Egbert Dunnewind (1793-1860) was een hoofdonderwijzer die les heeft gegeven aan de lagere school te Rheeze.
Egbert Dunnewind is geboren op 1 september 1793 op het erve De Hulskamp in Rheeze, als zoon van timmerman-landbouwer Hendrik Dunnewind en Jennigje Kortman. Hij trouwde op 4 mei 1827 te Ambt Hardenberg met Evertjen Hannink.
De nog ongehuwde Dunnewind was per 1 december 1817 in functie getreden als schoolonderwijzer te Rheeze. Op 19 april 1836 vond in zijn huis op de Brink in Rheeze een grote bijeenkomst plaats van leden die zich een maand ervoor hadden afgescheiden van de hervormde kerk in Heemse. Op 15 november 1836 werd hij ouderling bij de ‘separatisten’. Regelmatig ging hij voor zijn kerk op pad en dat leidde toch klachten van de ouders van kinderen die bij hem naar school gingen.
Op 13 februari 1837 werd Dunnewind door de Gouverneur van de Provincie Overijssel zes weken geschorst vanwege plichtverzuim. Tijdens die schorsing was het lastig om een vervanger te vinden om de school in Rheeze waar te nemen. De keus viel uiteindelijk, na enige ‘persuasie’ (overreding) van de kant van hoofdonderwijzer Pruim, op de gepensioneerde schoolonderwijzer Hermannus Vinke Gzn. Deze had laatstelijk les gegeven aan de openbare lagere school in Stegeren onder Ambt Ommen. De beste man kreeg van rijkswege een pensioentje en had helemaal geen belang meer bij een actieve rol in Rheeze. Daar kwam bij dat hij niet bekend was met de nieuwe lesmethoden en leed aan een ’toenemend verminderend gezichtsvermogen’… Toch werd hij benoemd en gaf van 6 maart tot 15 april les aan de Rheezer kinderen.
Op 14 juni 1838 namen Gedeputeerde Staten van Overijssel een drastisch besluit. Ze ontnamen Dunnewind zijn onderwijsakte en ontsloegen hem als schoolmeester van het kleine schooltje in Rheeze:
“De Gedeputeerde Staten der Provincie Overijssel, gezien de missive van de Provinciale Commissie van Onderwijs in Overijssel, van den 5 dezer, houdende voordragt om den schoolonderwijzer te Rheeze, gemeente Ambt Hardenberg, Egbert Dunnewind, de acte van algemeene toelating in te trekken en, dien ten gevolge, uit zijnen post te ontzetten, uit hoofde van pligtverzuim en weerstreving der algemeene Wet op het onderwijs. Gelet op de berigten van den districtsschoolopziener van den 7 november en 12 december 1837, en van den burgemeester van het Ambt Hardenberg van den 6 november en 11 en 30 december 1837, en op de daarbij overgelegde verklaring van den onderwijzer van den 28 december 1837;
Overwegende dat het voldoende is gebleken dat E. Dunnewind zich heeft schuldig gemaakt: 1. Aan herhaald en voortdurend pligtverzuim, door, in den laatsten tijd, geen school te houden; 2. Aan weerstreving der algemeene Wet, door het weigeren van lager onderwijs te geven, zonder daarbij leerstelling Godsdienstig onderwijs te voegen. Overwegende, dat E. Dunnewind reeds, bij besluit van 13 februari 1837 no. 46, op grond van pligtverzuim voor den tijd van zes weken in de uitoefening van zijne functiĆ«n is geschorst geweest. Gelet op art. 18 en 19 der Wet, en art. 23 van het Reglement op het lager onderwijs van den 3 april 1806; de acte van algemeene toelating van den onderwijzer Egbert Dunnewind in te trekken, en, dien ten gevolge, aan denzelven het regt en genot te ontzeggen zijner speciale beroeping als onderwijzer te Rheeze, onder het Ambt Hardenberg. Zwolle, den 14 junij 1838″.
Een maand na zijn ontslag overleed zijn echtgenote op 40-jarige leeftijd, hem en vier kinderen nalatend. Acht jaar later emigreerde hij met zijn kinderen naar Zuid-Holland in Michigan, alwaar hij in 1860 overleed. In 1982 publiceerde Seinen’s Grafische Bedrijven een roman van de hand van H. Poelarends over het leven van meester Egbert Dunnewind.