Burenruzies zijn van alle tijden. Dat blijkt onder meer uit het bewaard gebleven archief van procureur Jacobus van Riemsdijk. Op 12 augustus 1803, vandaag precies 215 jaar geleden, liet hij de gerechtsdienaar, in opdracht van zijn cliënt Arend Reints uit Baalder, een dwangbevel bezorgen aan het adres van diens buurman Jan ten Brinke, alias “Paren-Jan”.
Paren-Jan werd ‘de wacht aangezegd’ vanwege het voortdurend vernielen van de afrastering (de ‘vredinge’) rond de katerstede het Varken-JansGoren. Verder wandelde Paren-Jan ook geregeld over Reints land en maakte zo – ongeoorloofd- een voetpad. Dit ‘recht van overpad’ werd betwist:
“Memorie voor den Gerichts-Dienaar des Schoutampts Hardenbergh.
Om zich, met wettig consent, ter instantie van Arend Reints te vervoegen bij Jan ten Brinke, alias Paren-Jan genaamd, te Baalder woonachtigh en aan denzelven voor te dragen hoe dat insinuant zeederd eenen geruimen tijd tot zijne groote verwondering heeft moeten ondervinden dat geinsinueerde zich niet ontziet om willekeuriglijk te distrueeren de vreedinge om den gaarden van insinuants door hem bewoond en gebruikt wordende kater-plaatsjen, het oude Varken-JansGoren genaamd, gaande en door dezelve over insinuants land bijlangs zijn huis door het hekken te passeeren en zulks zo dikwijls te herhaalen als geinsinueerde deeze vreedinge weer gerepareerd en zulks te doen goedvindt.
Dat hij insinuant echter niet kunnende of willende gedoogen, noch dat deese vreedingen in ’t minst vernield, noch dat een ander over zijn land passeerd en op zodane manier eenen voetpad tracht te insurpeeren, reeds dikwijls geinsinueerde zijn ongenoegen daarover heeft te kennen gegeven; edoch met geen de minste gevolg, zo dat geinsinueerde in deesen zijnen willekeurigen en geweldadigen handel continueerende, den insinuant tot maintien van zijnen wettigen eigendom en ter beteugeling van zulk een schandelijk en wederrechtelijk gedrag, te rade geworden is, uw geinsinueerde door deeze gerichtelijk te waarschouwen en te verbieden om uwe handen ooit weederom aan deese vreedinge te slaan, dezelve in ’t minst te vernielen of doen vernielen, noch ook over insinuants gem(eld) land te passeeren en eenen voetpad te maaken en te gebruiken niet alleen, maar u ook te summeeren om binnen den tijd van acht dagen na insinuatie deezer de door u in deezen herhaaldelijk begaane spolie en geweld met insinuant te koomen afmaken; zullende insinuant bij foute van dit een of ander zodanen geschikte en krachtdadige middelen rechts teegens u in ’t werk stellen als den aart der zaake zal koomen te vorderen en zijnen goeden raade meedebrengen. Actum den 12 augustus 1800 en 3. J. van Riemsdijk, dr. q.q.”
Hoe dit gevalletje van burenruzie afliep vermeldt het archief helaas niet… Meestal is een goede buur beter dan een verre vriend, maar niet altijd.