In den jaare 1815, den 29e der maand september,
des voordemiddags om elf uuren, zijn voor ons Antoni van Riemsdijk, openbaar
notaris, residerende ter Steede Hardenbergh, in tegenwoordigheid van de heer
Jacob van Nahuijs, commis ter recherche van de convoijen en licenten, en van
Hermannus Vinke Janszoon, landbouwer, beide wonende te Heemse, als hiertoe
expresselijk verzochtte getuigen, gecompareerd Berend Nijhuis (voormaals
Scholten), weduwenaar van Zwaantjen Roelofs, landbouwer, wonende te Diffelen in
deze gemeente, en Gerrit Nijhuis, Albert Nijhuis en Hermptien Nijhuis (alle
voormaals Stegeman) insgelijks aldaar den landbouw uitoeffenende, tezaamen de
alleenige en meerderjarige kinderen van wijlen Gerrit Gerrits Stegeman en
deezes mede nu wijlen huisvrouwe de voormelde naderhand aan den eersten
comparant hertrouwde Zwaantjen Roelofs, en zijnde door hem eersten comparant
bij deszelfs huwelijk met haaren voormelden wijlen moeder als eigene kinderen
geadopteerdt en aangenomen; alle welke comparanten aan ons notaris zijn bekend.
Dewelke aan ons notaris, in tegenwoordigheid van de
voormelde en hier ondergetekende getuigen hebben ter hand gesteld en
overgegeven de minute van eene op den agtsten deezer te Heemse in deeze
gemeente tusschen hun onderling aangegaan contract van minnelijke schikking en
scheiding over eenige goederen tot de nalatenschap van voorzeide wijlen ouders
der drie laatstgemelde comparanten en tot den opgevolgde gemeenschap van
goederen tusschen dezelve voormelde wijlen moeder Zwaantjen Roelofs en den
eersten comparant, hunnen stiefvader, behorende; welk contract, geschreeven op
een blad gezegeld papier van vijf stuivers:
Wij ondergetekenden Berend Nijhuis (voormaals Scholten),
weduwenaar van Zwaantjen Roelofs, landbouwer, wonende te Diffelen, en Gerrit
Nijhuis, Albert Nijhuis en Hermptjen Nijhuis (alle voormaals Stegeman),
insgelijks te Diffelen den landbouw uitoeffenende en alleenige meerderjaarige
kinderen van wijlen Gerrit Gerrits Stegeman en deezes meede wijlen huisvrouwe
de voormelde en naderhand aan den eerstondergetekenden hertrouwde Zwaantjen
Roelofs (zijnde door den eerstondergetekenden bij deszelfs huwelijk met haare
voormelde wijlen moeder als eigene kinderen geadopteerd en aangenomen)
verklaaren bij deeze bij wijze van minnelijke schikking en scheiding te hebben
geconvenieerd en te zijn overeengekomen, dat het tot de nalatenschap der wijlen
ouders van de drie laast ondergetekenden en tot de opgevolgde gemeenschap van
goederen tusschen derzelver nu meede wijlen moeder Zwaantjen Roelofs en
stiefvader Berend Nijhuis voormeld behoorende erfjen het Nijhuis, staande en
gelegen onder nr. 13 in de buurtschap Diffelen, bestaande uit deszelfs
behuizinge en schuur, voorts ongeveer drie morgen zaaij- en hooijland en een
half whaardeel in de onverdeelde velden van de markte Diffelen, mitsgaders de
daartoe gehoorende en ten Heemse onder het voormelde kanton in de zogenaamde
Vuilemaate geleegene een-derde morgen hooyland, tezaamen door ons na ons beste
weeten geschat op eene waarde van 1200 gulden Hollandsch, gelijk ook den in
dezelve behuisinge en schuure en op het voorzeide erfjen aanwezige inboedel zo
van have en vhee, wagen en ploeg, als meubilare goederen van onderscheiden
aart, meede door ons na ons beste weetenschap geschat op eene waarde van 300 guldens
Hollandsch, voorbehoudens het halve bestuur en de beschikking daarover in eene
gemeenschappelijke huishouding ten behoeve van den eerstondergetekenden die
zich bij deezen wel expresselijk reserveerdt, van stonden aan in vollen
eigendom zal overgaan op den tweeden ondertekenaar Gerrit Nijhuis, onder
verpligting primo om daarvoor in voldoening van hun geheele oudelijke
nalatenschap op primo maij des jaars 1817 aan de beide laatste ondertekenaars
zijnen broeder Albert Nijhuis en zuster Hermptjen Nijhuis, uit te keeren en te
betalen, elk een somma van 300 guldens hollandsch eens, en daarenboven een
behoorlijken uitzet van bedden met haar toebehooren, kast en kleederen of in
deezer plaatse de somma van 100 guldens ter hunner keuze, secundo om den
eerstondergetekenden zijnen stiefvader Berend Nijhuis daar voor geduurende
zijnen geheelen verderen leeftijd behoorlijk in kost en drank, kleeding en
hetgeen verder tot op zijnen sterfdag, zo in gezonden als zieken staat, mogte
benoodigd zijn, behoorlijk, zo als een kind ten opzichtte zijnes vaders
betaamd, en na stand of staat te verzorgen, te onderhouden en te verzorgen, en
tertio dat van nu af aan alle lasten en schulden des boedels ten zijnen laste
en voor zijne rekening zal moeten neemen. Al hetwelk door ons ondergetekenden
alzo ter goeder trouwe en zonder arglist of bedrog gecontracteerd zijnde, door
ons respective bij deezen wordt aangenoomen met uitdrukkelijke en vrijwillige
verklaring ons daaraan ten allen tijde te zullen houden en hetzelve heiliglijk
na te koomen, zonder daarvan af te wijken ofte ietwes daar tegens te doen ofte
te handelen. Heemse, den agtsten september 1815.