In de buurtschap Bergentheim, gelegen op de linkeroever van de Vecht, stond eens een adellijke woning. Het met een gracht omringde huis heeft ruim twee eeuwen toebehoord aan de familie Van Voërst tot Hagenvoorde. Doordat zij deze havezate bezaten, mochten de heren zitting nemen in de Ridderschap die samen met de drie grote steden de regering van Overijssel vormde.

Voordat het huis Bergentheim in 1649 de status van havezate kreeg, stond het bekend als Middesdorp, Middeldorp, Middesderping etc. en werd ook wel in de volksmond het Robers genoemd. In 1601 behoorde het erve Middesdorp aan jonkheer Berend van Heerdt. Diens zoon Henrick liet het in 1624 uit de horigheid ontslaan. Op 19 maart 1624 werd het hofhorig goed met toestemming van Ridderschap en Steden tot een leengoed van Overijssel gemaakt: Item Myddesdarps to Bergenthem int kerspel van den Hardenberge gelegen in Zallanth vülgewaert theyde weyde ende venne, in den marcke Bergenthem ende is horich in den hoff Oetmerssum… 

Toen Hiddo van Voerst tot Hagenvoorde het erf in 1649 had aangekocht van de familie Van Heerdt, liet hij het verheffen tot een adellijke havezate:
De heere Hiddo van Voorst, drost van Sallandt, heeft geremonstreert dat sijn edele aen hem heeft gebroght seecker huijs en saete to Baergentheim in den kerspel van den Hardenbergh, die voor desen lange bij edelen is geposideert ende besvoort, versoeckende dat deselve plaetse voor hem ende sijn gequalificeerde nakomelingen mach worden geprivilegieert ende gebeneficieert met het recht van een adelijcke havesate. Ende is na deliberatie om guede consideratien uijt sonderlinge faveur en sonder consequentie tselve versoeck geaccordeert.

De zgn. ‘Opzweringsstaat’ van Hiddo van Voërst, heer van Hagenvoorde en Bergentheim (1640-1673).

Meer informatie over de oudste geschiedenis van dit erf is te vinden op onze site in een artikel van de hand van mw. Hesselink-Zweers.

In de Overijsselsche Courant van 17 augustus 1827 werd de openbare veiling aangekondigd van de bezittingen van baron van Voerst tot Bergentheim. Ook deszelfs heeren-huizinge en schuur no. 13, de havezate, ging onder de hamer.

Advertentie in de Overijsselsche Courant.

Op 22 augustus 1827 begon notaris Antoni van Riemsdijk met de veiling van de riddermatige havezate gelegen op en aan de linker oever der rivier de Vecht. De veiling vond plaats in het etablissement den Rustenberg van Jan Odink Derkszoon in Heemse, in opdracht van Hidde baron van Voërst tot Bergentheim, lid van de Ridderschap en de Provinciale Staten van Overijssel. Het vierde kavel betrof het zgn. Spijker, zijnde het heerenhuis en schuur met derzelver gronden en wheeren, no. 13 te Bergentheim, zo en als hetzelve in zijne gragten is liggende, en met de grond over dezelve voor het huis tot aan de Steege, waarover het erve het Spijker alleen een vrijen uitgang is hebbende, met ruim acht vierkante Nederlandsche roeden en zevenentachtig dito ellen zaaijland ten zuiden agter hetzelve huis in eene regte linie over de gragt, zo verre zich dezelve uitstrekt, tot aan de landen van Hendrikje Jentink, weduwe Albert Waterink. Op dit vierde kavel werd bij inzate 800 gulden geboden door Willem Meijerink, landbouwer te Bergentheim. Op 5 september, bij de tweede veiling en definitieve toewijzing werd het gemijnd door genoemde Willem Meijerink voor 800 gulden. (aktenr. 669). Ondanks dat het herenhuis ook in veiling was gebracht, werd het niet gegund en zodoende bleef Hiddo van Voërst eigenaar.

Op 4 december 1827 hield notaris Antoni van Riemsdijk een openbare verkoop van eikenstamboomen, staande op de voormalige havezathe Bergentheim. Hij deed dat in opdracht van de hoogwelgeboren heer Hidde baron van Voërst van Bergentheim (aktenr. 686). 

Bij de invoering van het kadaster in 1832 stond het huis en erf in de zgn. ‘Roet en Mast Esch’ op legger 385 als sectie H-130 ten name van Hidde van Voerst. 

Fragment van oorspronkelijk minuutplan, anno 1832.

Op 7 december 1840 stierf Hidde, ongehuwd, in Wijhe. Vervolgens verkochten zijn erfgenamen de havezate aan Berend Venebrugge en diens oom Evert Santman. De openbare veiling werd gehouden door notaris Aeyelts Averink in Hardenberg (aktenr. 63).

In 1842 werd het huis afgebroken en de gracht, die om het huis liep, gedempt. Hierna was er niets meer over van de havezate Bergentheim.

Op 16 mei 1842 verleed notaris Aeyelts Averink te Hardenberg een obligatie met hypotheek op verzoek van veenbaas Evert Santman te Bergentheim. Hij verklaarde 500 gulden schuldig te zijn aan smid Klaas van ’t Holt te stad Hardenberg. Als onderpand verbond hij zijn nieuw te bouwene woonhuis, staande in de boerschap Bergentheim, sectie H-130 (aktenr. 58).

Kadastrale hulpkaart, 8 augustus 1843. De havezate is afgebroken. Ten noordoosten is op de percelen H-433 en H-434 een nieuw dubbel woonhuis verrezen.

Legger 656/8: Sectie H-433. Huis en erf. Eigendom van veenbaas Evert Santman en echtgenote Hermina Wiegmink. In 1872 verkoop. Over op legger 3126/3.
Legger 656/9: Sectie H-434. Huis en erf. Eigendom van idem. In 1872 verkoop. Over op legger 3126/4.
Legger 3126/3: Sectie H-433. Huis en erf. Eigendom van timmerman Albert Hermanus Brasz en echtgenote Hendrikjen Santman. Zij zijn op 3 juli 1857 getrouwd te Heemse. Huisnr. C-18.
Legger 3126/4: Sectie H-434. Huis en erf. Eigendom van idem. Huisnr. C-19.

Notaris J.G. Troost te Heemse begon op 2 maart 1877 met de eerste inzate van de openbare verkoop van onroerend goed, op verzoek van timmerman Albert Hermanus Brasz te Bergentheim. Het eerste kavel betrof het dubbel woonhuis en erf, kadastraal bekend sectie H-433 en H-434 op de zgn. Kolk- en Maat Esch. Veertien dagen later, bij de definitieve veiling en toewijzing, bleek landbouwer Gerrit Reinders te Bergentheim de hoogste bieder. Hij betaalde 2100 gulden voor de kavels 1 t/m 4 (aktenrs. 701 en 705).

Legger 3067/17: Eigendom van landbouwer Gerrit Reinders. In 1891 successie. Over op legger 4991/29.
Legger 3067/18: Idem. In 1891 successie. Over op legger 4991/30.
Legger 4991/29: Eigendom van landbouwer Jan Reinders. In 1896 boedelscheiding. Over op legger 4369/39.
Legger 4991/30: Eigendom van idem. In 1896 boedelscheiding. Over op legger 4369/40.
Legger 4369/39: Eigendom van landbouwer Jan Reinders Gzn. In 1898 vereniging van percelen en sloop. Over op legger 4369/71.
Legger 4369/40: Eigendom van idem. In 1898 vereniging van percelen en sloop. Over op legger 4369/71.

Kadastrale hulpkaart, juni 1898 (sectie H-1664).

Legger 4369/71: Nieuwe sectie H-1664. Bouwland en grasgrond.

De verdwenen havezate moet nu gesitueerd worden ter hoogte van de huidige Brinkweg 4a.