Op heden den negenden der maand maart 1838, des avonds om zes uuren, ten verzoeke van Hendrik
Kampman, schaapherder wonende te Radewijk, en ten huize van Hendrik Mas,
landbouwer mede aldaar woonachtig, in tegenwoordigheid van de nabenoemde hier ondergetekende en daartoe expresselijk verzochtte getuigen,
hebben wij Willem Swam, openbaar notaris in het
kanton Hardenbergh, resideerende ter Stede en gemeente Gramsbergen, publiek aan de meestbiedende verkocht een
aantal van 24 schapen en 3 lammeren”. Kopers werden o.a. de landbouwers Goossen
Hanekamp, Hendrik Ligtenberg, Jan Lubberts, Hendrik
Schutte, Lubbert Imhoff, Jan Hendrik Hankamp, Hendrik Ekkelenkamp,
Gerrit Jan Jonkhans, Willem Bouwmeester, Egbert Hutten en Jan Jonkhans

Voor ons Antoni van Riemsdijk, openbaar notaris, compareerde Zwaantjen Mas,
echtgenote van Hendrik Holter, landbouwers van beroep, woonende ter buurtschap
Radewijk in de gemeente het Ambt Hardenbergh, haare verstandelijke vermogens
bezittende en wezende aan ons notaris en dezelve getuigen bekendt.

Dewelke Zwaantje Mas, echtgenoot van Hendrik Holter,
verklarende daardoor te wenschen haarerzijdsch tusschen haare kinderen Hillegonda Holter, gehuwd aan Jan
Schutte, meede landbouwers van beroep en ter
buurtschap Radewijk voornoemd bij haar en haaren voorzeiden echtgenoot inwonende, en Geertruid Holter,
gehuwd aan Gerrit Jan Veldsink, insgelijks
landbouwers van beroep en ook ter zelfder buurtschap woonachtig, alle
geschillen te voor te komen, die soms na haaren doode of dien haars voorzeiden echtgenoots onder dezelve zullen kunnen ontstaan over de verdeeling en scheiding tusschen hun haare nalatenschap of die van derzelven haaren echtgenoot, en welke zij vreest eene door haar in geenen deele gewild wordenden geheele splitsing en
distractie te willen kunnen ten gevolge hebben, zoo van het door haar en haaren voorzeiden echtgenoot in gemeenschappelijken eigendom bezeeten, bewoond en gebruikt wordend erfjen ‘het Klein-Takmans’, ter meergedagte buurtschap Radewijk, bestaande
in zijn geheel uit deszelfs behuizinge en schuurtjen, met gronden en wheeren,
kadastraal op de plans der gemeente, sectie D,
bekend, als huis en erf, onder numero eenentachtig, ter grootte van drie roeden
en vijftig ellen;

– uit den daarachter noordwaards en ten westen aangelegenen gaarden, bekend als voren, als bouwland, onder
numero tweeentachtig, ter grootte van eenenvijftig
roeden en negentig ellen; – uit den ten zuiden en oosten van en aan de behuizinge en schuurtjen voormeld gelegenen Brink, bekend als vooren,
als grasgrond, onder numero tachtig, ter grootte van veertien roeden en vijftig
ellen; – uit zes naast elkanderen op de zogenaamde Takmans-Haar, tusschen landen van
Albert Roelofs en van het erve ‘het Groot-Takmans’, liggende stukken zaaijland, bekend als voren,
als bouwland, onder numero vierenzestig, ter grootte van een bunder en
eenenvijftig roeden; – uit een stukjen laag-zaaijland op de voorzeide Takmans-Haar tusschen landen van
het voormelde erve ‘het Groot-Takmans’, bekend als voren, als bouwland, onder numero zesenzestig, ter grootte van
dertien roeden en zestig ellen; – uit een onverdeelde een-derde gedeelte van
een perceel hooijland ter buurtschap Radewijk
voorschreven, gezegd het Burgermaatjen, aldaar aan de
zogenaamde Radewijker-Beek liggende en hebbende denzelve Beek ten zuiden, ten oosten en westen landen van Herm Roelofs te Wielen en ten noorden gronden der Marke,
bekend als voren, als hooijland onder numero
vijfenzeventig, ter grootte in zijn geheel van een bunder, zevenentachtig
roeden en veertig ellen; – en uit ruim zesenvijftig roeden veldgrond ten
noorden van en achter den voorzeiden gaarden vanhet erfjen, herkomstig uit de Marke van Radewijk, van dezelver als voren, als heide, kadastraal bekend perceel
numero eenenzestig, ter grootte in zijn geheel van zevenenvijftig bunders en
zesenzestig roeden; met de tot dit erfjen gehorende whaarsgerechtigheid in de Marke of wel die van Gramsbergen,
Loozen en Radewijk, en ook nog een onverdeeld een-derde gedeelte van een
perceel hooijland in de zogenaamde Boermaat, groot in
geheel ruim twee en een halve bunder, liggende ter Marke Itterbecke en Wielen in het karspel Uelsen, der graafschap
Bentheim, ten zuiden van en aan de voorzeide Radewijker-Beek, mandelig met
Berend Tiebert te Wielen en de eigenaren van het erve
het Geerts te Radewijk, voorschreven en met welke dan jaarlijks in drie blokken
bij verwisseling wordt gehooydt; – als van de levende
have en het vee, zonder onderscheid, mitsgaders der gereedschappen en meubilen voor de huishouding en landbouw deeze vruchten en gewassen, ja ook de verdere roerende
goederen tot de gemeenschap van haar en haar voorzeiden echtgenoot behorende,
en ten tijde van haar overlijden op het zelve erfjen aanwezig, door hun gebruikt en bezeten wordende; – daartoe en met dat oogmerk
bij deze tegenswoordige acte heeft gemaakt haare uiterste wils-beschikking,
zodanig, als wij notaris, naar en in overeenstemming met de zakelijke opgave
daartoe en omtrend aan ons notaris, buiten de tegenswoordigheid der nabenoemde en meede hier ondergetekende getuigen, door haar
testatrice gedaan als volgt:

Ik stel en benoem tot erfgenaam of erfgenamen, mijn geheele met doode te onruimen nalatenschap zonder eenige uitzondering hoegenaamd,
dan die van mijn lijfstoebehoor, mijne dogter Hillegonda Holter, gehuwd aan Jan Schutte, landbouwers, bij mij ter
buurtschap Radewijk in de gemeente het Ambt Hardenbergh inwonende, en bij vooroverlijden derzelve mijne dogter derzelver kind of
kinderen, zo veele ten dage van mijn afleven in leven,
bij plaatsvervulling, onder de verplichting echter om alle de schulden derzelver ten haren of hunnen laste te neemen en te voldoen niet alleen, maar ook met deze uitdrukkelijken last en bezwaar om daarvan voor derzelver aandeel of aandeelen, erfportie of erfportien in mijne nalatenschap, binnen een jaar na mijn overlijden, vrij en onbezwaard
uit te keren aan mijne andere dogter Geertruid Holter, gehuwd aan Gerrit Jan Veldsink,
landbouwers, meede ter buurtschap Radewijk voorzeid woonachtig, en bij vooroverlijden aan deezes kind of kinderen, zo veele ten dage van mijn afleven in leven, bij plaatsvervulling, eene somma van driehonderd, vijfentwintig guldens.