In het zgn. register van de 50e penning van verkopingen en collaterale successiën staat bij 1733:
Sedert het afsenden van de lijste is nog bekent gemaakt, dat in de maand meij 1733 tot Hardenberg is overleden Bertina Hooftmans, waarvan een vierde part van ’t erve Campherbeke te Baelder gelegen op het karspel Hardenberg het regt van het collaterael soude moeten betalen.

In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 11 december 1786:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe kond en certificere dat voor mij en keurnooten, die waren de ed. M. Pruim en proc. J.H. overmars, persoonlijk in den gerichte gecompareerd is, burgemeester Gerrit Friesendorp, woonachtig te Ommen, in qualiteit als gevolmagtigde van juffrouw Anna Lucretia Walraven, weduwe en boedelhoudersche van wijlen den heer Egbert Friesendorp, in leven burgemeester der stad Ommen, luid procuratie voor ’t weled. achtb. gerichte der stad Ommen in dato den 9 december. 1786 gepasseerd en uitgegaan, alhier vertoond, gelezen, van waarden erkend, en voorts met ’t exhibitum betekend. Verklaarende hij comparant q.p. voor eene summa van kooppenningen, die aan dezen ed. gerichte zijn overgeteld, en op heden aan hem comparant door den heer verw. Scholtus J.G. Pruim ten genoegen zijn overgeteld en voldaan, bij dezen in de meestbundigste forma landrechtens te transporteren en in vollen eigendom over te dragen aan Egbert Kamferbeek en deszelfs huisvrouw Geessien Kamferbeek, woonächtig te Baelder, het door denzelven Egbert Kamferbeek op den 30 meij jongstleden, ten overstaan van het scholtengerichte van den Hardenbergh, van gemelde juffrouw A.L. Walraven aangekochtte een-achtste part in ’t geheele erve Kamferbeek te Baelder, zijnde  vrij allodiaal goed; en voorts met zijn recht en gerechtigheid, lusten en lasten, raad en onraad daarbij gehorende. Doende den comparant q.p. daarvan bij dezen afstand, oplatinge en vertichtenisse met hande en monde. Des ten oirkonde hebbe ik verw. Scholtus voorn., deze benevens den comparant q.q. getekend, met mijn zegel bekrachtigd, en ze voorts ook voor den comparant, omdat denzelven geen zegel bij zich hadde, op deszelfs verzoek met mijne kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 11 december 1700 zesentachtigh.

Egbert Alberts uit Holtheme was op 25 mei 1783 te Hardenberg in de kerk getrouwd met Geesjen Campherbeek, vestigde zich met haar op ’t Kampherbeek en nam de erfnaam aan als achternaam. Na het jong overlijden van Egbert hertrouwde Geesjen op 18 maart 1798 te Hardenberg met Geerlig Spijkerman uit Bergentheim. Hun huwelijksvoorwaarden waren op 24 februari vastgelegd door schout J.G. Pruim.

Contentieus archief Stadsgericht Hardenberg, 10 oktober 1802:
Vraagarticulen omme daarop, ter instantie van vrouwe Anna Elisabeth Thieden als weduwe en boedelhoudersche van wijlen mr. Johan Hendrik van Karssenbrock meede in qualiteit van moeder en wettige voogdesse van haare minderjaarige kinderen, na voorgaand attest en citatie voorts herinnering van de swaare straffe des meineeds onder eede te hooren: Geerlig Campherbeeck.

1. Getuiges ouderdom en verwandschap te vraagen. Op articul 1 verklaard getuige Geerlig Campherbeek ongeveer veertig jaaren oud en met de producente in dezen niet verwand te zijn.
2. Is getuige niet voor eenige jaaren getrouwt met de weduwe van Egbert Roelofs woonagtig geweest op het erve Campherbeeck, en woont hij getuige met genoempt sijn vrouw niet thans nog op gemelde erve Campherbeeck? Op articul 2 verklaard getuige Geerlig Campherbeeck dat hij voor eenige jaaren is getrouwd met de weduwe van Egbert Roelofs, woonachtigh geweest op het erve Campherbeek en dat hij getuige met genoemde zijne vrouw thans nog op gemelde erve Campherbeeck woondt.
3. Heeft getuige niet ter instantie van producente afgegeeven en eigenhandig geteekent nevensgaande attestatie van den 24 mai deeses jaars, welke men versoekt dat aan getuige mag worden vertoont, voorrgeleesen en met exhibitum hujus beteekent? Op articul 3 verklaard getuige Geerlig Campherbeek dat hij ter instantie van producente heeft afgegeven en eigenhandig getekent nevensgaande attestatie van den 24 maij deeses jaars, welke aan getuigen is vertoont, voorgelezen en met het exhibitum hujus beteekent.
4. Heeft op voorseiden 24 mai jongstleeden de bediende advocaat van producente mr. Georg Roijer niet ten huise van getuige geweest en aan getuige en sijn vrouw versogt te mogen sien de afrekeningen van de pagt tusschen wijlen producents man dr. P.H. van Karsenbroch en de averleedene eerste man van getuigens vrouw gehouden? Op articul 4 verklaard getuige Geerlig Campherbeek dat op voorzeiden 24 maij jongstleeden de bediende advocaat van producente mr. Georg Roijer ten huize van getuige is geweest en aan getuige en sijn vrouw versogt heeft te moogen sien de afrekeningen van de pagt tusschen wijlen producentes man ds. J.H. van Karssenbroek en de overleedene eerste man van getuiges vrouw gehouden.
5. Heeft getuige en sijn vrouw thoen niet uit een does met papieren verscheidene van die afrekeningen aan genoemden advocaat vertoont en laaten sien? Op articul 5 verklaard getuige Geerlig Campherbeek dat hij en zijn vrouw thoen uit een doos met papieren verscheidene van die afrekeningen aan genoemden advocaat hebben vertoond en laaten sien.

6. En heeft genoemde advocaat thoen niet voor sijne principalinne versogt hem twee van de laatste afrekeningen te willen leenen en meede laaten neemen? Op articul 6 verklaard getuige Geerligt Campherbeek dat genoemde advocaat thoen voor sijne principalinne versogt heeft, hem twee van de laatste afrekeningen te willen leenen en meede laaten neemen.
7. En heeft dien ten gevolge genoemde advocaat niet meede genoomen de beide afrekeningen hier annex sub B en C, welke men versoekt dat aan getuige mogen worden vertoont en met exhibitum hujus geteekent. Op articul 7 verklaard getuige Geerlig Campherbeek dat genoemde advocaat dien tengevolge heeft meede genoomen de beide afrekeningen hier annex sub B en C, welke hem getuige vertoondt en met het exhibitum hujus deze betekend zijn.

In het rechterlijk archief van ’t Stadgericht Hardenberg (toegang 0057.1, inv.nr. 17) vinden we deze zgn. sententie (uitspraak), gedateerd 16 maart 1807 m.b.t. de lang slepende kwestie tussen de weduwe Zweers als erfgename van haar zoon Klaas Zweers contra J.H. van Kerssenbroek. Het betrof het op 6 december 1792 verkochte gedeelte van het erve Camferbeek en daarbij gehorende goederen als:
1. elf zwolfste theile en drei vierte theile des im kierckspels Hardenberg, bauerschaft Balern belegenen Kamferbecks erbe
2. elf zwolfste theile an zwewij theile des … zu Oldenhof in Gramsbergen
3. elf zwolfste theile in einen halben theilen der sack oder schloptienden aus dem erbe Schuldink zu Ahnen en zu sechs scheffel roggen und acht scheffel garsten enz.
Gelijk dit uijt het coopscontract den 6 december 1792 te Emlichheim gepasseert sou geblijken.
Dat de arrestante ook dadelijk aan de gearresteerde betaalt hadde een somma van 3200 gulden, sullende zij beijde toentertijd overeen zijn gekomen dat het resterende op den tweeden termijn den 1 meij 1793 tesamen sou voldaan worden enz.

Klaas Zweers was rond 1799 gestorven. Hij was een ongetrouwde zoon van schipper Jan Zweers en Wibbigjen Derks uit stad Hardenberg. Op 19 december 1809 vond de daadwerkelijke overdracht plaats. Schout J.G. Pruim registreerde de akte, waarbij advocaat W.H. Roijer en procureur H.H. Grevenstein als gemachtigden van vrouwe Anna Elisabeth Heuden, weduwe en boedelhoudersche van de heer dr. Johan Henrich van Kersenbroek, na volledige betaling van de kooppeningen, het elf-twaalfde gedeelte van een drie-kwart aandeel in het erve Kampherbeek te Baalder overdroegen aan Engelbertus Zweers, als erfgenaam van zijn moeder de weduwe Jan Zweers (die op haar beurt erfgenaam is geweest van haar zoon Klaas Zweers). De goederen waren voordien eigendom van de ouders van de verkoopster, doctor Anton Silvester van Hueden en Maria Agnes Schumacher.

Schout J.G. Pruim verleed op 5 januari 1811 deze overdrachtsakte:
Ik J.G. Pruim, Scholtus des Kerspels Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificeere: dat voor mij en keurnooten, die waren Marten Bruins en K. Olthuis, persoonlijk in den Gerichte gecompareerd is, de med. dr. A. van Riemsdijk, als gevolmachtigde van deszelvs moeder vrouwe Clara Stolte, weduwe van Riemsdijk, luid volmagt voor dezen Gerichte in dato den 6 van Slagtmaand l.l. gepasseerd, alhier vertoond, gelezen, van waarden erkend en voorts met ’t exhibitum hujus betekend; mitsgaders Engbs Zweers en Geesjen Kamferbeek onder adsistentie van haaren zoon Albert Kamferbeek, tezaamen eigenaaren van ’t erve Kamferbeek te Baelder. Verklaarende zij comparanten, voor eene summa van tezaamen drieduizend, driehonderd en twee guldens, vijftien stuivers en acht penningen, waarvan de eene halfscheid bereeds betaald is, en de resterende op den 1ste van Bloeimaand aanstaande moet worden voldaan, op den 26 van Sprokkelmaand l.l. bij publijcque veilinge ten overstaan dezes Gerichts te hebben verkocht aan Evert Tijbert, woonachtigh te Wijlen in ’t Groothertogdom Berg, de nabenoemde […] parceelen van voorzeid erve Kamferbeek, bestaande in het woonhuis, goorden en woeste gronden, tezaamen groot ongeveer vijf mudden lands, de halfscheid van een volle whaare in de markten van Hardenbergh en Baelder, en de halfscheid der tot dit erve behorende begraafplaats op ’t kerkhof ten Hardenbergh (toegang 55.2.1, inv.nr. 20).

Op de oudste kadastrale kaart van 1832 staat het erve vermeld als eigendom van landbouwer Berend Tiebert uit ’t Duitse Wielen. De boerderij staat op legger 357 als sectie C-266.

Fragment van oorspronkelijke minuutkaart, anno 1832.

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 13 december 1833 de testamenten van Egberdina Geugjes en echtgenoot Gerrit Ridderink, wonende in numero één ter buurtschap Baalder (aktenr. 1076 en 1077).

Op 19 april 1839 werd op ’t erve Kampherbeek te Baalder een openbare verkoop gehouden van roerende goederen. Notaris Antoni van Riemsdijk hanteerde die dag de veilinghamer. Hij deed dat op verzoek van Egberdina Geugies of Höltink, weduwe van Gerrit Ridderink, woonachtig op ’t erve (aktenr. 1338). Enkele maanden later, op 6 augustus, verrichtte dezelfde notaris een openbare verkoop van in gasten te velde staande rogge op den Baalder Esch. Gerrit Ridderink was op 19 september 1838 overleden in huisnr. 1 te Baalder. Zij pachtten ’t erve van de familie Tiebert (aktenr. 135).

357/8: Huis en erf. Sectie C-266. Later eigendom van Hermina Everdina Tiebert, weduwe van Gerrit Zwijze te Loozen (en verdere erfgenamen van Berend Tiebert). Zij waren op 3 november 1848 getrouwd te Gramsbergen. Huisnr. H-13. Huis en erf met schuren en varkenshok. In 1877 boedelscheiding. Over op:
3285/7: Eigendom van Berendina Alberta Tiebert en Jennigje Tiebert, beiden te Loozen. In 1877 bijbouw. Over op:
3285/33: In 1885 sloop en vereniging. Over op:

Fragment van kadastrale hulpkaart, anno 1885. De opstallen van het oude erf zijn afgebroken.

3285/45: Nieuwe sectie C-898. Weiland en bouwland. In 1891 successie. Over op:
4155/43: Eigendom van Herman Zwijze Gerritszoon, landeigenaar en veehouder te Gramsbergen.

Tegenwoordig moeten we het verdwenen erf situeren in de woonwijk Baalder nabij Veldmaat 8.