Willem Mentsen (ca. 1695-1739) was een schoolmeester die les heeft gegeven aan de lagere school te Sibculo.


Willem Geerts Mentsen is rond 1695 geboren in Den Ham en ging op 19 april 1716 in Hardenberg in ondertrouw met Jannigje Hendriks uit Bergentheim.

In 1722 woonde het gezin in Sibculo. In een brief, gedateerd 11 juli 1722, verzocht Willem te mogen worden aangesteld als schoolmeester, vanwege het overlijden van de vorige: “Aen sijn exellentie de heer Grave van Rechteren. Geeft u exellentie met alle onderdanigheijd te kennen, hoe ik Willem Mentzen in ervarentheijd ben gekomen, dat den schoolmeester van Sipklo is komen te overlieden, in wiens plaets ik mijn op het alder respectueuste kome recommanderen, hopende u exellentie mijn so veel genade sult believe te doen, van mijn met het voornoemt ampt te begiftigen, opdat ik met mijn huisgesin, aen een stucke broots mag komen. Van mijn gedrag sal ik tot heden attestatie brengen, u exellentie believe van mijne bequaemheijdt een proeve te nemen. God Almagtig sal ik bidden u exellentie hoog geachte persoon te bewaren in een langdurige gesondheijd en voorspoedige regeringe. W. Mentzen”.

In de marge van de brief staat: “Also wij ingevolge de getuignis en recommandatie van verscheijden heren edelen, mitsgaders de attestatie van de predicant Brouwer van de bequaemheijt van den suppliant is gebleken, soo word deselve met de schoolmeesters plaets van Sibbeculo mits desen bij provisie begunstigt. Actum Zwolle, den 11 julij 1722. Adolph Henrick graaff van Rechteren. Pro vera copia: Alb. van Riemsdijk, verwalter Scholtus”.

In het Huisarchief Almelo vinden we ook deze brief: 
“Alsoo op paasmaandag, sijnde den 30 Martius 1739, uit het gewesene en soogenaamde Clooster Sibculo sijn gekomen twee ingesetenen van geseyd Clooster Sibculo met naamen Lambert voor het Hekke en eenen Mullen Jan, dewelke aen het gerigte van het Vriesenveen hebben bekent gemaekt dat door haar voornoemd ende verdere ingesetenen, in het veen, omtrent ’t voornoemde Sibculo, op heeden gevonden waar haaren schoolmeester, genaemt Willem Menssink, die aldaar verongelukt en overleeden was, versogten dierhalven dat het Gerigte van het Vriesenveen sig derwaerts mogte vervoegen om ’t doode lijk te koomen visiteren et cetera, ofte aen haar een brieffien te geven dat sij als nabuiren het doode lijk van de plaats alwaer hetselve gevonden hadden mogten opnemen en aan des overleedenen woonplaets te brengen, waarop het Gerigte ingevolge de wetten en regten oordeelde sig selfs in persoon na de plaats alwaer den gemelten schoolmeester mogte sijn overleeden te begeven, gelijks het Gerigte van het Vriesenveen datelijk gedaen heeft. Koomende aen die plaets alwaer sij hem gevonden hadde, sijnde omtrent ja, tegen ’t Sibculo in het veen, vindende den gemelten schoolmeester aldaar doot ter aerden nederleggen en dat agteroverwaerts, met sijn beenen geboogen onder hem leggende, vervolgents heeft ’t Gerigte van Vriesenveen aen die van Sibculo als naeste bueren van den overledenen sijnde, geordonneert om ’t doode lijk van die plaets op te nemen en te brengen aan dit overledenens woonplaets in geseyde Sibculo om aldaer te kunnen worden nabehoren gevisiteert, gelijk deselve gedaan hebben, daarop ’t Gerigte sig ook aen het huys van den overledene schoolmeester in ’t Sibculo heeft vervoegt en aldaer de visite over het doode lijk na behooren gedaan heeft, dog daaraen geen quetsuiren of niet het minste letsel gevonden heeft”. 

Schoolmeester Willem Mentsen werd opgevolgd door diens zoon Gerrit Mensen.