– gemeentelijk monument –
Ze hadden het echt niet gemakkelijk, die eerste bewoners aan dat pas gegraven kanaal daar in De Krim. Weinig of geen geld, veel ziektes en heel veel zorgen waren de vaste ingrediënten in het dagelijkse leven van veel Krimmenaren. Een sociaal leven was bijna niet mogelijk en ook het geestelijke leven stond op een laag niveau. Wie een kerkdienst wilde bezoeken, moest daarvoor lopend naar Gramsbergen of Lutten. Voor velen was de zondag letterlijk een rustdag om bij te komen van het harde werken in het veen. Zij die de moed konden opbrengen om zowel de morgendienst, als de middagdienst bij te wonen, namen brood mee van huis. Een groep verontruste mannen ging dan ook, onder aanvoering van dorpspionier Teele Horstra, aan de slag om een eigen evangelisatie te stichten. Met hulp van de hervormde kerkenraden uit Gramsbergen en Lutten werd de evangelisatievereniging Eben Haëzer – tot hiertoe heeft ons de Heer geholpen – opgericht. Een bestuur, bestaande uit vijf mannen, stelde meteen een hulpprediker aan. Het was de in Utrecht geboren Wilhelm Johan Eger uit het Friese Opsterland die op 21 juli 1872 zijn intrede deed in de grote turfschuur van de vervener Steenbergen in De Krim. Die schuur was daartoe omgebouwd tot een kerkzaal met 223 zitplaatsen. De heer Luchtmeijer was voorlezer en voorzanger, want een orgel bezat men nog niet. De heer De Ruiter werd koster voor tien gulden per jaar en moest daarvoor ook de lampen brandende houden en zorgen dat er ‘kooltjesvuur’ was voor de stoven van de vrouwelijke kerkgangers.

De kerkgemeente groeide snel en bijna iedereen in het dorp werd lid van de evangelisatie, want alleen als je lid was van de kerk, was je bij werkloosheid of ziekte verzekerd van een beperkte ondersteuning uit de armenkas. De meeste winters zaten de arbeiders werkloos thuis en waren er geen inkomsten en kwam er dus geen brood op de plank. De armenkas van de kerk was na iedere winterperiode tot op de bodem leeg door de vele aanvragen om ondersteuning. Dat betekende ook dat andere kerkzaken niet of nauwelijks aan bod kwamen. De heer Eger mocht als evangelist de sacramenten niet bedienen. Daardoor bleef men de pasgeboren kinderen dopen in de hervormde kerk van Gramsbergen. Daaraan kwam abrupt een einde toen op een zondag in januari 1873 een pas gedoopt kindje, op de terugweg naar De Krim, door de strenge vorst zo onderkoeld raakte, dat het aan de gevolgen ervan overleed. De verbijstering was groot. Namens de evangelisatie werd een verontruste brief geschreven aan de kerkenraad in Gramsbergen. Iedereen die maar schrijven kon, ondertekende die brief en de rest plaatste een kruisje. Het gevolg ervan was dat de Gramsberger dominee voortaan de kinderen in De Krim kwam dopen…

Financiële problemen liepen als een rode draad door het kerkelijk leven van de evangelisatie. Vaak moest men een beroep doen op de meer vermogende inwoners van het dorp. Toen de armenkas andermaal leeg was en een lening moest worden afgesloten om de grootste nood onder de armen te kunnen lenigen, sprak Teele Horstra de historische woorden: Hij die koper heeft, geve koper en hij die zilver heeft, geve zilver, maar hij die goud heeft geve goud! Toen op 9 juni 1902 de evangelisatie in een zelfstandige hervormde gemeente overging, begon men met het maken van plannen voor een echt kerkgebouw. Een bouwcommissie werd gevormd en die vroeg architect Karel Adrianus Hakkert uit Dedemsvaart een ontwerp te maken. Hij verzorgde ook de totale bouwbegeleiding, tot aan de oplevering. Op dinsdagavond 30 mei 1911 besloot de kerkvoogdij om de nieuwe kerk te laten bouwen door de plaatselijke aannemer Jan Huigen. Hij was de goedkoopste van de drie inschrijvers en voor ruim 18.000 gulden was hij bereid de klus te klaren. Het bedrag was inclusief het leveren van de banken, een preekstoel en alle glas-in-loodramen. Het interieur van de kerk moest geschilderd worden opgeleverd, in een imitatie eikenhouten kleur. Bij de ingang werd een gedenksteen aangebracht met daarop de vermelding van de eerste steenlegging op 18 juli 1911 door predikant Pieter Cornelis de Groot en in de voorgevel, op grote hoogte, plaatste men een steen met daarin de tekst Anno 1911.

De bouw van de kerk verliep niet zonder gevaar. De plaatselijke krant ‘De Vechtstreek’ schreef op 10 november 1911: Een droevig ongeluk vond maandagmorgen plaats in De Krim. De aannemer en bouwmeester van het hervormde kerkgebouw, J. Huigen, viel in de toren van een hoogte van circa zes meter naar beneden en raakte vreselijk aan het hoofd gewond. Men nam hem op en vervoerde hem in een armstoel naar zijne, daar dichtbij gelegen, woning. Bij nader onderzoek bleek dat hij in een spijker had getrapt. Men vermoedt dat de schrik de oorzaak van den val is geweest. Vreesde men aanvankelijk voor zijn leven, met vreugde vernemen wij thans dat er alle hoop is op zijn behoud. Ruim vier maanden later, op 13 maart 1912, werd de nieuwe kerk tijdens een bijzondere dienst ingewijd.

Het eerste kerkgebouw, de grote turfschuur, had nooit een luidklok gehad. De kerkgangers werden in die tijd voor de aanvang van de kerkdienst naar binnen geroepen door de koster, die dan met een hamer langdurig op een stuk ijzer sloeg. De nieuwe kerk kreeg wel meteen een luidklok in de toren, gemaakt door de firma Van Bergen uit Midwolda. De luidklok had een diameter van 68 centimeter, woog 210 kilo en kostte, inclusief plaatsing, ruim 450 gulden. Op 2 juni 1943 werd die klok gevorderd door de Duitsers en afgevoerd om te worden omgesmolten. In 1950 werd geld ingezameld voor een nieuwe luidklok en op zaterdagmiddag 18 november werd die officieel in gebruik genomen. Op die luidklok staat geschreven: 1912 eerste klok, 1943 geroofd, 1950 tweede klok. Op de rand staat dezelfde tekst als op de gevorderde eerste klok: Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven.

In de kerkzaal werd ten tijde van de bouw een galerij met daarop een pijporgel geplaatst. Door een schenking van een gemeentelid kon predikant De Groot in Beverwijk een gebruikt orgel kopen. Het werd per schip naar De Krim vervoerd. Daar heeft het decennialang aan de verwachtingen voldaan, totdat de kerk in 1997 een in Engeland gebouwd Banfield-orgel kocht. Na een grondige restauratie werd dat in 1870 gebouwde orgel door de Friese orgelbouwer Feenstra overgedragen aan de gemeente. Het ‘nieuwe’ oude orgel onderscheidt zich met name door zijn specifieke klankkleur. Het liturgisch centrum is voorzien van een verhoogde preekstoel met op de voorzijde een uit hout gesneden vogel, een arend, die de kanselbijbel op zijn rug draagt. In de kop van de vogel ligt nog steeds het originele zakhorloge waarop de predikanten de tijdsduur van de dienst in de gaten konden houden, en zo bij de tijd konden blijven…

Achter de kerk bevindt zich het verenigingsgebouw, een platte aanbouw uit de jaren ’30 van de vorige eeuw. Daarvan maken de jeugdclubs, de zondagsschool, het ouderenwerk, de verenigingen en de kerkelijke colleges gebruik. Het kerkgebouw is in de loop van de tijd en specifiek in de jaren ’70 zorgvuldig gerestaureerd en dat is nog steeds te zien. Bij een renovatie in 2004 zijn de oorspronkelijke dakkapelletjes teruggeplaatst. De kerk ziet er voortreffelijk uit, mede dankzij het restauratiefonds dat eigenlijk was opgezet voor de aanschaf van het Banfield-orgel.
© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.
Kadastrale geschiedenis








Een reactie
Piet Siemeling
Was Mans Dorgelo de kruidenier die ongeveer tegenover de kerk een kruideniers winkel had? Mijn e-mail mag vermeld worden: p.siemeling@outlook.com.