Voor ons Antoni van Riemsdijk, openbaar notaris, residerende
ter Steede Hardenbergh, gemeente en kanton van dien naam, arrondissement
Deventer, provincie Overijssel, in tegenwoordigheid van de nabenoemde en
hiermeede ondergetekende vier getuigen, hebben de vereischtens bij de wet
gevorderd, ons bevindende in de keuken, uitziende met twee vengsterramen op het
zogenaamden Hofjen, van het woonhuis nr. 12 op het erve Heuver te Diffelen ter
gemeente het Ambt Hardenbergh, dezes kantons, staande, compareerde Egbert
Seigers, landbouwers-knecht, wonende op hetzelve erve bij den landbouwer en
eigenaar van hetzelve erve Hannes Heuver, zijnde wel ziek van ligchaam en
zodanig ter neder leggende in eene bedsteede aan de linkerkant in dezelve
keuken, naast aan de middenmuur of het beschot tusschen dezelve keuken en deele
des huizes, edoch gezond van geest, zijn verstand, geheugen en oordeel volkomen
hebbende, zoals gebleek uit zijne redeneringen en gesprekken, zo met ons
notaris als met de nabenoemde en meede hier ondergetekende getuigen gehouden,
en zijnde de comparant meede aan ons notaris en dezelve getuigen volkomen
bekendt.

Dewelke Egbert Seigers bij deze tegenswoordige acte heeft
gemaakt en aan ons notaris, in tegenwoordigheid van de nabenoemde en meede hier
ondergetekende getuigen, opgegeven en voorgezegd zijn testament en bevel van
uiterste of laatste wille, in voegen wij notaris hetzelve, in tegenwoordigheid
der nabenoemde en meede hier ondergetekende getuigen, uit zijnen mond hebben
opgeschreeven, luidende aldus

Ik legateere en maake aan mijnen neef en aan mijne nichten
Seine Seigers, boerenknecht, thans wonende te Archem in de gemeente het Ambt
Ommen, kanton van dien naam, arrondissement Deventer, provincie Overijssel,
Gerritdina Seigers, boerenmeid, wonende thans te Gerner, en Hendrikjen Seigers,
meede boerenmeid, thans wonende te Oudleusen, beide in de gemeente het Ambt
Dalfsen, kanton Ommen voorzeid, kinderen van wijlen mijnen broeder Wolter
Seigers, in leven laatstelijk landbouwer te Arriën, in de gemeente het Ambt
Ommen voornoemd en van dezes meede wijlen huisvrouwe Gerritdina Zwentsel, mijne
kleerkiste met mijn geheele lijfstoebehoor, zouder eenige uitzondering
hoegenaamd, ten einde dit alles na mijn afleven uit mijn nalatenschap in drie
egale portiën te erven, te profiteren en te genieten.

Wijders legateere, geeve en maake ik aan Hannes Heuver,
landbouwer wonende te Diffelen in de gemeente het Ambt Hardenbergh, bij wien
als knecht ben dienende, al mijn van hem te goede hebbend loon, van wat aard of
natuur ook, mitsgaders alle mijne van hem te goede hebbende rhenten wegens aan
hem geleende gelden, ten einde het zelve loon en rhenten ten bedrage als bij
mijnen sterfdag zal worden bevonden, door dezen in voldoening zijner moeite en
zorgen omtrend mij, na mijn afleven uit mijne nalatenschap worde geërfd,
geprofiteerd en genoten.

Wijders stelle en institueere ik tot erfgename mijner
verdere nalatenschap, zonder eenige andere uitzondering hoegenaamd dan van het
hiervoren door mij daaruit gelegateerde, en ten einde door dezelve na mijne
afleven van mij, ter gemoetkoming aan de veele mij bewezene zorgen en
liefdevolle verhandreikingen, te worden geërfd, geprofiteerd en genoeten,
Jennechien Hekman, dienstmeid met mij bij den landbouwer Hannes Heuver
voornoemd te Diffelen voorzeid, wonende.

Gedaan en gepasseerd ten woonhuize nr. 12 op het erve Heuver
te Diffelen, op heden den tweeden der maand februarij des jaars eenduizend
achthonderd negen en twintig, in tegenwoordigheid van Berend Nijhuis, Albert
Nijhuis, Jan Hilverdink en Herm Stoeten.