Voor ons Antoni van Riemsdijk, openbaar notaris ter Steede Hardenbergh, in
tegenwoordigheid van Gerrit Reerink, landbouwer, woonachtigh op het erfjen ‘het
Wolleponds’ onder de Stad Hardenbergh, en van Ernst Hamelman, dienaar van policie
der gemeente het Schoutambt Hardenbergh, als hiertoe expresselijk verzochtte
getuigen, compareerden Jan Snijders (voormaals Poes), landbouwer van beroep,
wonende te Radewijk, en deezes huisvrouwe Zwaantjen Snijders, zijnde beide aan
ons notaris bekendt.

Dewelke verklaarden, ten einde ook alle niet te voorziene geschillen die na
hunnen dood tusschen hunne hier nabenoemde kinderen over de verdeeling hunner
nalatenschap zouden kunnen oprijzen, te voor te koomen, met voorkennis en genoegen
van dezelve, nopens den eigendom, het bezit en het genot van het geheel hunner
hier na vermelde goederen en bezittingen, zo roerende als onroerende, niets
uitgezonderd, dan het geen hierna uitdrukkelijk wordt gereserveerdt, te hebben
bepaald en vastgesteld, zo als met voorkennis en genoegen derzelve hunner nabenoemde
kinderen, zijn bepalende en vaststellende bij deezen: Dat van dezelve hunne
goederen en bezittingen, waarvan de daarbij hier navolgende uitgedrukte waaren
is bepaald bij onderlinge taxatiën:

Gelegen in ’t Koningrijk der Nederlanden:
Primo, uit een huis en schuur, met derzelver grond en wheere, den daartoe
gehoorenden gaarden en whaarrecht in de gemeene markte van Hardenbergh en Baalder,
staande en gelegen te Radewijk voormeld, onder no. 1, en hebbende eene waarde
van fl. 400,-

Secundo, uit één twee-derde morgen zaaijland, voor en ter zijden het huis, gezegd
‘Den Kamp’, en hebbende eene waarde van fl. 500,-

Tertio, uit één en één-vierde morgen groenland, ten oosten Den Kamp, gezegd
het ‘Nijë’, en hebbende eene waarde van fl. 250,-

Quarto, uit drie-vierde morgen groenland ten oosten het woonhuis aan het voorzeide
Nijë, genaamd ‘Den Appelhof’, en hebbende eene waarde van fl. 112,50

Quinto, uit één-vierde morgen groenland, ten zuiden van en aan het ‘Wolleponds’
voormeld, gezegd het ‘Huttenmaatjen’, en hebbende eene waarde van fl. 50,-

Sexto, uit één morgen groenland, ten oosten van en aan de gemeene markte van
Hardenbergh en Baalder, genaamd het ‘Koeland’, en hebbende eene waarde van fl.
50,-

Septuno, uit een halve morgen zaaijland, ten zuidwesten van en aan den oorsprong
der Springe, gezegd de ‘Trippenweide’, en hebbende eene waarde van fl. 120,-

Zijnde alle deeze goederen in deeze provincie gelegen en onder de buurtschap
Radewijk gehoorende.

Gelegen in ’t Koningrijk Hannover:
Primo, uit één morgen zaaijland, gelegen in de buurtschap Wijlen in
de graafschap Bentheim, ten oosten van en aan de Springe voormeld, en aan dat
van de Welleweerd, genaamd ‘Den Polkamp’, en hebbende eene waarde van fl. 225,-

Secundo, uit één morgen zaaijland, meede in Wijlen geleegen, rondom in het
gemeene veld, ten zuiden het voorzeide woonhuis van de comparanten gelegen,
gezegd ‘Den Nijenkamp’, en hebbende eene waarde van fl. 150,-

Tertio, uit een schapeschot met grond en wheere, insgelijks in Wijlen geleegen,
en hebbende eene waarde van fl. 20,-

Hebbende alzo gezamenlijk met den inboedel en gereedschappen der comparanten
eene waarde van fl. 2.277,50, dadelijk den eigendom, het bezit en het genot
zal overgegaan aan hunnen oudsten zoon Herm Snijders en deezes echtgenoote Hermptjen
Nijhuis, landbouwers van beroep, bij hun inwoonende. Zullende genoemde zoon
en vrouw verplicht en gehouden zijn om aan den tweeden zoon, Hendrik Snijders,
landbouwer, zijnde ongehuwd, doch meerderjarig en bij haar inwoonende, zo dra
komt te trouwen of eerder, zo draa uit koomt te vorderen, uitkeeren de somma
van fl. 250,- en de halfscheid van des comparants lijfstoebehoor na zijn afleeven,
gelijk meede de halfscheid van des comparanten hiervooren gereserveerde schaapen,
na beider afsterven. Verder zullen zij verplicht en gehouden zijn om aan hunne
zuster Hendrikjen Snijders, huisvrouw van Hendrik Altena, uit te keeren de somma
van fl. 200,-, benevens des comparantes kaste en geheele lijfstoebehoor na haar
overlijden.

Gedaan en gepasseerd ten woonhuize van de comparanten Jan Snijders (voormaals
Poes) en vrouwe Zwaantjen Snijders, no. 1 te Radewijk voorschreeven, op heeden
den agtsten der maand december des jaar 1818.