Op heden den 19 april eenduisend agthonderd en twaalf,
compareerde voor ons Griffier van het Vredegerecht des kantons Hardenbergh in
het tweede arrondissement van het departement van de Monden van den IJssel, als
daartoe bij Keiserlijk decreet gemagtigd en de getuigen hieronder benoemd, den
persoonen hieronder benoemd, dewelken verklaarden een wettig huwelijk gededingd
en gesloten te hebben tusschen Jan Koers, jongman als bruidegom ter eenre – en
Hendrikje Willems of nu Vrijlinks, jongedogter als bruid ter andere zijde,
zulks op conditien en voorwaarden hierna beschreven.

Eerstelijk is geconditioneerd dat aanstonds aan bruidegom en
bruid in desen, in vollen eigendom overgaan zal de gerechte halfscheid van den
geheelen boedel en goederen van des bruids wijlen vader Asse Teunis of
Vrijlinks en nog in leven zijnde moeder Hermina Willems, met de helft der
schulden en lasten van dien, om dus dien boedel en goederen gedurende het leven
van gemelde des bruids moeder met deselve tezamen in eene huishoudinge te administreren
en te regeeren.

Zullende voort na het overlijden van dezelve des bruids
moeder, de andere gerechte halfscheid van gemelde boedel en goederen, met de
andere helft der schulden en lasten van dien, mede aan bruidegom en bruid en
bij vooroverlijden op de langstlevende van beide in vollen eigendom vererft en
vervallen zijn, zullende nochtans de bruids voorzeide moeder, gedurende haar
leven lang, uit gemelden boedel voor haar particulier gebruik genieten een
summa van twaalf guldens ’s jaarlijks.

Terwijl al verder, bruidegom en bruid in dezen, verpligt en
gehouden zijn zullen, zoo als dezelven onder verband van alle de hierbij
acquirerene goederen aannemen en beloven om aan des bruids eenen meerderjarigen
zuster met naamen Aaltjen Willems (of Vrijlinks) en nog minderjarige zuster
Zwaantje Willems (of Vrijlinks), voor en in voldoening derselver respective
erfportien in de nalatenschappen van haren wijlen vader Asse Teunissen of
Vrijlink en nog in leven zijnde moeder Hermina Willems of Vrijlink, te zullen uitkeren
en betalen aan ieder derzelven een summa van tweehonderd en vijftig guldens die
aan haar zullen worden uitgekeerd wanneer zij komen te trouwen of meerderjarig
zijn zullen; terwijl dezelve des bruids zusters daarenboven bij haar trouwen
genieten zullen ieder een behoorlijken bruids uitzet, bestaande: in twee bedden
en vier kussens bestopt met vijfendertig pond veeren, waarbij een peuluwe en
een paar beddegordijnen; zes vlassene lakens en een tafellaken; vier stoelen
met kussens; een eikene kaste of vijfentwintig guldens in stede van dien;
voorts behoorlijke bruids klederen, eenen vrouwen zonhoed, een regenkleed, een
mutze met een kante en een witte halsdoek; een damaste rok of tien guldens in
stede van dien en een spinnewiel; zullende daarenboven nog de gemelde des
bruids zusters zo lange die ongetrouwd zijn zullen eenen vrijen intrek in haar
ouderlijke huis hebben en behouden, en aldaar bij ziekte en onpasselijkheden
behoorlijke verhandreiking genieten, tot derzelver herstellinge toe; doch die
van haar als dan aldaar mogte komen te overlijden, zo zal het hierboven aan
deselve bewesen aan de bruidegom en bruid of des huis beste verblijven.

En eindelijks is geconditioneerd dat tussschen deze beide echtgenooten
gemeenschap van goederen zal plaats hebben en stand grijpen. Welk voorenstaande
alzo geconditioneerd zijnde, willen bruidegom en bruid, des bruidegoms ouders,
des bruids moeder, meerderjarige zuster, den toeziende voogd oer de minderjarige
Zwaantjen Willems of Vrijlinks, en voorts den geheelen familieraad dat al
hetzelve alzo in allen deele stiptelijk zal worden nagekomen en achtervolgd,
al waren ook alle solemniteiten van rechten daarbij niet geobserveerd. Ten
oirkonde hebbe ik griffier voornoemd en getuigen die waren E. Bruins en Jan
Waerssen, dezen benevens de comparanten eigenhandig getekend op dato als boven.