In 1817 was het adres van logement de Witte Zwaan: Achterstraat no. 71. Op 15 september van dat jaar overleed daar Johanna Baarslag, echtgenote van logementhouder Berent Rustenberg. Berent overleed aldaar op 21 november 1833, op 82-jarige leeftijd.
Bij de aanvang van het kadaster (anno 1832) werd dit perceel geregistreerd op legger 142a als sectie A-167 (huis en erf), eigendom van Gerrit Santman.

Legger 142a/1: Sectie A-167. Huis en erf. Eigendom van tapper en logementhouder Gerrit Santman en echtgenote Hermina Rustenberg. Zij waren op 15 oktober 1824 getrouwd te Stad Hardenberg. Hermina overleed op 48-jarige leeftijd, op 11 mei 1839 in de Achterstraat no. 71. Haar man stierf bijna een jaar later, op 3 januari 1840. Daarna werd het perceel verkocht en gesplitst.

Op 27 augustus 1840 begon notaris Willem Swam uit Gramsbergen met de openbare verkoop van ‘de Witte Zwaan’. Hij deed dat op verzoek van de erfgenamen van het echtpaar Santman. Dat waren:
1. Jan Santman D.J.zn., distributeur der brievenposterij;
2. Lephert Santman, commies te paard der eerste klasse, voor zichzelf en als toeziend voogd over de nabenoemde minderjarige kinderen;
3. Egberdiena Santman
4. Anna Hermina Santman
5. Evert Bruins, koopman en kastelein op den Brink te Heemse, weduwnaar van Johanna Santman, als vader en voogd over zijn nog minderjarige kinderen Marten, Derk Jan, Gerrit Jan en Mietjen Bruins.
Het eerste kavel bestond uit de oostelijke helft van een dubbeld huis en wheere, groot ongeveer een roede en vijfenveertig ellen, staande agter de kerk ter stede Hardenbergh, de Witte Zwaan genaamd, voorkomende op de kadastrale plans onder sectie A nummer 167, in zijn geheel groot twee roeden en negentig ellen. Ten einde dit en het volgende parceel te splitsen, zal door de kopers van dit en het volgende parceel, en wanneer niet gecombineerd wordt getrokken, eene muur ten gemeenschappelijken koste, door het voorhuis van dit parceel in de rigting van de oostelijke gangmuur regtlijnig naar voren worden doorgetrokken. Komende voorts het gebruik van de put ook ten dienste van het volgende parceel op welk den koper voor eigen rekening ook een pomp kan doen plaatsen. Het tweede kavel bestond uit de westelijke helft en het derde kavel betrof de stal in de Achterstraat, kadastraal bekend onder sectie A nr. 205.
Het eerste perceel werd ingezet door bakker en winkelier Jan Hurink voor 750 gulden. Berend Nijzink, plaatselijk ontvanger, wonende op de Brink, verhoogde met 25 gulden. Hurink bood voor het tweede perceel ook 750 gulden, waarop Nijzink andermaal het bod verhoogde met 25 gulden. Voor de stal bood Nijzink 450 gulden.
Op 3 september vond de definitieve veiling plaats. Daarbij werd het geboden bedrag door Berend Nijzink voor de drie kavels nog eens met resp. 25 gulden, 25 gulden en 50 gulden verhoogd. Daarna bood landbouwer Hendrik Meijerink Egbertszoon 100 gulden meer voor het derde kavel. Mede-eigenaar Lephert Santman bood vervolgens 150 gulden extra voor kavel nr. 1. Bij de daarop volgende afslag verbleef kavel 1 aan genoemde Lephert Santman voor 950 gulden. Het tweede kavel werd gemijnd door Berend Nijzink, onder reserve van zijn lastgever, voor 802 gulden. Het derde kavel werd gemijnd door mede-eigenaar Evert Bruins voor 621 gulden. Bij de daarop volgende gecombineerde afslag bood koopman Israël de Bruin 1434 guldens voor kavels twee en drie samen. De koop werd hem gegund. Het eerste kavel werd aangehouden en niet gegund. De Bruin verklaarde vervolgens het tweede kavel voor zichzelf te hebben gekocht (voor 808 gulden) en het derde kavel (de stal) voor landbouwer Hendrik Meijerink Egbertszoon (voor 626 gulden).

Legger 23a/4: Nieuwe sectie A-1063. Huis en erf. Eigendom van koopman Israël de Bruin en echtgenote Billa (Betje) Cohen. Zij zijn op 22 april 1830 getrouwd te Stad Hardenberg. In 1863 verkoop. Over op legger 397/380.
Legger 145/12: Nieuwe sectie A-1064. Huis en erf. Eigendom van commies en gemeenteontvanger Lephert Santman en consorten. In 1849 verkocht. Over op legger 329/1.
Legger 329/1: Sectie A-1064. Huis en erf. Eigendom van de gemeente Stad Hardenberg. Verandering van bestemming. Over op legger 213/3.
De gemeente kon het pand van Santman eind 1849 voor een zeer billijke prijs op de kop tikken, waarna het werd gesloopt. Ter plekke verrees een nieuw schoolgebouw naar een ontwerp van Bernardus Looman, de stadsarchitect van Deventer. De ‘eerste steen’ werd op 12 juni 1850 gelegd door mr. Jan van Delden, de burgemeester van de gemeenten Stad en Ambt Hardenberg en de bouw werd uitgevoerd onder leiding van Berend Venebrugge, aannemer van publieke werken.



Slechts enkele maanden later, op 21 oktober 1850, kon het nieuwe éénklassige schoolgebouwtje al officieel in gebruik worden genomen. De Zwolsche Courant meldde indertijd dat de oude onderwijzer Gerrit Jan Pruim de leerlingen was voorgegaan in hun wandeling van de oude naar de nieuwe school. Pruim had de Hardenbergse jeugd toen al meer dan 45 jaar onafgebroken onderwijs gegeven.
Dertien jaar later, op 23 februari 1863, besloot de raad het naastgelegen woonhuis van de weduwe J. de Bruin aan te kopen, omdat het schooltje door toename van het aantal kinderen veel te klein was geworden. Ook dat pand ging onder de slopershamer en in juni 1864 werd de uitbreiding en verbouw van de school aanbesteed. Daarbij bleek meester timmerman Bernardus Gerardus Pot uit Hardenberg de laagste inschrijver. Hij breidde de school uit naar een ontwerp van de architecten W. en F.C. Koch uit Zwolle.

Legger 213/3: Sectie A-1064. School en erf. Eigendom van de gemeente Stad Hardenberg.
Legger 397/380: Sectie A-1063. Huis en erf. Eigendom van de gemeente Stad Hardenberg. Huisnr. A-120. In 1876 vereniging van percelen sectie A-1063 en A-1064. Over op legger 213/5.

Legger 213/5: Nieuwe sectie A-1424. School en erf.


In het gebouw aan de Achterstraat zou nog precies een halve eeuw les gegeven worden. Op 16 april 1913 werd het aan de onderwijsbestemming onttrokken, vanwege de opening en ingebruikname van een nieuwe school aan de Stationsstraat. Wel werden er nog landbouwhuishoudcursussen gegeven en vonden er geregeld vergaderingen plaats.

De raad besloot op 24 september 1923 twee van de drie lokalen van de oude openbare lagere school te verhuren aan de Overijsselse Landbouwmaatschappij in Zwolle. De officiële opening van de eerste Landbouwhuishoudschool van Hardenberg vond plaats in januari 1924. Toch zou de onderwijsfunctie van de oude school vijf jaar later al weer eindigen, want in 1929 besloot de gemeente de huur op te zeggen, omdat de huurder de financiële verplichtingen niet was nagekomen. Daarop werd de voormalige school beschikbaar gesteld aan de Leeuwarder Textielmaatschappij te Almelo voor de vestiging van een naaiatelier. De Eltem huurde drie lokalen voor 200 gulden per jaar. Eind 1929 werkten al dertig meisjes voor de textielfabriek en de voormalige school werd al snel veel te klein. Daarom besloot de gemeente tot verkoop van een perceel grond aan de nieuwe verbindingsweg Bruchterweg-Stationsweg (Burgemeester Schuitestraat), waarop de Eltem nieuwbouw realiseerde. De voormalige school fungeerde vervolgens weer als locatie voor verschillende instanties om te vergaderen en als ‘bergplaats’.





