Gerrit Jan Koopman (1850-1933) was een hoofdonderwijzer die les heeft gegeven aan de openbare lagere school te stad Hardenberg.


Gerrit Jan was geboren op 21 maart 1850 in Dalfsen, als zoon van Gerrit Jan Koopman en Woltjen Winkelman. Hij trouwde op 5 januari 1876 in Den Ham met Zwaantje Schuurman en na haar overlijden hertrouwde hij op 28 juli 1881 te Ambt Hardenberg met Hendrika Willemina Nijzink.

Op 10 juli 1875 besloot de gemeenteraad van Stad Hardenberg de 25-jarige Gerrit Jan Koopman te benoemen tot hoofdonderwijzer van de openbare lagere school in de Achterstraat. Hij was op dat moment werkzaam als onderwijzer te Zwolle. Op 1 september ving hij zijn nieuwe werk aan. Zijn aanvangssalaris bedroeg 700 gulden per jaar, naast het recht van kosteloos gebruik van de onderwijzerswoning met tuin.

Op 28 september 1881 besloot de raad van Stad Hardenberg tot het geven van zgn. ‘herhalingsonderwijs’ aan de openbare school gedurende zes maanden per jaar, en wel in de maanden januari, februari, maart, oktober, november en december, ’s avonds van 17.00 tot 19.00 uur voor leerlingen ouder dan 12 jaar die al eerder lager onderwijs genoten hadden. Deze vorm van onderwijs was bij hetzelfde besluit opgedragen aan hoofdonderwijzer Gerrit Jan Koopman. Zijn jaarwedde werd dan ook met 125 gulden per jaar verhoogd. 

In het voorjaar van 1889 was Koopmans woning, huisnummer A-179, besmet door de mazelen. In 1913 liet hij voor eigen rekening, onder architectuur van K.A. Hakert, een nieuwe woning bouwen aan de Stationsstraat 19. Twee jaar later ging hij met pensioen.

Op 17 januari 1931 legde Gerrit Jan Koopman ‘de eerste stenen’ van Hardenbergs eerste ziekenhuis: de Röpcke-Zweersstichting aan de Stationsstraat. Twee jaar later, op 11 februari 1933 overleed meester Koopman op 82-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het oude kerkhof Nijenstede. In de krant “De Vechtstreek” plaatste J. Kruizenga deze In Memoriam:

“Toen zondagmorgen de droeve mare door Hardenberg ging: ‘Meester Koopman is gisteravond overleden, was er ontroering in veler hart. Immers hij was sinds 1875 een der onzen; hij was steeds geweest een burger met heel veel liefde voor de plaats zijner inwoning. Het diep en dankbaar besef hiervan drong vooral bij ’t vernemen van zijn verscheiden naar voren. De heer Koopman was, als zoon van een hoofdonderwijzer, geboren in de gemeente Heino [onjuist: Dalfsen]. Hij ontving zijn opleiding aan de Normaallessen te Zwolle; een zijner leermeesters, van wie hij altijd met groot respect gewaagde, was de heer Kruyder, later directeur der Rijkskweekschool te Deventer. Als onderwijzer is hij werkzaam geweest te Schelle (Zwollerkerspel), te Zwolle, in de Beemster en te Den Ham. Behalve de akte als hoofdonderwijzer behaalde hij die voor wiskunde. Aan verschillende vergelijkende examens nam hij met succes deel.

Reeds op 25-jarige leeftijd zag hij zich benoemd tot hoofd der openbare lagere school te Hardenberg. Veertig jaren heeft hij die functie bekleed; sedert 1878 was de heer Snijders zijn medewerker, sinds 1888 ook de heer Pauw. Als behorende tot de ‘oude garde’ heeft de heer Koopman onder dikwijls ongunstige omstandigheden gewerkt: de klassen waren groot en het schoolverzuim werkte belemmerend. Zelf een man van ‘aanpakken’, eiste hij ook van zijn leerlingen intensieve arbeid. Zijn wiskundige begaafdheid werd als ‘t ware overgegoten in zijn scholieren: stond de openbare school te Hardenberg niet bekend om de uitstekende rekenaars, die ze vormde? Een man met de onderwijsbekwaamheden van de heer Koopman had zeer zeker hoofd kunnen worden van een stadsschool, wat in die dagen een promotie kon heten. Hardenberg heeft hem echter mogen behouden, wat voor een goed deel mede te danken zal zijn aan zijn huwelijk met een Hardenbergse. In ’t laatst van zijn hoofdschap mocht hij werken in de nieuwe school aan de Stationsweg. Hij liet daar een eigen huis bouwen, hopende er met zijn vrouw, wanneer hij eerlang zijn betrekking als hoofd der school zou hebben neergelegd, te kunnen genieten als ambteloos burger. ’t Heeft, helaas, niet zo mogen zijn. De laatste tijd van zijn hoofdschap was een droeve tijd wegens de ziekte zijner echtgenote; een ziekte waarvan men wist dat na veel smart de dood het einde zou zijn. De heer Koopman was toen een gebroken man en het neerleggen van zijn betrekking was een verstandige daad. Aan Hardenberg had hij gegeven zijn veertigjarige schoolarbeid, het schooltoezicht had steeds zijn onderwijsbekwaamheden erkend; zijn talrijke oud-leerlingen roemden zijn degelijk onderwijs. Tegenover die arbeid heeft ook ondergetekende immer met groot respect gestaan. De tijd heelt alle wonden, al blijven de littekens.

Ook bij de heer Koopman zag men een weer-opleven, een erlangen van nieuwe energie. Een goede gezondheid werd weer zijn deel: hij ondervond weer de zegen van de arbeid. Zijn belangstelling, die een veelzijdige was, kwam ten goede aan tal van instellingen voor welke zijn werkkracht en zijn werklust werden gevraagd. De hier volgende opsomming van de verschillende functies, door hem bekleed, is een bewijs dat hij zich gaf voor velerlei goed doel. Bij zijn aftreden als hoofd der school (1 april 1915) had hij het voorzitterschap van de afdeling ‘Hardenberg’ van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap, jarenlang door hem bekleed, neergelegd. Het secretariaat van de Commissie tot wering van schoolverzuim, vanaf de inwerkingtreding der Leerplichtwet door hem waargenomen, bleef hij tot de huidige dag vervullen. Van de bij de invoering der schoolwet – De Visser ingestelde gemeentelijke commissie van toezicht op het lager onderwijs, werd hij lid en voorzitter. De huurcommissie, gevestigd te Hardenberg, had hem, gedurende haar bestaan, als secretaris. Het bestuur van de vereniging Het Groene Kruis koos hem na ’t verscheiden van dr. Schot tot zijn voorzitter; na de opening van de Röpcke-Zweersstichting legde hij de leiding neer; hij bleef echter lid. Meer dan een halve eeuw was hij berichtgever van de Provinciaal-Overijsselse en Zwolse Courant. Op de jaarlijkse onderwijzersvergaderingen in ’t vroegere arrondissement Ommen nam hij een lange reeks van jaren het secretariaat waar, evenals van de Liberale Kiesvereniging ‘Eendracht maakt Macht’ in het oude kiesdistrict Ommen. Bij vacatures voor hoofd ener school in de gemeente Ambt Hardenberg was hij meermalen deskundige op de aan de vervulling daarvan voorafgaande vergelijkende examens. Al die functies vervulde hij met grote ambitie, daartoe mede in staat gesteld door een bijzondere helderheid van geest en een vitaliteit, die hem bijbleef tot kort voor zijn dood. En daarbij kwamen nog velen bij den heer Koopman om goede raad, wetende dat hij dien vermocht te geven en den vragers niet zou onthouden. ‘Hoe droeg hij Hardenberg ‘onder ’t hart’, zeg ik met enige wijziging een onzer dichters na. Bevoorrecht is de plaats zijner inwoning geweest, dat zij hem 40 jaren heeft mogen behouden als leider in het opvoedingswerk, dat hij bijna 60 jaren haar medeburger is geweest, gevende gaarne zijn gaven van hoofd en hart ten bate der gemeenschap. De heer Koopman heeft een gezegende levensavond gehad, ook door de trouwe zorgen van haar die hem dagelijks ter zijde stond. Zijn wens dat een zware doodsstrijd hem bespaard mocht worden, is vervuld: zacht en kalm is hij heengegaan. Hij was een derzulken van wie geschreven staat dat zij nog na het sterven tot ons spreken. De herinnering aan den heer Koopman blijft in veler eerbiedige herinnering. Hij ruste in vrede!”