Vrijwillig rechterlijk archief Schoutambt Hardenberg, d.d. 4 september 1786:
Ik J.G. Pruim, weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe kond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren de schoolmr. M. Pruim en Berend Volkers, persoonlijk in den gerichte gecompareerd is Gerrit Hakkers voor zich en als weduwnaar en boedelhouder van zijne wijlen huisvrouw Mattien Harmsz., woonachtig te Baelder; verklarende hij comparant pro se et q.p., wegens opgenomene ter leen ontvangene en tot betalinge der door hem uit het erve Hannes of Grotenhuis te Baelder aangekochtte goederen en landerijen, verstrekte penningen, oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan de heer burgemr. B. van Borne, eene capitaale summa van tweeduizend carolij guldens: met aanneming en belofte om dezelve capitaale summa ’s jaarlijksch en alle jaaren, tot de effective aflosse en restitutie der penningen toe te zullen verrenten met drie en een halve gelijke guldens van yder honderd ’s jaarlijksch, doch de interesse binnen zes weeken na den verschijndag betalende, dan maar met drie pro cento; zullende het eerste jaar interesse hiervan verschenen zijn op den 1sten november dezes jaars 1786, en zoo vervolgens ’s jaarlijksch continuĆ«ren. En zal verder ’s jaarlijksch en alle jaaren tot betaling of korting op gemelde capitaal, aan den heer rentheffer moeten worden betaald eene summa van ten minsten vijfhonderd carolij guldens. En opdat welgemelde heer rentheffer voor zijn uitgedaane capitaal en de daarop te verlopene renten de vereischtte zekerheid moge hebben: zoo verklaarde hij comparant pro se et q.p. onder renuntiatie van alle exceptien dezen eenigzins contrariĆ«rende en in specie die van onaangetelden gelde, boven een generaal verband van persoon en goederen, daarvoor bij dezen tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden en te stellen deszelfs eigendommelijke nabenoemde goederen, te weten: de katerstede genaamd de Hakkerij; de katerstede het Binnen-Vets, met een driftwhaare en twee stukjes van het erve Poerink, zijnde drie schepel gezaaij, op den Heetberg, het nieuw aangegraven land van Hannes Boer daarnaast gelegen, een dagwerk hooijland in Hannes Maate tegen het Laage Holt gelegen, met nog drie schepel land tusschen het land van Hannes en de Wieldraaijer tegen het Laage Holt gelegen, en drie schepel lands gelegen achter den Asschert van Dobbeman; zijnde alle deze goederen in en onder de buurschap en markte van Baelder gelegen; ende zulks alles ten einde om in geval van onverhoopte misbetaaling zoo van capitaal als renten, de heer rentheffer zich alsdan aan dit een en ander vooropgemelde capitaal met de daarop verlopene interessen kost- en schadeloos zal kunnen en mogen verhalen. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn. deze benevens den comparant getekend, met mijn zegel bekrachtigd, en ze voorts ook voor den comparant, omdat dezelve geen zegel en hadde, op deszelfs verzoek, met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh, den 4 septemb. 1700 zesentachtig.

De in de akte genoemde Gerrit Hakkers was in 1764 getrouwd met Matte Harms Balderhaar.

De volgende akte in het vrijwillig rechterlijk archief met betrekking tot ’t Binnenvets, dateert van 14 mei 1791:
Ik G.J. Crull, van wegens hooger overheid verw. Scholtus van den Hardenberg, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere dat voor mij en keurnooten, die waren burgemr. D. Rustenberg en Hindrik van Loo, persoonlijk in den Gerichte gecompareerd zijn de hier ondergetekende persoonen, dewelke verklaarden een wettig huwelijk gededingd en gesloten te hebben, tusschen Harm Hakkers als bruidegom ter eener, en Hindrikjen Harmsen als bruid ter andere zijde, zijnde zij bruid tot het doen dezer zaake geadsisteerd met Hindrik Klinge als haren verkoorenen en geadmitteerden mombaar; en zulks op conditien en voorwaarden hierna beschreven. Ten eersten is geconditioneerd dat de vader van de bruidegom, Gerrit Hakkers, bij wien zij bruidegom en bruid in huis komen te trouwen ’s jaars tot een vordeling zal hebben vijffenveertig gulden, en de opkomsten van het Binnevetsplaatsjen te Baalder, en zes schapen, voor den tijd zijns levens, en na overlijden van haar gemelde vader zal hetzelve weer vervallen aan bruidegom en bruid. Ten anderen is geconditioneerd dat alle hebbende en krijgende goederen van gem. bruidegom en bruid zal worden bijgebragt tot voortzetting en onderstand van dit huwelijk. Ten derden verklaarden zij bruidegom en bruid, zijnde zij bruid geadsisteerd als vooren, zo dezelve zonder kind off kinderen natelaten kwamen te overlijden, dat dan de eerststervende de langstlevende, bij dezen institueerd en nomineert tot haren off zijnen eenigen en universeelen erfgenaam off erfgenaame, om na zijn off haar overlijden alle zijne off haare natelatene goederen zal erven, genieten en profiteren. Welke voorenstaande alzo geconditioneerd en gecontracteerd zijnde, willende en begerende zij gezamentlijke comparanten, bruidegom en bruid, dat hetzelve alzo moge worden nagekomen, en achtervolgd, offschoon ook alle solemniteiten in rechten anders nodig off gebruikelijk hierbij niet mogten zijn geobserveerd. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze, benevens de bruidegom en bruid en verdere naastbestaande vrienden en dedingslieden getekend, met mijn zegel bekragtigd, en alzo zij comparanten geen zegels hebbende, zo hebbe deze op haar verzoek met mijn klein zegel voor haar allen mede gezegeld. Actum Hardenberg den 14 meij 1700 een en negentig.