Op 26 juni 1663 werd te Windesheim het huwelijk voltrokken tussen Willem Willemsz. Blankvoort uit Collendoorn en Aleijda Geertruid Jansen van Hemert uit Zwolle. Hun ondertrouw werd ook – als een van de oudste, bewaard gebleven registraties – genoteerd in het kerkboek van Heemse:

Ondertrouwregistratie te Heemse, anno 1663.

De eerste jaren van hun huwelijk woonde het echtpaar Blanckvoort in Deventer, waar in 1665 zoontje Jan Alert geboren werd en in 1669 dochter Johanna Judith. Willem en Aleijda stichtten het landgoed de Blankenhemert op ’t Heemserveen (de naam ontstaan uit een combinatie van hun beider adellijke achternamen Blank-en-Hemert), waarschijnlijk in het jaar 1668.

In 1676 trachtte Willem Blanckvoort zijn aanzienlijke buitenplaats op ’t veen door Ridderschap en Steden van Overijssel erkend te krijgen als havezate, maar deze wezen dat definitief af in 1680.

Daar op de Blankenhemert overleed Aleijda Geertruid Blanckvoort-van Hemert op 29 juni 1687. Zes dagen later werd ze bijgezet in het familiegraf in de kerk te Heemse.

Figuratieve kaart, met vermelding van ’t Land van Sijtzama, ca. 1660.

Dochter Johanna Judith Blanckvoort trouwde op 31 juli 1687 met Pico Galenus baron van Sytzama. Meer dan een maand daarvoor, op 19 juni, was het stel in ondertrouw gegaan en daarvan is de inschrijving bewaard gebleven in een van de oudste kerkboeken van het ‘witte kerkje’, de Lambertuskerk in Heemse.

Pico Galenus was in 1661 geboren in Friens en maakte carrière als kapitein in ’t Staatse leger. Johanna Judith was geboren in Deventer, op 3 november 1669, maar zij verbleef in haar jeugd veel op de havezate van haar ouders, de zogeheten ‘Hofstede’ in Collendoorn. Pico Galenus baron van Sytzama noemde zich vanaf 1693 ‘Sytzama toe Blanckenhemert’. 

Van zowel Pico Galenus als Johanna Judith zijn bij de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag portretten bewaard gebleven. Het zijn olieverfschilderijen op doek, vervaardigd in 1735 door Bernardus Accama. Pico Galenus was toen al overleden (in 1729), dus Accama zal het doek geschilderd hebben naar aanleiding van een vroeger portret. Johanna Judith stierf in 1739, dus zij zal waarschijnlijk de opdracht hebben gegeven tot vervaardiging van haar portret en dat van haar overleden echtgenoot. De doeken bevinden zich in een particuliere collectie.

Johanna Judith Blanckvoort
Pico Galenus baron van Sytzama
Heraldisch wapen van Johanna Judith van Sytzama-Blanckvoort, erfdochter van de Hofstede en Blankenhemert.

Op de Blankenhemert werden de volgende kinderen geboren: Pier Willem (1688), Jan Andries (1690), Fecco Dominicus (1693), Vrouk Juliana Geertruid (1695) en Anna Jacoba Harmina (1697). Alle vijf werden ze gedoopt in de kerk te Heemse.

Op 21 april 1701 registreerde de schout van Hardenberg deze akte: 
Ick, Johan Molckenbour met commissie van sijn konincklijcke majesteijt van Groot-Brittannien als erfstadthouder van de provintie Overijssel, indertijd Scholtus van den Herdenbergh, Heemse en Gramsberge, doe condt en certificere hiermede dat voor mij en naebenoemde cuernoten in den Gerighte erschenen sijn de welgeboren heer Pico Galenus van Sytzama en desselfs eheliefste vrouw Johanna Judit Blanckvoort, tutore marito, verclaerende wegens opgenomene en ter noege ontfangene penningen, opreght en deughdelijck schuldigh te weesen aen juffrouwen Antonia en Engelina Potcamps, de somma van tweeduisent en vijfhondert caroliguldens, deselve jaerlijcks belovende te verinteressen met ses percento met wanneer binnen drie maanden nae de verschijndagh de betalinge geschiet met vijf parcente sullen kunnen bestaan, waer van het eerste jaer interesse alsoo sal komen te verschijnen op den 23 april 1702 en soo voorts van jaer tot jaer, ter tijt van de aflosse van gedaghte capitaal toe, welcke sal kunnen en moeten geschieden wanneer daer van de loshoudinge een vierendeel jaers voor de verschijndagh aan de een of andere sijde sal sijn geschiet. Stellende sij heer en vrouw comparanten voor gedaghte capitaal en interessen tot een speciaal hypotheecq en onderpant hunne nae gespecificeerde goederen als negen daghwerck hoijlant het Hagh genaempt, aght dagwerck het Gagel genaempt, drie daghwerck de Klockebuil genaempt, het erve Egberts tot Reese, het erve Wolters tot Rese en het hoijlant de Brandehege, alles in desen carspel van den Herdenbergh gelegen. De jaerlijckse paghten en opkomsten van dien ter concurrenter somme van de jaerlijckse interessen aan de creditricen cederende en overdraegende. Daer dit aldus geschiede waren met mij Scholtus aen en over als cuernoten Jan Everts en Albert Dercks. Sonder argh of list en in waerheijts oirconde is desen van mij Scholtus gesegelt en geteijkent, neffens de onderteijkeninge en pitscappen van de welgeboren heer Pico Galenus van Sijtsama en mevrouw Janna Judit Blanckvoort. Actum op Blanckenhemert op den 21 april 1701.

De Blanckenhemert op een kaart van De la Rive anno 1738.

De tweede zoon, Jan Andries, geboren in 1690, zou de Blankenhemert erven. Hij was militair en bracht het tot generaal-majoor. Hij was de oom van Clara Feyoena, dochter van zijn oudste broer Pier Willem. Toen Clara Feyoena na een ernstige crisis bij haar oom op de Blankenhemert weer wat op verhaal moest komen, ontmoette ze daar haar toekomstige echtgenoot Isaac Reinder van Raesfelt uit Heemse. Jan Andries bleef ongehuwd en overleed op 22 maart 1768.

Op 16 mei 1768 registreerde de schout een bijzondere rechtshandeling in verband met het openen van het testament van wijlen Jan Andries baron van Sijtzama tot Blankenhemert. In opdracht van P.A. baron van Sijtzama tot Friens, I.R. baron van Raesfelt tot Heemse, M.P.D. baron van Sijtzama tot Driesten, L.A. baron Sloet tot Plattenburg en F. baron van Sijtzama tot Bellingeweer werd de Scholtus verzocht de zegels van het testament, na deze goed onderzocht te hebben, te verbreken. De Scholtus werd het testament overhandigd, dat door de schepenen van Zwolle als zodanig was gezegeld, waarna hij het testament opende en voorlas. Jan Andries baron van Sytzama tot Blankenhemert had als zijn erfgenamen benoemd, in de eerste plaats zijn broer Piet Willem van Sijtzama, en na diens overlijden zijn kinderen en kleinkinderen. In de tweede plaats de kinderen van of kleinkinderen van wijlen zijn broer Pico Dominicus van Sijtzama. Zijn neef Maurits Pico Diderick van Sijtzama erfde het huis den Blankenhemert. Daarna volgde een opsomming van de bezittingen. Het testament was opgemaakt op 10 maart 1757 en ondertekend door J.A. van Sijtzama.

Na zijn dood in 1768 erfde zijn neef Jonkheer Maurits Pico Diderick van Sytzama, zoon van Fecco Domenicus van Sytzama en Anna Clant, het goed de Blankenhemert, alsmede drie boerenerven op het Heemserveen, visrecht, weide- en hooilanden, enz. Maurits Pico was geboren op 27 juli 1731 te Groningen en trouwde op 6 januari 1760 met Catharina Maria van Heemstra. Het echtpaar kreeg zes kinderen. Maurits Pico was commies-generaal der Financiën en lid van de Staten van Friesland. Vermoedelijk heeft hij niet of nauwelijks op de Blankenhemert gewoond, waardoor het huis in onderhoud sterk achteruitging en in verval geraakte. We treffen de vermelding aan dat in 1748 het huis ledig stond en dat Gerrit Schrotenboer in 1788 op het havemansgoed de Blankenhemert woonde. Maurits Pico overleed op 24 mei 1795 te Leeuwarden. Na zijn dood bleef de buitenplaats enige tijd ongebruikt.

Op 24 september 1796 verscheen schout J.G. Pruim op den Blankenhemert. Op verzoek van de hoogwelgeboren heer Johannes Galenus van Sijtzama, vaandrig in ’t regiment Hollandsche guardes, werd een afschrift van een akte betreffende de afkoop van leenplichtigheid van zijn stukken zaailand geregistreerd. Het betrof de zgn. Bantstukken, gelegen op ’t Holt onder Collendoorn die tot 1792 leenplichtig waren aan de leenkamer van Huize Singraven te Ootmarsum. Vervolgens werden de Bantstukken door Van Sijtzama overgedragen aan Isaac Reinder baron van Raesfelt tot Heemse en diens echtgenote Clara Feyoena baronesse van Sytzama.

In 1807 werd de Blankenhemert nog altijd bewoond door Hendricus Schrotenboer en echtgenote Evertjen Veurink. Zij waren op 17 april 1803 in de kerk te Heemse getrouwd. Hendricus werd op 2 mei 1807 namelijk ondervraagd door de schout, onder solemneelen eede, samen met andere getuigen, om op te geven wat zij wisten over de huuropzegging van ene Jan Nijman die een huis op de Brink in Heemse had. Kennelijk had deze Jan Nijman ook bij Hendricus Schrotenboer gevraagd of hij daar kon huren, en wel het zgn. ‘Klooster Jans huis’, het ene voerhuis op Blankenhemert. Hendricus Schrotenboer overleed op 13 juni 1818 te Heemserveen, waarna zijn weduwe op 29 april 1819 hertrouwde met Gerrit Jan Lamberink uit Junne.

In de Overijsselsche Courant van 19 augustus 1817 werd de openbare verkoop aangekondigd van o.a. het landgoed de Blankenhemert, met het herenhuis, de tuin, bouwhuis, koetshuis en stallingen.

Op 23 september 1817 werd de openbare verkoop gehouden van het heerenhuis van de Blankenhemert, met het rechts voor hetzelve staande bouwhuis genaamd het Kloosterjans, beide voor afbraak (akte nr. 234). Het herenhuis zou – volgens de verkoopcondities – voor 4 mei 1819 afgebroken moeten zijn, met inbegrip van de fundamenten. Het Kloosterjans daarentegen moest al voor 1 mei 1818 volledig geamoveerd zijn. Het herenhuis en het bouwhuis werden in gecombineerde veiling gemijnd door Jan Kortenhorst uit Raalte voor 912 gulden.

De Blankenhemert, ’t gezamenlijk eigendom van Willem Hendrik baron van Sijtzama (lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wonende te Kollum), Johannes Galenus baron van Sijtzama (militair commandant te Friesland, wonende te Driesum), freule Wija Catharina van Sijtzama (wonende te Kollum) en van Anna van Sijtzama, weduwe Harinxma thoe Slooten, werd op 7 oktober 1817 aangekocht door Jan Hermen Zweers Jasperszoon en echtgenote Fenna Busman, kooplieden, wonende te stad Hardenberg. Zij droegen ’t erve Sitsemans, bestaande in een huis numero 66 te Heemserveen, op 10 september 1818 voor 800 gulden onderhands over aan Evertjen Veurink, de weduwe van Hendrikus Schrotenboer. Dat blijkt uit een afschrift van de onderhandse akte die bewaard wordt in het archief van notaris Antoni van Riemsdijk (aktenr. 238)

Op 29 september 1817 brachten de kinderen van Maurits Pico baron van Sijtzama de gehele inventaris van de Blankenhemert in een publieke verkoop, waarna de -waarschijnlijke – bouwval op verzoek van de heer J. Kortenhorst, koopman te Raalte, werd gesloopt en als afbraak werd verkocht om plaats te maken voor een nieuwe boerderij. De eerste openbare verkoop van ‘afbraak’ werd gehouden op 20 april 1820 en leverde ruim 485 gulden op (aktenr. 151). De tweede veiling vond plaats op 4 mei 1820 voor totaal f. 463,90 (aktenr. 164).

Op 8 maart 1819 verbleef notaris Antoni van Riemsdijk op den huize Blankenhemert, numero 66, te Heemserveen, op verzoek van Evertjen Veurink, weduwe van Hendrikus Schrotenboer, wonende op de Blankenhemert. Die dag maakte hij een boedelinventaris op (aktenr. 16).

Notaris Antoni van Riemsdijk registreerde op 15 maart 1831 een hypotheekakte op verzoek van Gerrit Jan Lamberink en echtgenote Evertjen Veurink te Heemserveen. Zij verklaarden daarin een bedrag van 300 guldens oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan commies Fokke Pieters Leertouwer te Kloosterhaar. Als onderpand stelden ze nagenoeg een bunder en een-en-zeventig roeden zaailand, liggende in hunne eigene bepaling ten getalle van elf onderscheidene akkers naast elkanderen op het Heemserveen, ten oosten van en aan den Langendijk aldaar, hebbende ten oosten het zogenaamde Nieuwe-Veen der marke van Heemse en Collendoorn, ten zuiden den zogenaamden Korten-dijk en ten noorden de landen van het erve het Alberts, en behorende tot het door hun bewoond, gebruikt en bezeten wordende erve het Sytzama’s aldaar (aktenr. 931).

In 1832, bij de invoering van het kadaster, was de havezate Blankehemel geregistreerd als sectie B-124 op legger 209 en eigendom van landbouwer Gerrit Jan Lamberink.

Fragment van oorspronkelijke kadastrale minuutkaart, anno 1832.

In de kadastrale atlas van 1832 vinden we de bezittingen van G.J. Lamberink aangegeven met de sectienummers B-117 tot en met B-134. Het grondgebruik is nogal gemengd: weiland, grasgrond, bouwland, hooiland, ‘struwellen’ en een enkel perceel bos. Er is een duidelijk stelsel van grachten dan wel brede sloten te zien die het huis Blankehemel omringen. We zien een tamelijk strak en rechtlijnig patroon. Langs de wegen is in 1832 al sprake van ontginnende bebouwing. Iets verder van de weg af ligt veengrond.

Op 4 augustus 1834 vond op de Blankenhemert een openbare verkoop plaats van aldaar geschild liggende eikene stamboompjes. Notaris Antoni van Riemsdijk verzorgde de veiling op verzoek van Engbertus Mensink, tapper wonende voor de brug ter gemeente het Ambt Ommen (aktenr. 1111).

Notaris Aeyeltes Averink te Hardenberg verleed op 11 mei 1842 een obligatie met hypotheek op verzoek van landbouwer Gerrit Jan Lamberink en echtgenote Evertjen Veurink. Zij verklaarden 1700 gulden schuldig te zijn aan Fokke Pieters Leertouwer, commies bij ’s Rijksbelastingen te Gramsbergen. Hun eigendommelijke plaatsjen het Sijtzama’s genaamd, verbonden ze als onderpand (aktenr. 54).

Fragment van kaart met geprojecteerde aanleg van het kanaal van de Dedemsvaart naar Heemse (nimmer gerealiseerd), anno 1848.

Op 21 augustus 1855 verleed notaris Willem Swam het testament van Gerrit Jan Lamberink. Hij verklaarde te bezitten 15/16e aandelen van het erve het Sijtzama’s, gelegen op het Heemserveen, sectie B-134 c.s., tezamen groot 6 bunder, 22 roeden en 20 ellen, met 1/8e waardeel in de nog onverdeelde marke van Heemse en Collendoorn, met een getaxeerde waarde van 2115 gulden. Om geschillen te voorkomen bepaalde hij dat zijn dochter Jennigjen Lamberink, gehuwd met Jan Kleinjans, meteen na zijn dood deze aandelen zou erven, onder de uitdrukkelijke verplichting om eenzelfde bedrag in de boedel te brengen, welk bedrag vervolgens in gelijke delen onder haar en haar broers en zusters zou moeten worden verdeeld (aktenr. 2272).

Dochter Jennigje Lamberink was op 11 november 1821 te Heemserveen geboren. Jennigje werd enig erfgenaam, nadat haar oudere broer Hendrik ongehuwd op jonge leeftijd overleed. Zij was op 3 mei 1845 getrouwd met Jan Kleinjans uit Ambt Ommen.

Hun jongste zoon, Derk Jan, werd erfopvolger, nadat zijn oudere broer Evert in 1882 emigreerde naar Michigan. Derk Jan trouwde op 23 januari 1874 met Zwaantjen Gerrits uit Heemse.

Kadastrale hulpkaart, juli 1885 (sectie N-473).

Volgens kadastrale gegevens was er in 1885 sprake van gedeeltelijke verbouw/herbouw van de boerderij Heemserveen N-16. Van hun kinderen zou Evert Jan, geboren 23 april 1882, zijn vader opvolgen. Hij bleef echter ongehuwd, waardoor het erf overging naar zijn oudere zuster Jennigje, geboren op 11 juni 1879. Jennigje trouwde op 10 mei 1901 te Heemse met Geert Borggreve uit Ambt Neuenhaus. In 1911 werd gesloopt en een nieuwe schuur gebouwd.

Kadastrale hulpkaart, december 1911 (sectie N-1498).

In 1932 verkochten Geert en Jennigje de boerderij aan Roelof Bouwhuis Jzn. die getrouwd was met Willemina Plaggenmarsch. Het jaar erop brandde de boerderij af en werd daarop herbouwd in nagenoeg dezelfde stijl. Het echtpaar kreeg geen kinderen, maar Willemina’s nichtje Jennigje werd als pleegdochter opgenomen in het gezin. Jennigje trouwde met Jannes Overweg op 14 juni 1946, die het bedrijf voortzette.

Kadastrale hulpkaart, augustus 1950 (sectie N-1733).

Uitbreidende verbouwingen met schuren en stallen illustreren de intensivering en uitbreiding van het bedrijf. Zo werd in 1952 een landbouwschuur gebouwd, in 1964 werd een uitbreiding gerealiseerd met varkenshokken, in 1971 werd de veestalling aan de achterzijde van de boerderij uitgebreid en in 1983 werd een schuur ten noorden van de boerderij verbouwd en uitgebreid tot wagenberging. Het bedrijf had hierdoor de geschiktheid gekregen om voortgezet te worden. Het is er echter niet van gekomen.

Kadastrale veldwerkkaart bij de ruilverkaveling, januari 1962 (sectie R-135).
Kadastrale hulpkaart, 24 september 1976 (sectie R-317).
Origineel geogerefereerd minuutplan, gecombineerd met een topografische kaart anno 2022 (met dank aan: Bertus Nabers).