Brief voor de koning
Slagharen, 2 januari 1880, brief aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings, te Zwolle:
Excellentie! Sedert eenige jaren
wordt hier een grijsaard van tachtig jaren door de openbare liefdadigheid van
de meer gegoeden onderhouden, door dat eenige jonge lieden zich eenige malen
in het jaar aan hunne huizen vervoegen, het is iemand die ruim dertig jaren
hier gewerkt heeft doch nu sedert negen jaar het gebruik mist van zijne voeten
en oogen, daarbij een buitenlander zijnde zonder enige familie of middel van
bestaan. De menschen die hem uit medelijden voor negen jaar hebben opgenomen
ontvangen daarvoor op bovenstaande wijze f. 1,80 per week, doch daar hier geen
armbestuur bestaat wegens het niet aanwezig zijn van fondsen en ons daarenboven
door het hoofd der gemeente Ambt Hardenberg geweigerd wordt, daarvoor langs
de huizen der ingezetenen rond te gaan, zoo wende de ondergeteekenden zich met
betrouwen tot Uwe Excellentie ten einde te mogen weten hoe in deze zaak te handelen,
wijl in dit gure jaargetijde de man ook niet vervoerd kan worden. A. Geerdes.
13 april 1880, Het Loo, brief
aan B&W van Ambt Hardenbergh:
Wij Willem III bij de gratie Gods
Koning der Nederlanden, Prins van Orange Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg
enz. enz. enz.
Beschikkende op een aan ons ingediend
verzoekschrift om rehabilitaite; Hebben goedgevonden en verstaan, aan Jan Averink
te Brucht, gemeente Ambt Hardenbergh, vroeger korporaal in de 4e kompagnie van
het 5e bataillon, 3e regiment infanterie, ontheffing te verleenen van de smet
van eerloosheid en al de gevolgen van dien, welke geacht zouden kunnen worden
alsnog op hem te kleven krachtens een door het Hoog-Militair Geregtshof goedgekeurd
vonnis van den Krijgsraad in de 2e militaire afdeling, standplaats Middelburg,
d.d. 14 juni 1870.