– gemeentelijk monument –
Een belangrijk deel van de Gramsberger bevolking hield zich in de voorbije eeuwen bezig met huisnijverheid. Oorspronkelijk werd zij bedreven om in de eigen behoefte te voorzien, maar na verloop van tijd werd geproduceerd voor een koopman die ermee de markt opging. Naast het hebben van enkele koeien, een paar schapen en wellicht een paard, moest er door middel van huisvlijt extra geld worden verdiend om rond te kunnen komen. De bijzondere positie van de Gramsberger inwoners zal daar waarschijnlijk aan hebben bijgedragen. De eigenaren van het Huis Gramsbergen bezaten namelijk een groot deel van de ondergrond van de huizen die in het stadje stonden. Die grond werd door hen in erfpacht afgestaan, waardoor het onroerend goed van de inwoners vrij beperkt bleef. Die erfpachtconstructie heeft eeuwenlang, zelfs tot ver in de twintigste eeuw bestaan. De huisnijverheid bestond hoofdzakelijk uit klompenmakerijen en linnenweverijen. Bijna alle ingezetenen waren aan het begin van de negentiende eeuw werkzaam in het vlas. Het werd geteeld en tot linnen bereid. Het was hun voornaamste bron van inkomsten. Het spinnen van het vlas gebeurde door de vrouwen en – zo blijkt uit een uit 1812 daterend document in het archief vn Gramsbergen – daartoe was genoegzaam die gehele sexe, jong en oud, vanaf vijf à zes jaren tot de hoogste ouderdom werkzaam. Er bevonden zich in dat jaar maar liefst 47 linnenwevers in de gemeente die in een jaar tijd ongeveer 35.000 meter linnen konden bereiden.
In het midden van de 19e eeuw, in 1851 om precies te zijn, werd op een perceel tuingrond in de zogenaamd Achterhoek een klein eenvoudig huisje gebouwd. De grond maakte deel uit van het bezit van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, de toenmalige eigenaar van de voormalige havezate Gramsbergen. Lucas Grooters en zijn vrouw Hindrika Jansen werden de eerste bewoners. Zij pachtten de ondergrond van Van Foreest en vanaf 1852 (na de verkoop van de havezate) van de fam. Löhnis te Rotterdam. Nog geen dertig jaren later werd dat gebouwtje ter amotie aangeboden, oftewel het werd – grotendeels – afgebroken. In 1880 verrees op dezelfde locatie een nieuwe boerenwoning en die staat nu bekend als het Wevershuisje aan de Oudestraat. De familie Grooters liet in een van de kamers van het pandje een weefgetouw plaatsen. In 2000 werd het door de raad van de gemeente Gramsbergen, vooral ook vanwege die vroegere functie, aangewezen als monument.
Het uit 1880 daterende pand bood aanvankelijk onderdak aan Lucas Grooters, zijn vrouw Hindrika en hun in 1852 geboren oudste zoon Albert en zijn vrouw. Zes andere kinderen van Lucas en Hindrika waren op zeer jonge leeftijd, variërend in ouderdom van enkele dagen tot zes jaar, gestorven. Enkele jaren voor het betrekken van de nieuwe woning was Albert getrouwd met Willemina Kelder uit Holtheme. Na het overlijden van vader Lucas verhuisden zij naar het ouderlijke huis in Gramsbergen. Daar werd de linnenweverij door hen voortgezet. Het echtpaar kreeg zes zoons, Lucas, Gerrit Jan, Willem, Jan, Hendrik en Gerhard. Zij werden door hun vader in het weversvak en kleermakersvak geschoold. Het was Lucas, de oudste zoon, die lange tijd als vrijgezel het pand bleef bewonen en er het vak van kleermaker uitoefende. Toen hij in 1954 overleed, werd hij opgevolgd door zijn jongere en ook vrijgezelle broer Willem.
Willem was ook aanzegger, oftewel hij bracht het droevige nieuws na een sterfgeval. De aanzegger werd doorgaans waar hij kwam, uitgenodigd voor een borrel. Het aanzeggen en uitnodigen aan de huizen werd meestal ingeluid door een klop met de stok op de huisdeur. De boodschap mocht beslist niet binnenshuis worden uitgesproken, pas daarna werd de aanzegger uitgenodigd om binnen te komen. Willem gaf verder nog leiding aan de zondagsschool in Den Velde. In zijn vrije tijd lustte hij graag een borreltje en het verhaal gaat dat hij daardoor een deel van zijn bezit zou zijn kwijtgeraakt. Toen ook hij overleed, kwam het voormalige weverijtje leeg te staan en werd het op een openbare veiling aangekocht door Gerrit Jan Albers, die er geruime tijd een depot hield van de firma Van Gend & Loos.
De volgende eigenaresse van het pand, Hendrika Schuurman, vatte het plan op om de tot pakhuis verworden woning te laten opknappen en te gaan bewonen, maar voordat het zover kwam, verkocht ze het aan Elly Gaasbeek. Deze liet het pand in de jaren 1976-1977 volledig renoveren. Van de muren bleven slechts de voorgevel en een deel van de rechterzijgevel staan. De rest werd gesloopt, waarna het in dezelfde stijl werd herbouwd door de firma G. Zweers & Zn. uit Ane. Veel van de oorspronkelijke materialen kon worden hergebruikt. Voor het metselwerk werden stenen gebruikt van het boerengrauw waalformaat, gebikte oude stenen en hardgrauwe gevelstenen. De opening in de voorgevel, waar voorheen de baanderdeuren zaten, werd dichtgemetseld met detailleringen in het metselwerk die de vroegere ingang symboliseren. Bij de herbouw veranderde ook de indeling. Vanuit de voormalige woonkeuken – nu in gebruik als hal – gaat een trap naar boven, alwaar drie slaapkamers zijn gemaakt. De vroegere woonkeuken is, op de trap na, authentiek. De oorspronkelijke bedsteden in die hal doen tegenwoordig dienst als kleding- en meterkast. De vroeger, lager gelegen, weefkamer is verbouwd tot keuken en is bereikbaar door een enkele treden tellend trapje. Twee oude eikenhouten gebinten, waarvan een oorspronkelijk, maken een belangrijk en sfeerbepalend onderdeel uit van de woonkamer. Een derde gebint is visueel gemaakt door het op te nemen in de achtergevel van het zeven meter hoge pand.
Na de grootschalige renovatie werd het pand bewoond door Elly Gaasbeek en enkele jaren later trouwde hij met Egberdina Swijghuizen. Eind november 1983 verlieten zij de woning, samen met hun dochter Leonie, om te gaan wonen op de Oldenhof. De woning aan de Oudestraat hadden ze verkocht aan leraar Harm van Goor en diens echtgenote Jacoba Beute. Op hun beurt verkochten zij het pand aan politieagent Paul Masselink en vanaf 1995 is het eigendom van Tienus Mepschen en Jopie Schottert. Zij woonden voorheen in Sleen, maar beiden hadden al een band met Gramsbergen. Tienus was geboren in De Velde en Jopie in Gramsbergen. Door de karakteristieke woning aan de Oudestraat te kopen, konden ze terugkeren naar hun geboortegrond. Het geheel vrijstaande en zeer goed onderhouden voormalige wevershuis staat net buiten het beschermd stads- en dorpsgezicht en ligt met de voorgevel direct aan de Oudestraat. De weefkamer bevond zich onder het verlengde dakschild aan de linkerzijde van het pand.
© ‘Monumenten in de gemeente Hardenberg’, uitgegeven door de Stichting Historische Projecten, 2008.
Kadastrale geschiedenis
Bij de aanvang van het kadaster, anno 1832, werd dit perceel geregistreerd als sectie D-614c, ten name van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse, de heer van Gramsbergen. Het perceel tuingrond was in erfpacht uitgegeven aan wever Albert Klinge.
Legger 119l/1: Sectie D-614c. Tuingrond. Eigendom van jonkheer Jacob van Foreest van Heemse. Erfpachter: wever Albert Klinge. In 1841 verkoop. Over op:
Legger 649/1: Sectie D-614c. Tuin. Eigendom van Eberhard Peter Löhnis te Rotterdam. Erfpachter: kleermaker Albert Klinge. In 1851 naamsverandering. Over op:
Legger 865/1: Sectie D-614c. Tuin. Eigendom van Theodora Jacoba Rochussen, weduwe van Eberhard Peter Löhnis te Rotterdam. Erfpachter: kleermaker Albert Klinge. In 1851 verkoop. Over op:
Legger 901/1: Nieuwe sectie D-1104. Huis en erf. Erfpachter: wever en landbouwer Lucas Grooters.
Op 9 januari 1852 verleed notaris Willem Swam een hypotheekakte op verzoek van wever Lucas Grooters. Deze verklaarde 150 gulden schuldig te zijn aan landbouwer Gerrit Ymhoff te Radewijk. Als onderpand voor de lening en de verschuldigde rente verbond hij zijn perceel tuingrond, benevens het daarop nieuws gebouwde woonhuis thans door den debiteur zelf bewoond wordende (aktenr. 1827).
In 1878 vereniging van leggers. Over op:
Legger 901/2: Sectie D-1832. Eigendom van wever Lucas Grooters. Huisnr. A-54. In 1879 amotie en in 1880 herbouw. Over op:
Legger 2459/1: Nieuwe sectie D-2009. Huis en erf.
In 1884 verval vrijdom. Over op:
Legger 2459/2: In 1881 boedelscheiding. Over op:
Legger 2766/3: Eigendom van Albert Grooters en Willemina Kelder. In 1903 redres meting. Over op:
Legger 2766/9: Nieuwe sectie D-2400. Huis en erf. In 1905 successie. Over op:
Legger 2487/4: Eigendom van Albert Grooters en Willemina Kelder. In 1911 boedelscheiding. Over op:
Legger 3738/2: Eigendom van Lucas Grooters. In 1928 vernieuwing. Over op:
Legger 3738/15: In 1958 afstand en vereniging. Over op:
Legger 3738/18: Nieuwe sectie D-3675. Huis en erf. In 1963 verkoop deel van perceel enz. Over op:
Legger 5212/8: Nieuwe sectie D-3738. Huis en erf in de Oudestraat. Eigendom van landbouwer Gerrit Jan Albers (geb. 11-11-1907) en echtgenote Fennigje van der Haar. In 1970 hermeting enz. Over op:
Legger 5212/10: Sectie D-3738. Huis en erf. In 1973 verkoop. Over op:
Legger 6625/1: Eigendom van Hendrika Schuurman (geb. 08-01-1907). In 1976 verkoop. Over op:
Legger 6857/1: Eigendom van chauffeur E. Gaasbeek. In 1978 verbouw enz. Over op:
Legger 6857/2: In 1982 verkoop. Over op:
Legger 8134/1: Eigendom van leraar H. van Goor.