeuw werd de toren grotendeels herbouwd op het bestaande fundament en voorzien van bakstenen muren. De toren was voor deze renovatie waarschijnlijk lager en kwam door de verbouw weer in een goede verhouding te staan met de rest van het kerkgebouw. In 1520 werd de kerktoren voorzien van twee luidklokken.

Prentbriefkaart van de hervormde kerk te Heemse.

Een van de volgende ingrijpende veranderingen die het gebouw onderging, was de verbouw in 1686. Deze was hard nodig. De honderd jaren daarvoor was het kerkgebouw slecht onderhouden. Dit was te wijten aan de gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog. Bovendien was de kerkelijke gemeente rond 1610 overgegaan van het Rooms-katholicisme naar het protestantisme. Dit had ook gevolgen voor de vormgeving en het interieur van het kerkgebouw. De altaren en de eventueel aanwezige beelden en muurschilderingen verdwenen.

Tussen 1633 en 1662 werd het kerkgebouw slechts officieus gebruikt, omdat de kerkgemeente Heemse als gevolg van de economische malaise en de terugloop in bevolkingsaantal in Hardenberg moest kerken. In 1662 werd de Heemser kerk weer officieel in gebruik genomen en werd begonnen met een herstel van het gebouw. De kerk kreeg toen waarschijnlijk een geheel nieuwe inrichting, in ieder geval een nieuwe herenbank voor de lokale adel. De heer en vrouwe van Heemse – bewoners en eigenaren van de gelijknamige havezate – speelden in het kerkelijk leven uiteraad ook een voorname rol (de families Blanckvoort, Van Uterwijck en Van Raesfelt).

Houten paneel in noordaanbouw met houtsnijwerk “Anno Christi 1662”.

In 1681 werd een nieuwe preekstoel aangeschaft. In 1686 werd de kerk eindelijk goed gerestaureerd en vond een grote verbouwing plaats. De muren van het middenschip van de kerk werden verhoogd, zodat het schip op gelijke hoogte kwam met het koor. De verhoging kwam tot stand door bakstenen te metselen bovenop de bestaande muren van ijzeroer. Grote hoge ramen vervingen de tot dan toe nog steeds kleine romaanse exemplaren. De preekstoel verhuisde naar het midden van de zuidgevel en het koor werd afgescheiden van de rest van de kerkzaal om te dienen als consistorie. De hele kerk, ook het koor, werd voorzien van een nieuwe kap. Waarschijnlijk is vanaf deze verbouw de kap geheel bedekt met pannen. Voorheen bestond de dakbedekking uit stro en pannen.

Het jaartal 1686, aangebracht in een balk van het bovenschip.

In 1717 werd de toren voorzien van een nieuwe spits. Dit was nodig, omdat op 1 september van dat jaar tijdens een zware storm de gehele spits (tot aan het muurwerk) van de toren was gewaaid.

Zo’n zeventig jaren later dreigde de spits weer verloren te gaan. In april 1786 werd de kerktoren getroffen door de bliksem en er ontstond brand. De brand werd echter snel geblust en de toren bleef gespaard. De sporen van deze inslag zijn echter tot op de dag van vandaag zichtbaar. Tussentijds, in het jaar 1746, werd de toren voorzien van een uurwerk en werden grote wijzerborden op de gevels bevestigd. Het oorspronkelijke uurwerk is tegenwoordig te bewonderen in het museum te Hardenberg.

Het uit 1807 daterende Quellhorstorgel, geschonken door Clara Feyoena barones van Raesfelt née Van Sytzama.

In de negentiende eeuw werd de kerk verschillende malen verbouwd. Zo werd in 1807 het eerste orgel in de kerk geplaatst. Om het orgel, gebouwd door Georg Heinrich Quellhorst, plaats te kunnen bieden in de kerk werd een galerij tegen de torenkant aangebouwd en werd vanuit het torenportaal een houten trapopgang gemaakt richting de galerij. Ter hoogte van de galerij werd deze houten trap later aangesloten op de stenen trap in de torenmuur en de oorspronkelijke ingang van de muurtrap werd afgesloten. In een van de balken van de galerij werd het stichtingsjaartal ingehakt. Het orgel was voorzien van drie beelden en van de inscriptie Gegeven uit liefde voor de godsdienst door de douairière Van Raesfelt geboren Van Sytzama Vrouwe van Heemse den 17 juli 1807. Dit orgel werd in 1917 vervangen en doet nu dienst als koororgel in de Grote of St. Gudulakerk te Lochem (zonder de beelden overigens). In 1828 werd de kerk voorzien van een nieuwe luidklok. Het jaar ervoor was bij het traditionele kerstluiden de kleinste van de twee bestaande klokken gebarsten. In 1836 rukte een zware storm het kruis van de torenspits, dat vervolgens door het dak van de kerk sloeg. De schade werd hersteld.

De twee luidklokken in de toren van de Witte of Lambertuskerk.

De renovatie in het jaar 1850 was van veel grotere omvang. In dat jaar werden de gewelven en de triomfboog van het koor gesloopt en werd het koor weer bij het middenschip van de kerk aangetrokken. De muren van het koor werden geëffend en de gewelven werden vervangen door een balkzoldering, die aansloot op de bestaande balkzoldering boven het schip. Het aantal zolderbalken werd verdubbeld en vervolgens werd de gehele zolder aan het oog onttrokken door het aanbrengen van een stucplafond met kooflijst. Hiervoor liet men enkele raamtoppen zakken. Ook werden er ramen dichtgezet en nieuwe raamopeningen aangebracht. De vloer van het koor werd op gelijke hoogte gebracht met de vloer in de rest van de kerk. Op de paden naast het doophek werden blauwe tegels gelegd en de preekstoel werd verplaatst van de zuidgevel in het schip naar de oostgevel in het koor. Het hele pannendak werd afgenomen en voorzien van nieuwe latten en van 5000 nieuwe dakpannen. Een gedeelte van de kerkbanken werd vervangen en de overige banken werden opnieuw in de verf gezet, evenals de preekstoel, de deuren, ramen, kozijnen en het orgel. In de noordgevel werd een nieuwe hoofdingang gemaakt, voorzien van een boog met brede houten lijst. Bij deze renovatie werd de hele kerk, met uitzondering van de toren, zowel in- als uitwendig bepleisterd.

Dedemsvaartsche courant, 24 mei 1890.
Een doopbewijs (herinnering aan den doop) van Hendrika Geertjes, afgegeven door ds. B. de Jong.
Kerkgangers poserend voor de toenmalige hoofdingang, rechts van de voormalige consistorie. In 1936 werden deze ingang en consistorie gesloopt, om plaats te maken voor een veel grotere aanbouw.
De zuidgevel van de kerk, vóór de restauratie van 1936. Het pleisterwerk is nog onbeschilderd.
Fotograaf: Pieter van Grieken te Hardenberg, ca. 1936.
De oostelijke gevel van het kerkgebouw, bestaande uit het koor. Rechts de aanbouw uit 1936.
Aanbouw consistorie, anno 1937.

De volgende ingrijpende wijziging vond plaats in 1936/1937. De kerk werd toen grondig gerestaureerd en er vond een grote uitbreiding plaats. De bestaande consistorie, die in 1882 aan de noordgevel van de kerk was vastgebouwd, werd afgebroken en vervangen door een veel grotere aanbouw. Deze diende voor een deel als uitbreiding van de kerkzaal, voorzien van een galerij, en voor het andere deel als consistorie. De ‘eerste steen’ werd gelegd door ds. C. Warmolts op 28 september 1936. Voor de aanbouw werd een grote bres gemaakt in de bestaande noordgevel. De preekstoel verhuisde terug naar de zuidgevel. De kerkzaal werd voorzien van glas-in-loodramen en van een houten vloer die boven de oude vloer, bestaande uit tegels en grafzerken, werd gelegd. In het torenportaal werd een stenen trap gemaakt die aansloot op de oorspronkelijke overwelfde torentrap, die zich in de muur van de toren bevindt. Bovendien werd, op aanwijzingen die bij de restauratie werden gevonden, in het portaal een gemetseld bakstenen kruisgewelf met zandstenen ribben als zoldering aangebracht. Het pleisterwerk werd vernieuwd. Dit bestond uit een dikke laag cement, die vanaf de restauratie van 1936/1937 wit wordt geverfd. Vandaar dat het gebouw in de volksmond ook wel wordt aangeduid als het witte kerkje. Uit de vormgeving van de aanbouw bleek dat men ervoor gekozen had om deze te onderscheiden van het oude deel van het gebouw. Zo was de uit bruine bakstenen bestaande aanbouw niet bepleisterd en was het formaat en de plaatsing van de ramen anders dan in de rest van het kerkgebouw.

Het kerkinterieur in de periode 1936-1975. Voor de preekstoel staat de middeleeuwse doopvont.
Fotograaf: A.J. van der Wal, anno 1966 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
De Witte of Lambertuskerk in de sneeuw van 1968. Op de voorgrond de Scholtensdijk (fotograaf: ds. E.J. Loor te Heemse).
De kerk, gezien vanaf de zuidzijde, tijdens de restauratie van 1975-1977. De muren zijn van het pleisterwerk ontdaan. Te zien valt dat de kerk grotendeels bestaat uit blokken ijzeroer en dat de muren later zijn verhoogd door er bakstenen bovenop te metselen.
De kerk tijdens de restauratie van 1975-1977, gezien richting het koor. Op de grond liggen (beschadigde) grafzerken. Rechts op de voorgrond bevindt zich de ingang naar de grafkelder van Huize Heemse.
Luchtfoto van de omgeving Witte- of Lambertuskerk met kerkhof aan de Scholtensdijk. Rechtsboven de Hessenweg en Boslaan en linksboven de Brandweg. Rechts onderin de pastorie.
Calque van de zijgevels (noord- en zuidzijde), vervaardigd door tekenaar A.A.M. Warffemius, anno 1977 (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Bij de grote restauratie van 1975-1977 is het oorspronkelijke kerkgebouw grotendeels teruggebracht naar de toestand van rond 1807. Het nieuwe orgel werd ook in de stijl van het oorspronkelijke gebouwd. Daarnaast werden de ramen weer in negentiende-eeuwse stijl gebracht, verdwenen de deur in het koor (die in 2006 overigens weer is teruggeplaatst), het stucplafond in de kerkzaal en de stenen trapopgang en het plafondgewelf in het torenportaal. De houten vloer werd vervangen door plavuizen en vier grafzerken werden zichtbaar gemaakt. De overige bevinden zich onder de vloer. De kap van het dak werd voorzien van dakbeschot en de oude, oorspronkelijke torenopgang in de kerk werd in ere hersteld, evenals het oude balkenplafond. Ook werd de gehele kerk, na van de oude pleisterlaag te zijn ontdaan, opnieuw bepleisterd. Verder werd de aanbouw van 1936 gewijzigd en veel meer tot een hecht onderdeel van de rest van het gebouw gemaakt door toepassing van dezelfde soort ramen en deuren, het aanbrengen van kolommen en door het geheel eveneens wit te pleisteren.

In 2006 fuseerden de hervormde kerkgemeenten in Heemse en Hardenberg tot de protestantse gemeente Hardenberg-Heemse. Het kerkgebouw, dat voorheen werd aangeduid als de Nederlands Hervormde Kerk te Heemse, kreeg vervolgens officieel de naam de Witte of Lambertuskerk.

De Witte- of Lambertuskerk, anno 2008 (fotograaf: E. Wolbink, Hardenberg).

© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.

Kadastrale geschiedenis (in kaart)

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832 (sectie B-752).
Kadastrale hulpkaart, juli 1882 (sectie B-5569).
Kadastrale hulpkaart, anno 1913 (sectie B-6648).
Kadastrale hulpkaart, anno 1963 (sectie B-7669).
Kadastrale hulpkaart, anno 1970 (sectie B-8216).
Kadastrale hulpkaart, anno 2001 (sectie B-8947).
Kadastrale hulpkaart, anno 2005(sectie B-9099).
Kadastrale hulpkaart, anno 2012 (sectie B-9345).

Toen, op 26 september 1945: jonker Van Ittersum gestorven.

Willem Christiaan Theodoor baron van Ittersum.


Op 26 september 1945 overleed Willem Christiaan Theodoor baron van Ittersum, indertijd in de volksmond ‘het jonkertje’ of ‘het foutje jonkertje’ genaamd.
Willem Christiaan Theodoor was de tweede zoon van de burgemeester van Ambt Hardenberg, Willem baron van Ittersum. Hij was geboren op 28 januari 1885 in het landhuis Welgelegen in Heemse en daar groeide hij op. Hij volgde niet zijn vaders voetsporen, maar studeerde en werd belastingconsulent.

Eerst werkte hij van 1907 tot 1910 als schrijver in algemene dienst van de Rijksverzekeringsbank. In 1910 was hij betrokken bij de oprichting van een lokale afdeling van de O.L.M. (Overijsselsche Landbouw Maatschappij), maar ook behaalde hij in dat jaar met zijn Ierse Setter een eerste en tweede prijs op de Internationale Tweedaagsche Hondententoonstelling in Almelo. In 1912 werd Van Ittersum aangesteld tot assistent-agent van de Rijksverzekeringsbank voor de gemeenten Ambt en Stad Hardenberg en Gramsbergen. Vervolgens behartigde hij met zijn ‘Adviesbureau voor Belastingen’ vele belangen en zaken van grote boeren in de omgeving van Hardenberg.

Persoonskaart Van Ittersum, wonend Heemse A86.

Willem Christiaan Thedoor (verder: Willem) trouwde op 28 april 1916 in Amsterdam met predikantsdochter Clasina Elisabeth Lütge en met haar betrok hij de nieuwe villa aan de Scholtensdijk (nu nr. 5) die in zijn opdracht was gebouwd, schuin tegenover het ouderlijk huis. Het nieuwe pand kreeg de naam ‘Landhuis Heemse’.

Landhuis Heemse.


Willem was een nazaat van de oude adel van Heemse. Zijn bet-bet-overgrootmoeder was Clara Feyoena baronesse van Raesfelt-van Sytzama en hij was geïnteresseerd in de regionale geschiedenis. In 1917 werd hij bij koninklijk besluit benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van de plaatselijke commissie voor de ongevallenverzekering te Stad Hardenberg. In 1922 werd hij lid van de Vereeniging voor Overijsselsch regt en Geschiedenis. Daarnaast was hij ook sociaal-maatschappelijk betrokken. Zo werd hij in 1928 gekozen tot president-kerkvoogd van de hervormde kerk Heemse. In de zomer van 1934 was hij mede-oprichter en werd hij voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer (V.V.V.) en bestuurslid van de plaatselijke jeugdherberg ’t Weidehuis.

De heer W.C.Th. baron van Ittersum te Hardenberg, die benoemd is tot algemeen voorzitter van den Nederlandschen Imkerbond.

In 1938 werd hij benoemd tot algemeen voorzitter van de Nederlandschen Imkerbond. Verder werd hij in 1938 gehuldigd als bondsofficial (consul) van de landelijke A.N.W.B., omdat hij 25 jaren achtereen zonder onderbreking in functie was geweest. Bij hem kon men ook ‘afrijden’ voor het rijbewijs.
Begin 1940 stelde hij als erfmarkerichter de goed bewaarde, zeer oude markeboeken van Heemse & Collendoorn ter beschikking voor onderzoek. Later zouden de boeken worden overgedragen aan het Rijksarchief, waar ze nog altijd worden bewaard. Het oudste markeboek dateert uit 1551!

Emeritus predikant Jan Slotman schreef enkele jaren geleden over zijn vroegere buurman:
“In de jaren dertig werd Van Ittersum NSB’er, dat wil zeggen hij werd zoals zovelen lid van de Nationaal Socialistische Beweging. Ook de Heemser baron keek met jaloerse blikken naar wat er in Duitsland onder leiding van de sterke man Adolf Hitler gebeurde: de economie kwam tot bloei, de werkloosheid verdween, autobanen werden aangelegd en een sterk leger werd opgebouwd. De baron bleef echter NSB’er toen duidelijk werd dat Hitler oorlog wilde en dat ook Nederland daardoor gevaar liep. Hij zei tegen buren: “Jullie worden op een morgen wakker en dan zijn jullie geen Nederlanders meer maar Duitsers”. Die morgen brak aan op 10 mei 1940. De eerste Duitse soldaten in het dorp begroette hij met de Hitlergroet, ‘Heil Hitler!’ en hij wees hen de weg naar Zwolle, tot verbijstering van zijn buren.

Buren in Heemse poseren de boog, gemaakt t.g.v. van de 50ste verjaardag van koningin Wilhelmina.


De laatste keer dat ik onze adellijke buurman heb gezien, was na de bevrijding in april 1945, kort na zijn arrestatie. Ik liep in Hardenberg bij de Marechausseekazerne en zag toen de bus passeren waarin een stel ex-NSB’ers werd afgevoerd naar het interneringskamp te Ommen. Ik zie de baron nog zo zitten. Hij keek door het raam, in mijn richting. Of hij mij zag en herkende, weet ik niet. Hij is helaas aan paratyfus overleden in de ziekenafdeling van het Ommerkamp te Hessum, gelegen tussen de Tolhuisweg en het spoor bij Dalfsen. Naderhand is hij postuum veroordeeld om zijn oorlogsverleden. De straf viel, geloof ik, nogal mee.”


Vedelaar

Gerrit Jan Kerkdijk (1927-1999), wonend aan de Scholtensdijk 9, ploegt land in de Riet. 
Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Op de oudste kadastrale kaart van 1832 staat deze huisplaats al geregistreerd, zij het zonder huisnaam. Het werd ingetekend onder sectie B-729 op legger 364 als huis en erf op naam van schoenmaker en landbouwer Evert Vedelaar en diens vrouw Marieken Valk. Zij waren op 6 februari 1817 getrouwd te Hardenberg. In 1843 verkochten zij hun bezit.

Legger 687/1: Sectie B-729. Huis en erf. Eigendom van Gerrit Bolks en echtgenote Gerritdiena Jonkeren. Zij zijn op 10 november 1842 getrouwd te Heemse. In 1850 vereniging van artikelen. Over op:
Legger 987/17: Sectie B-729. Huis en erf.

Notaris Willem Swam te Gramsbergen begon op 16 augustus 1850 met de eerste inzate van de openbare veiling van het vastgoed van het echtpaar Bolks. Het eerste veilingkavel betrof het huis en erf met deszelfs grond en wheere, staande en gelegen in het dorp Heemse, sectie B-729 (aktenr. 1668). Twee weken later, op 30 augustus, vond de definitieve veiling plaats. Het hoogst uitgebrachte bod werd te laag geacht en daarom besloten de verkopers de verkoop niet te gunnen… (aktenr. 1669).

Legger 1002/1: Sectie B-729. Huis en erf. Eigendom van dominee Aalbertus Hendrikus Mouw en echtgenote Maria Johanna Buijze. In 1866 bijbouw. Over op legger 1002/3.

Kadastrale hulpkaart, anno 1866.

Legger 1002/3: Sectie B-4665. Huis en erf. In 1874 splitsing. Over op legger 1002/4 en 1002/5.

Kadastrale hulpkaart, anno 1874.

Legger 1002/4: Sectie B-5167. Kamer. Huisnr. A-70. Eigendom van Maria Johanna Buijze, weduwe van predikant Aalbertus Hendrikus Mouw, te Nijkerk. In 1886 verkoop. Over op legger 4576/2.
Legger 1002/5: Sectie B-5168. Huis en erf. Huisnr. A-69. In 1886 verkoop. Over op legger 4576/3.
Legger 4576/2: Sectie B-5167. Kamer. Huisnr. A-70. Eigendom van verver en glazemaker (schilder) Johannes Jacobus Schriebels en Jantje Meijer. De schilder overleed op 13 december 1889 te Heemse, zonder kinderen na te laten. In 1890 volgde verkoop. Over op legger 1856/10.
Legger 4576/3: Sectie B-5168. Huis en erf. Huisnr. A-69. In 1890 verkoop. Over op legger 1856/11.
Legger 1856/9: Sectie B-730. Bouwland. Eigendom van Gerrit Kerkdijk en echtgenote Hendrikjen Veltink. Zij zijn op 14 juli 1865 getrouwd te Heemse. In 1913 redreskaart en berekening. Over op legger 1856/16.
Legger 1856/10: Sectie B-5167. Kamer. Huisnr. A-70.
Legger 1856/11: Sectie B-5168. Huis en erf. Huisnr. A-69. In 1902 stichting. Over op legger 1856/12.
Legger 1856/12: Sectie B-5168. Huis, stal en erf. In 1903 stichting. Over op legger 1856/13 en 1856/14.

Kadastrale hulpkaart, anno 1903.

Legger 1856/13: Sectie B-6095. Huis, schuren en erf. In 1913 redreskaart en berekening. Over op legger 1856/16.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1913.

Legger 1856/14: Sectie B-6096. Huis. In 1926 boedelscheiding. Over op legger 7450/10.
Legger 1856/16: Sectie B-6643. Huis, schuren en erf. In 1926 boedelscheiding. Over op legger 7450/11.
Legger 7450/10: Sectie B-6096. Huis. Eigendom van metselaar Gerrit Jan Kerkdijk Gzn. en echtgenote Johanna Hermina Meier. Zij zijn op 24 juni 1898 getrouwd te Heemse. In 1939 vereniging van artikelen. Over op legger 8809/8.
Legger 7450/11: Sectie B-6643. Huis, schuren en erf. In 1939 vereniging van artikelen. Over op legger 8809/9.
Legger 8809/8: Sectie B-6096. Huis. In 1943 boedelscheiding. Over op legger 11290/6.
Legger 8809/9: Sectie B-6643. Huis, schuren en erf. In 1940 verkoop deel van perceel. Over op legger 8809/10.

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1940.

Legger 8809/10: Nieuwe sectie B-7376. Huis, schuren en erf. In 1943 boedelscheiding. Over op legger 11290/7.
Legger 11290/6: Sectie B-6096. Huis. Eigendom van Herman Kerkdijk en Hermina Hendrika Geugies. Zij zijn op 13 mei 1927 getrouwd te Heemse. In 1956 vereniging. Over op legger 11290/11.
Legger 11290/7: Sectie B-7376. Huis, schuren en erf. In 1956 verkoop enz. Over op legger 11290/11.
Legger 11290/11: Nieuwe sectie B-7610. Drie huizen, schuren en erf.  In 1956 werd een nieuwe dubbele woning gebouwd (Scholtensdijk 9 en 11) en de oude werd in 1958 afgebroken.

In 1973 boedelscheiding. Over op:
Legger 16719/1: Eigendom van Gerrit Jan Kerkdijk, gemeenteambtenaar (geb. 07-09-1927) en van echtgenote Wilhelmina Veldsink.