In het vrijwillig rechterlijk archief van het Schoutambt Hardenberg wordt dit testament bewaard, gedateerd 13 november 1779:
Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens hoger overigheid, verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, doe cond en certificere hiermede dat voor mij en keurnoten, die waren Jan Bouwhuis en Jan Lamberts, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en erschenen zijn Hannes Waterink en zijn huisvrouw Petertien Heerspink, woonagtig op ’t Spijkermans te Bergentheim, zijnde hij Hannes Waterink wel ziek na den ligchame, en zij Petertien Heerspink gezond van lighaam, dog beide haar verstand en oordeel vollenkomen hebbende, ten minsten voor zo veel aan ons uitterlijk gebleek, en wesende zij Petertien Heerspink tot het doen dezer zaake geadsisteerd met Jan Hannes als haren verzochten en toegelaten momboir; en verklaarden zij comparanten uit overweginge van de zekerheid des doods en de onzekerheid der uire van dien, geresolveerd te wesen om bij desen te willen maken en op te rigten haar beider testament en enige vrije onbedwongene uitterste wille, over alle haare goederen zo zij bij haar overlijden zullen komen na te laten; verklarende zij comparanten dus voor af op de allerplegtigste maniere bij desen te revolveren en te casseren en te vernietigen alle haare voor dato deses opgerigte testamentaire dispositiĆ«n ofte andere makingen hoe ook genaamd; en dan tredende tot haare van nieuws op te rigtene vrije en welbedagte uitterste wille. Zoo verklaarden hij testator en zij testatrice voornoemd, zijnde zij testatrice met haar gemelde momboir geadsisteerd, te willen en te begeren, dat haare hier na genoemde universele erfgename na het overlijden van haar beide testateuren, uit derselver nalatenschap zal moeten uitkeren en betalen, aan haar testateuren overige nabenoemde kinderen, in voldoeninge van derselver gehele erfportie van al hetgeene zij testateuren zullen komen na te laten, als volgd. Aan Gerrit Spijkerman, tien guldens aan geld, een behoorlijk kleed en een dragtige vaerse. Aan Aeltien Spijkerman, huisvrouw van Jannes in ’t Voerhuis te Reese, tien guldens aan geld, dertig ellen linnen, en een dragte vaerse. En aan Jannegien Spijkerman dertig ellen linnen, hebbende deselve al hetgeene zij verders mogte kunnen praetenderen reeds genoten. Zullende voorts aan Jannes Reinders en aan Jan Niezink niets meerder worden betaald of uitgekeerd, als hebbende die beide reeds haare ouderlijke erfportie ten vollen genoten. Verders verklaarden hij testator en zij testatrice voornoemd, de testatrice met haar gemelde momboir zijnde geadsisteerd, bij desen op de allerplegtigste maniere te institueren, en te nomineren tot haare boedelhoudster en universele erfgename haare oudste dogter Geertien Spijkerman, weduwe van wijlen Egbert Hendriksen, of bij derselver vooroverlijden haare kinderen, om na het overlijden van haar beide testateuren alle haare overige na te latene goederen in vollen eigendom te erven en te profiteren; mids zij dus ook verpligt zal zijn om haar beide testateuren in haare oude dagen alle hulp en bijstand te bewijsen. Al het voorschrevene de testator en testatrice voornoemd duidelijk zijnde voorgelesen en haar afgevraagd of dit zodanig niet was haar enige vrije en onbedwongene uitterste wille, zo hebben zij beide daarop geantwoord Jae; willende en begerende dat deselve na haar overlijden effect moge sorteren, hetzij als testament, codicil, gifte ter zaake des doods ofte onder de levende, hoe zulks best na de regten deser landen zal kunnen of mogen bestaan, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hierin niet mogten zijn geobserveerd. In kennisse der waarheid is desen door mij verw. Scholtus voornoemd, met de testator en testatrice benevens de momboir van de testatrice eigenhandig getekend, en door mij gezegeld, en omdat zij testateuren nog de momboir geen zegels hadden, zo hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine zegel mede gezegeld. Actum Bergentheim in ’t Schoutampt van den Hardenbergh, den 13 november 1700 negen en seventigh.
Hannes Waterink en Petertien Heersmink waren op 5 oktober 1721 te Hardenberg in ondertrouw gegaan.
In de Overijsselsche Courant van 17 augustus 1827 werd de openbare veiling aangekondigd van de bezittingen van baron van Voerst tot Bergentheim. Ook het Spijker ging onder de hamer.
Het erve het Spijkers werd als vijfde kavel in veiling gebracht. Het erve bestond uit deszelfs behuizinge en schuur, numero 14, mitsgaders uit ruim veertien vierkante Nederlandsche roeden en negentien dito ellen gaarden- en groengrond voor het huis, hebbende het zaaijland van het vierde perceel ten zuidoosten c.s. Bij de inzate werd 800 gulden geboden door Berend Venebrugge Carelszoon, koopman te Venebrugge. Op 5 september, bij de tweede veiling en definitieve toewijzing werd 100 gulden meer geboden door Jan Santman Derkszoon junior, koopman te stad Hardenberg. Het werd uiteindelijk door dezelfde gemijnd voor 930 gulden. Vervolgens werden kavels 5, 7, 8, 9 en 24 gecombineerd in veiling gebracht, waarop Jan Santman Derksz. jr. 1955 gulden bood. Hem werd de koop gegund (aktenr. 669).
Bij de invoering van het kadaster in 1832 stond de boerderij in de zgn. ‘Roet en Mast Esch’ op legger 301a als sectie H-128 ten name van koopman Jan Santman Derksz. jr. te stad Hardenberg. De boerderij is nu geadresseerd aan de Brinkweg 4a.
Legger 301a/8: Sectie H-128. Huis en erf.
Notaris Swam begon op 10 augustus 1855 met de eerste inzate van de publieke veiling van het boerenerve het Spijker te Bergentheim, op verzoek van:
1. Hermannus Lambertus Crull, wonende op den Belt, zo voor zichzelf als gemachtigde namens zijn moeder Johanna Santman, weduwe van Gerrit Crull, logementhoudersche, wonende op den Belt
2. Cornelis Johannes van Riemsdijk, wethouder van de gemeente Stad Hardenberg, zo voor zichzelf als namens zijn vrouw Carolina Johanna Crull
3. Gerrit Willem van Riemsdijk, medicinae doctor te Stad Hardenberg, zo voor zichzelf als namens zijn vrouw Hermanna Hendrika Crull en als mondeling gemachtigde van Ernst Johan Jacob Welmers, predikant te Nijeveen, en diens echtgenote Johanna Louisa Crull, en namens Jan Santman Derkszoon, landeigenaar te Stad Hardenberg
Het eerste kavel van de te verkopen onroerende goederen betrof het huis en erf het Spijker, met deszelfs grond en wheere, staande en gelegen te Bergentheim, sectie H-128, met de daarbij staande turfschuur en gaarden, wordende van dit perceel gereserveerd de liggende plaat in de keuken (de haardplaat) en de eiken planken aan de bedstede. Twee weken later, op 24 augustus, vond de definitieve veiling plaats. Tijdens de veiling van de gecombineerde kavels werd de boerderij gemijnd door landbouwer Gerrit Jan Scholten uit Bergentheim. Deze verklaarde naderhand het hoogste bod op de gecombineerde kavels 1, 2, 15 en 16 ad 1601 gulden te hebben uitgebracht namens landbouwer Albert Bouwhuis te Bergentheim (aktenrs. 2268 en 2274).
Legger 1354/2: Eigendom van Albert Bouwhuis.
Op 3 juni 1856 verleed notaris Swam uit Gramsbergen in het logement Van Munster te stad Hardenberg een hypotheekakte op verzoek van landbouwer Albert Bouwhuis uit Bergentheim. Deze verklaarde 1500 gulden schuldig te zijn aan Cornelis Johannes van Riemsdijk, wethouder van stad Hardenberg. Als onderpand voor de lening en de daarover verschuldigde rente verbond hij o.a. zijn woonhuis met grond en wheere, sectie H-128 te Bergentheim(aktenr. 2367).
In 1867 verkoop. Over op:
Legger 2731/1: Eigendom van Hendrik Jan Bouwhuis en echtgenote Mina Rundervoort. Zij zijn op 4 november 1854 getrouwd te Heemse. In 1869 verkoop. Over op:
Legger 2872/1: Eigendom van Roelof Kelder, landbouwer te Bergentheim. In 1869 afbraak. Over op:
Legger 2872/7: Nieuwe sectie H-966. Weiland als erf in de Roet- en Mast Esch.