In het vrijwillig rechterlijk archief van ’t Schoutambt Hardenberg vinden we deze akte, gedateerd 8 november 1785:
Ik J.G. Pruim, van weegens hooger overheid verw. Scholtus des kerspels Hardenbergh cum annexis, doe kond en certificere: dat voor mij en keurnooten, die waren D.J. Kremer en Roelof Hurink, persoonlijk in den gerichte gecompareerd zijn, Jan Egberts, woonächtig te Radewijk, en Albertus Schonekamp en deszelfs huisvrouw Jennegien Schonekamp, tutore marito, woonächtig te Holtheme; dewelken verklaarden wegens opgenomen en aan hun ter leen verstrekte penningen oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan de heer Lambertus Rietberg en deszelfs ehevrouw Geziena Margaretha Masier, eene capitaale summa van tweeduizend tweehonderd carolij guldens, zegge f. 2200,- met aanneming en belofte om dezelve capitaale summa ’s jaarlijksch en alle jaaren tot de effective aflosse en restitutie der penningen toe te zullen verrenten met vier gelijke guldens van yder honderd; doch de interessen binnen een maand na yder der hieronder gestelde termijnen betalende, dan maar tegens drie en een half pro cento ’s jaarlijksch; zullende deze worden betaald in twee termijnen ’s jaarlijksch, zijnde het eerste termijn, of de halfscheid van de alle jaaren te betalene interest, reeds verschenen op den 1 dezer maand november 1700 vijfentachtig, en de andere halfscheid of tweede termijn zal komen te vervallen op den 1 meij 1700 zesentachtig, en zoo vervolgens ’s jaarlijksch in de maanden november en maij respective continuëren. En opdat gemelde renthefferen voor hun uitgedaane capitaal en de daarop te verlopene renten de vereischte zekerheid moge hebben: zoo verklaarden zij comparanten, onder renuntiatie van alle tegenstrijdige exceptien en in specie die van onaangetelden gelde, bij dezen daarvoor niet alleen te verbinden hunne persoonen en goederen in ’t generaal, zoo tezaamen als yder van hun in ’t bijzonder; maar ook tot een speciaal hijpotheecq en onderpand te verbinden en te stellen hun comparanten eigendomlijke onlangs aangekochtte katerstede genaamd het Schuurmans, bestaande in een huis met eenen daarbij gelegenen gaarden, een stuk zaaijland groot vijf schepel gezaaij genaamd het Harde stukke, voorts vier stukken zaaijland, zijnde groot vier mudden gezaaij en gelegen op Zaalkamps Esch, alle tezaamen in de boerschap den Velde staande en gelegen, benevens den geheelen Zaalkampsbrink, mede ten Velde – en nog vijf dagwerken hooijland de Eggengoors genaamd, achter Koningskamp in de boerschap Holtheme gelegen; ten einde de renthefferen zich daaraan bij weeromeisching van voorz. capitaal, in cas van onverhoopte wanbetaling, zoo voor capitaal als renten kost- en schadeloos zullen kunnen en mogen verhaalen. Voorts verklaarden den eerstgemelden comparant Jan Egberts tot meerdere securiteit voor het bovengemelde capitaal en de daarop te verlopene renten tot een speciaal hijpotheecq en onderpand mede te verbinden en te stellen zijne eigendommelijke twee mudden zaaijland, genaamd het Pastorijenland en gelegen op den Veldingerkamp in de boerschap den Velde; ten welken einde ook de laatstgenoemde comparanten Albertus Schonekamp en deszelfs huisvrouw Jennegien Schonekamp, tutore marito, verklaarden tot een speciaal hijpotheecq daarenboven nog te stellen hun eigendommelijke stuk lands, genaamd het Molckenboursland, gelegen in den Holthemer Esch tussen het land van Leemgraven ter eenre, en dat van Lucas Roelofs ter andere zijde; en zulks alles ten fine en effecte als na rechten. Des ten oirconde hebbe ik verw. Scholtus voornoemd deze benevens de comparanten getekend, met mijn zegel bekrachtigd, en ze voorts ook voor de comparanten, omdat dezelve geene zegels en hadden, op derzelver verzoek met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Hardenbergh den 8 november 1700 vijfentachtig.
In de kantlijn van bovenstaande akte staat dat het de originele obligatie op 2 mei 1789 werd ‘geknipt’ oftewel vernietigd, omdat het volledige geleende bedrag plus de rente volledig waren terugbetaald. Dat was ook niet zo gek, want kort daarvoor, op 24 april, hadden de heren Jan Egberts en Roelof Schonekamp andermaal 2000 carolyguldens geleend van de gebroeders G. en J.H. Mazier. Ze stelden dezelfde onroerende goederen tot onderpand.
Jennegien Schonekamp was in 1752 getrouwd met Albertus Prenger. Zij bewoonden het Schonekamps in Holtheme. Hun dochter, Hendrikjen, trouwde in 1782 met Roelof Egberts uit Radewijk. Genoemde Roelof was de oudere broer van de in de akte genoemde Jan Egberts.
Op 28 december 1791 registreerde verwalter schout G.J. Crull een akte waarbij Jan Roelofsen, woonachtig te Radewijk, verklaarde zijn eigendommelijk halve boerenplaats het Schuurmans genaamd, gelegen in de boerschap Den Velde, over te dragen aan Egbert Roelofsen, mede woonachtig te Radewijk.
Hendrikjen Schonekamp overleed tussen 1793 en 1795, waarna haar echtgenoot op 18 oktober 1795 te Gramsbergen hertrouwde met Truite Veurink uit Rheeze.
Op 9 augustus 1825 vond op de katerstede Schuurmans in den Velde een openbare verkoop plaats van eenige huismeubilen en in garsten staande rogge, op verzoek van Jan Everts en Fennegien Schuurman die als dagloners woonden op den Oldenhof bij Gramsbergen. De veiling werd gehouden door notaris Willem Swam uit Gramsbergen (akte 122, scan 14).
In het notarieel archief vinden we dat de katerstede het Schuurgeerts op 18 maart 1826 bij definitieve toewijzing door Truite Veurink, weduwe van Roelof Egberts Schonekamp, werd verkocht aan Hendrik Habers en echtgenote Hendrikjen Jansen te Ane. Het jaar erop, op 25 april 1827, sloot het echtpaar Habers een hypotheek af bij Jacobus Hendrikus Mazier te Zwolle waarbij zij het Schuurgeerts tot onderpand stelden (aktenr. 195, scan 108).
In 1832 was het huis en erf eigendom van landbouwer Hendrik Habers te Ane. We vinden het erf gesitueerd in het zgn. ‘Slingenbergerveld’ in sectie E-446 op legger nr. 159.

159/3: Huis en erf. Sectie E-446. In 1842 over op:
673/6: Eigendom van Hendrik Matel en echtgenote Jennigjen Hamhuis. Zij waren op 21 april 1837 getrouwd te Gramsbergen. In 1861 vereniging, afbraak en stichting. Over op:

673/23: Nieuwe sectie E-986. Huis en erf. Na het overlijden van Hendrik, op 20 mei 1872, werd de katerstede voor de helft eigendom van zijn weduwe en de andere helft van zoon Berend Matel. Hij was op 11 mei 1866 te Gramsbergen getrouwd met Hendrikjen Meijerink uit Anevelde. In 1891 boedelscheiding. Over op:
2827/11: Eigendom van Hendrik Jan Matel en echtgenote Jennigje Ranter. Zij trouwden op 11 juni 1891 te Gramsbergen. Huisnr. F-18. Jennigje Ranter overleed op 6 mei 1899 waarna Hendrik Jan op 7 december 1900 hertrouwde met Aaltje Odink uit Ane. In 1915 vernieuwing. Over op:
2827/23: Sectie E-986. Huis, schuur en erf. In 1918 boedelscheiding. Over op:
3961/10: Eigendom van Aaltje Odink, weduwe van Hendrik Jan Matel, en van haar kinderen. In 1955 boedelscheiding. Over op:
5520/5: Eigendom van Gerrit Matel, Jan Matel en Jennigje Matel (allen voor 1/3de deel) (zie register van overschrijving hypotheken, deel 1006, nr. 66). In 1960 bijbouw. Over op:
5520/14: In 1969 bijbouw. Over op:

5520/16: In 1980 opgenomen in de ruilverkaveling. Overgegaan op sectie M-289.

Legger 7621/1: Sectie M-289. Boerderij, schuren en grasland aan de Veldingerveldweg 3. Eigendom van Gerrit, Jan en Jennegien Matel.

