Het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg bevat deze akte, gedateerd 23 september 1784:
Ik Jacobus van Riemsdijk, secretaris der stad Hardenbergh, in dezen van wegens hooger overigheid verwalter Scholtus des kerspels Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificere, dat voor mij en keurnooten, die waren Jan Timmerman en Everd Goorhuis, persoonlijk  in den gerichte gecompareerd is, de oud burgermeester D.J. Rustenberg en deszelfs huisvrouw Geertruid Meijer, tutore marito, dewelken verklaarden oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan burgermeester Barend van Borne eene capitale summa van 2000 guldens, herkomstig van een capitaal door wijlen Hermina Bloemerts op den 7 april 1744 opgenomen van Barend en Aleida van Borne ad f. 400,- met negen jaaren achterstandige renten ad 3,5 guldens van ’t honderd ad f. 126,-; van een capitaal van gemelde burgermeester van Borne in dato den 26 april 1775 genegotieerd ad f. 200,- met negen jaaren achterstandige renten tegens 3 per cento ad f. 54,-; en van een capitaal bij hun van dezelve opgenomen in dato den 10 julij 1778 ad f. 500,- met zes jaaren achterstandige renten tegens 3 per cento ad f. 90,-; alle volgens de daarvan zijnde obligatoire handschriften aan comparanten op heden terug gegeven; voorts van berekende boekschuld tot den 20 meij 1783 incluis, na aftrek van daarop gedaane betalinge midsgaders van weidehuur tot 1783 ingesloten, ad f. 51-15; en eindelijks van voor hun comparanten aan den verw. Scholtus en ontvanger J. van Riemsdijk voor verschuldigde ’s landsmiddelen onder de stad en ’t kerspel gevallen betaalde penningen ad f. 578-5- Aannemende en belovende zij comparanten dezelve capitaale summa van tweeduizend guldens, jaarlijksch en alle jaaren tot de effective aflosse en restitutie der penningen toe, die na voorgaande opzage en loskondiging van de een of ander zijde van een half jaar voor den verschijndag zal kunnen, mogen en moeten geschieden, te zullen verrenten met drie en een halve gulden van yder honderd; waarvan het eerste jaar interesse zal verschenen zijn op den 1 junij 1700 vijfentachtig, en zoo vervolgens jaarlijksch continuĂ«ren. En opdat de welgemelde rentheffer burgermeester B. van Borne voor zijn voorzeide capitaal ad tweeduizend guldens en de daarop te verlopene renten de vereischte zekerheid moge hebben, zoo verklaarden zij comparanten daarvoor elk in ’t geheel, onder renuntiatie van de exceptien van ongetelden gelde en schuldsplissinge, en de laatste mede met afstand van het Vellejaansche raadsbesluit en de authentica si qua mulier codex ad sen. cons. Vellejanum, willende dat geen vrouwen zich voor de schuld van anderen zelfs niet voor die van haare eigene mannen mogen verbinden, na dat deze van derzelver kracht en uitwerking vooraf wel onderricht was, niet alleen te verbinden hunne persoonen en goederen, maar ook bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te stellen, hun comparanten eigendomlijke vrije en allodiaale erve en goed Huirink of der Huiren genaamd, in de markte of boerschap Aanevelde onder dit ed. Schoutengerichte gelegen, met deszelfs behuizingen, landerijen, rechten en gerechtigheden, niets van hetgeene ‘er onder behoord uitgezonderd; ten einde hij rentheffer zich daaraan ten allen tijden wegens het voorschreven capitaal en interessen, in geval van onverhopelijke misbetalinge kost- en schadeloos zal kunnen en mogen verhalen. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze benevens de comparanten eigenhandig getekend en gezegeld. Actum Hardenbergh den 23 septemb. 1700 vierentachtig.

Het jaar erop, op 3 september 1785, verscheen het echtpaar andermaal voor de plaatsvervangend schout om een hypotheekakte te laten registreren. Deze keer verklaarden 2600 carolyguldens te hebben geleend van juffrouw Maria Marjenberg-Westhoff tegen drie en een half procent rente. Tot onderpand stelden ze hun comparanten eigendomlijke erve en goed Hurink, gelegen in de boerschap Ennevelde, met alle zijne rechten en gerechtigheden, zoo als het zelve tans bij Roelof Hurink wordt bemeijerd en gebruikt

Op 23 maart 1797 registreerde schout J.G. Pruim een akte op verzoek van Geertruid Meijer, de weduwe van Derk Jan Rustenberg:
De Gedeputeerden van de Provisioneele Repraesentanten des Volks van Overijssel doen te weeten: Dat wij ingevolge resolutie van voorschr. Provisioneele Representanten van den 24 octob. 1795 op verzoek van Geertruid Meijer, weduwe van D.J. Rustenberg, hebben geconsenteerd in den afkoop van de hofhoorigheid van het erve Hartgerink te Anevelde, hofhorig onder den Hof te Ommen, zijnde de afkooppenningen deswegens ten genoegen voldaan en dat wij uit dien hoofde afstaan van alle haves recht en de tijdelijke eigenaresse van alle verpligtinge uit hoofde der hofhorigheid zoals die laatstelijk door D.J. Rustenberg en Geertruid Meijer onder hulderschap van Berend van Borne wettig erkend is ontslaan, zulks doende bij dezen en renuncierende in naam en van wegen de Landschap van Overijssel van alle regt van hofhorigheid die de bezitteren van het gem. erve vanouds verpligt zijn geweest te moeten praesteren, met dien effecte en gevolge dat het voorzeide goed van nu voortaan zal gehouden worden als vrij en allodiaal. 

Herbergier Derk Jan Rustenberg en Geertruid Meijer waren in 1749 te Hardenberg getrouwd. Weduwe Geertruid Rustenberg-Meijer liet de hypotheek van 1784 op 13 juni 1798 royeren door schout J.G. Pruim nadat het verschuldigde kapitaal volledig was terugbetaald. Bijna vier maanden later, op 8 september, liet ze de hypotheek van 1785 ook royeren. Ook die was volledig afbetaald.

De in de hypotheekakte van 1785 genoemde pachter, Roelof Janssen op ’t Hurink, was in 1767 te Hardenberg getrouwd met Berendjen Hanssen uit Brucht.

In 1832 was het huis en erf eigendom van Jan Hurink of zijn erfgenamen. Het erf was geregistreerd in sectie F-700 op legger nr. 208.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Legger 208/23: Eigendom van Jan Hurink en Aaltjen Hesselink. Zij waren op 9 december 1803 getrouwd te Hardenberg en hadden 10 kinderen. Hun tweede zoon, ook Jan genaamd, werd erfopvolger, want oudste zoon Roelof Hurink was schoolmeester geworden.

Zoon Jan Hurink (geb. 15 april 1810 te Anevelde) trouwde op 31 mei 1851 te Gramsbergen met Diene Scholte uit ’t Duitse Wilsum. Ze kregen vier kinderen van wie de jongste op 3-jarige leeftijd overleed. Huisnr. H-1 te Anevelde.

Kaart van verdedigingswerk de Loozer Linie, met vermelding van ’t erve Huerink, anno 1863.

In 1877 bijbouw. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1877.

Legger 208/65: Nieuwe sectie F-2239. Huis, erf, schuur en kookhuis. In 1887 boedelscheiding. Over op:
Legger 2696/29: Eigendom van zoon Jan Hurink (geb. 12-04-1857) en echtgenote Hendrika Johanna Odink en mede-eigenaren (zie register van overschrijving hypotheken deel 352/69). Zij waren op 6 november 1885 getrouwd te Gramsbergen. In 1889 vereniging van percelen. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1889.

Legger 2696/41: Nieuwe sectie F-2553. Huis, schuur en erf. In 1905, sloop, stichting en vereniging van percelen. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1905.

Legger 2696/55: Nieuwe sectie F-2682. Huis, schuren, erf en bouwland. In 1946 opgenomen in de ruilverkaveling. Eigendom van Albertus Hurink te Anevelde, H-1, en mede-eigenaren Jan Hurink, Lubbigje Hurink, Gerhardus Albertus Hurink, Dina Hurink (weduwe van Harm Snijders) en Herman Wilhelm Weitkamp, allen voor 1/6de deel.

Legger 5162/1: Sectie F-3520 (zie register van overschrijving hypotheken deel 910/1). In 1949 wijziging.

Fragment van kadastrale veldwerkkaart, anno 1946.

Legger 5162/5: Eigendom van Albertus Hurink. Sectie F-3545. In 1973 verkoop. Over op:
Legger 6426/2: Eigendom van Herman Dirk Hurink en Dina van Langen (zie register van overschrijving hypotheken deel 2005/58). Sectie F-3750.
Legger 6426/3: In 1981 over op:
Legger 6425/20: Eigendom van Herman Dirk Hurink en Dina van Langen (zie register van overschrijving hypotheken deel 5538/31). Sectie F-4052. Het erf is nu geadresseerd aan de Pothofweg 11.