Rechterlijk Archief Schoutambt Hardenberg, inventarisnummer 13, periode 1 april 1774 t/m 22 december 1775

samenvatting van de akten door Gezinus Grissen

(De samenvatting van de akten geeft in de eerste plaats de namen weer van de betrokken personen vanwege het belang als genealogische bron. Bij overdrachten en hypotheekstellingen worden, voor aanduiding van de locatie van de percelen, in de akten ook de namen genoemd van personen van aangrenzende percelen, de samenvatting zou te uitgebreid worden als ook deze personen genoemd zouden worden. Tekst die vermeldt staat tussen “aanhalingstekens” betreft de letterlijke weergave van die tekst uit de akte. De originele tekst van de akten is te vinden op de microfiches.)

Folio 265 vo Overdracht van een stuk zaailand, genaamd het Hekstukke groot een mudde gezaaid, op de Baalderesch, door Hendrik Koning en zijn huisvrouw Janna Jansen, aan Wibbegien Roelofs, weduwe van wijlen Gerrit Snijders, met haar twee kinderen woonachtig te Baalder. Het voormelde stuk zaailand is door Hendrik Koning op 25 februari 1768 bij publieke verkoping uit het Erve Purink te Baalder van Lubbert IJmhof en zijn Huisvrouw aangekocht.
Actum Hardenberg, 1 april 1774.

Folio 266 Momberstelling door Wibbegien Roelofs, weduwe van wijlen Gerrit Snijders, te Baalder, geadsisteerd met Fred. Bussemaker als haar verkoren Momboir. Zij is voornemens in het huwelijk te treden met Albert Harmsen. Zij stelt Momboiren aan over haar twee minderjarige kinderen uit haar vorige huwelijk, genaamd Roelof- en Hendrik Gerritsen, betreffende erfuiting van het Vaderlijke Goed. Momboiren worden Egbert Hannink en Jan Egberts van Linge, de eerste oom en de tweede neef van de kinderen.
Hardenberg, 2 april 1774.

Folio 266, 266 vo Huwelijkse Voorwaarden van Albert Harmsen, jongman, en Wibbegien Roelofs, weduwe van wijlen Gerrit Snijders, geadsisteerd met Fredrik Bussemaker als haar verkoren Momboir. De twee kinderen van de bruid en wijlen Gerrit Snijders, genaamd Roelof- en Hendrik Gerritsen krijgen in voldoening van een vaders nalatenschap als zij 20 jaar oud zijn een somma van 200 Car. guldens, en mocht een van de twee voortijdig overlijden dan krijgt de andere nog 50 Car. guldens extra. Een van de twee kinderen mag op het ouderlijke huis introuwen mits de ander een behoorlijke vergoeding krijgt. De voornoemde kinderen worden erfgenaam, samen met eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen. Wanneer een van de twee huwelijkspartners binnen de tijd van 20 jaar overlijdt mag de langstlevende binnen gemelde tijd weer op het huis introuwen. Tot zekerheid van hetgeen de kinderen aan nalatenschap zullen krijgen, willen bruidegom en bruid hieraan verbinden een speciale hypotheek en onderpand, zijnde drie stukken zaailand, de beide Hekstukken en de Hietberg, gelegen op de Baalderesch.
De akte wordt ondertekend door Albert Hermens, Wiebbygien Roelofs, Yennegien Yansen, Egbert Hannik, Yan Egbers van Lynge, Jan Otten en Frerik Bussemaker.
Actum Hardenberg, 2 april 1774.

Folio 267, 267 vo Maagscheiding door Jannegien Geertsen, weduwe van wijlen Jan Wijgmink, woonachtig op ‘t Hekmans te Brucht, geadsisteerd met Gerrit Ulderink als haar verkoren Momboir, en verder haar kinderen Harmen Jansen, Jannes Zwiese met zijn huisvrouw Judechien Jansen, Gerrit Jansen met zijn huisvrouw Aaltien Klaassen, Hendrik Jansen met zijn huisvrouw Geesjen Lucass, en Asse Jansen. Zij verklaren met elkaar een accoord te hebben bereikt over de boedelscheiding. Asse Jansen zal de halfscheid krijgen van het bezit van zijn overleden vader Jan Wijgmink en zijn moeder Jannegien Geertsen, en na haar overlijden het volle eigendom krijgen. Harmen Jansen krijgt een somma van 150 Car. guldens en zal zo lang hij ongetrouwd is in het ouderlijke huis mogen blijven wonen, waar hij door zijn broer Asse Jansen zal onderhouden en verzorgd worden in kost en kleding, mits hij dan ook naar vermogen meewerkt tot zijn huis ten goede, en zal hij mogen zaaien voor particulier gebruik een akker boekweit van 200 treden. Verder mag Harmen Jansen nog eisen wanneer hij het goedvindt, van Asse Jansen een uitzet of in plaats daarvan 30 Car. guldens. Judechien Jansen de huisvrouw van Jannes Zwiese, Gerrit Jansen en Hendrik Jansen krijgen ieder een somma van 100 Car. guldens.
Actum Hardenberg, 9 april 1774.

Folio 267 vo, 268 Testament van Hendrik Alberts en zijn huisvrouw Jannegien Klaassen, woonachtig op ‘t Keisers te Ane, zijnde zij Jannegien Klaassen ontslagen van de voogdij van haar man geadsisteerd met Hend. Kamphuis als haar verkoren Momboir. Zij maken een testament op langstlevende.
Actum Hardenberg, 10 april 1774.

Folio 268 Momberstelling door Wolter Brink, weduwenaar van wijlen Hendrikjen Kwant. Hij is voornemens in het huwelijk te treden met Roelofjen Jansen. Hij stelt Momboiren aan over zijn minderjarige dochtertje uit zijn vorige huwelijk, genaamd Geesjen Brink, betreffende erfuiting van het Moederlijke Goed. Momboiren worden Harmen Brink en Klaas Kwant, de eerste grootvader en de tweede oom van het kind.
Hardenberg, 15 april 1774.

Folio 268 vo, 269 Huwelijkse Voorwaarden van Wolter Brink, weduwenaar van wijlen Hendrikjen Kwant, en Roelofjen Jansen, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Jan Klooster als haar verkoren Momboir. Het dochtertje van de bruidegom en wijlen Hendrikjen Kwant, genaamd Geesjen Brink, krijgt in voldoening van haar moeders nalatenschap haar moeders kist en klederen, bijbel met zilver beslag, zilveren gespen en alles wat zich in voorgenoemde kist bevindt. Het dochtertje wordt erfgename, samen met eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen. De ouders van de bruidegom Harmen Brink en Annegien Wolters verklaren dat na hun overlijden de bruidegom en bruid het volle eigendom krijgen van hun bezit, en dat zij dan moeten uitkeren in voldoening van de erfportie aan de beide broers van de bruidegom, genaamd Jan Brink en Hendrik Brink,aan ieder een somma van 40 Car. guldens en bij hun trouwen behoorlijke bruidskleding, zoals bij het ingaan van de bruidegom zijn eerste huwelijk reeds is vastgelegd.
De akte wordt ondertekend door Wolter Brink, Roelofien Iansen, Harmen Brink, Aennegijn Wolters, Yan Kloster, Fennegien Yansen, Klas Kwants en Hindrijk Meppelijnk.
Actum Hardenberg, 15 april 1774.

Folio 269, 269 vo Huwelijkse Voorwaarden van Albert Arendsen, jongman, en Aaltien Egberts, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Egbert Arends als haar verkoren Momboir. Zij krijgen de halfscheid van het bezit van de bruid haar ouders Egbert Arends en Jannegien Harms en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van de ouders van de bruid krijgen zij het volle eigendom. In voldoening van de erfportie van de drie broers en de drie zusters van de bruid, genaamd Arend-, Gerrit-, Egbert-, Fenne-, Hendrikjen- en Harmtien Egberts, wordt een regeling getroffen, zij krijgen ieder een somma van 8 Car. guldens. Voorts zullen de ongetrouwde broeders en zusters tot hun trouwen en bij ziekte en ongemak in het huis mogen blijven wonen en verzorgd worden. De vader van de bruid houdt voor zich de vrije macht om zijn timmermansgereedschap te mogen geven aan diegene van zijn kinderen, zoals hij het zal goedvinden. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Albert Arendsen de bruidegom, Aaltien Egberts de bruid, Aaltien Arends de moeder van de bruidegom, Egbert Arends, Jannegien Harms de moeder van de bruid, Albert Jansen, Arend Arends, Fennegien Egberts, Harmtien Egberts, Gerrit Egberts, Egbert Egberts en Harmtien Arends.
Actum Hardenberg, 16 april 1774.

Folio 270, 270 vo Huwelijkse Voorwaarden van Gerrit Wolbink, jongman, en Wibbegien Evertsen, jongedochter, geadsisteerd met haar oom Egbert Nijhuis als haar verkoren Momboir. Zij krijgen de halfscheid van het bezit van de ouders van de bruidegom Hendrik Wolbink en Trijne Derksen en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van de ouders van de bruidegom krijgen zij het volle eigendom, uitgezonderd de klederen die over de kinderen zullen worden verdeeld. In voldoening van de erfportie van de broer en twee zusters van de bruidegom, genaamd Evert Wolbink, Geesjen Wolbink huisvrouw van Lambert Reinders en Jannegien Wolbink wordt een regeling getroffen, zij krijgen ieder een somma van 400 Car. guldens, waarvan de ene helft wordt uitbetaald naar overlijden van de vader en de andere helft na het overlijden van de moeder. Verder krijgt Jannegien Wolbink als zij gaat trouwen bruidskleding en een drachtig koebeest. Evert Wolbink krijgt als hij trouwt bruidegomskleding, een drachtig koebeest en een enter paard. Evert-, Geesjen- en Jannegien Wolbink zullen verder niets meer mogen eisen uit de nalatenschap van hun ouders. Ook maakt het bruidspaar een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Gerrit Wolbink, Wibbegien Evertsen de bruid, Egbert Nijhuis, Hendrik Wolbink de vader van de bruidegom, Trijntijen Derks, Lambert Reynders, Gesien Hendricks Wolbink, Jenngien Wolbink, Evert Wolbink en Reinhart Weerts.
Actum Hardenberg, 16 april 1774.

Folio 271 Overdracht van een vierde part van een veenakker op het Anerveen, door Jan der Hulst en Berend Snieders voor hun zelf en namens hun kinderen, aan Hendrik Berends van der Scheer en zijn huisvrouw Maria Veldink te Gramsbergen. De andere drie vierde part van voornoemde veenakker zijn al eigendom van Hendrik Berends van der Scheer en zijn huisvrouw.
Actum Hardenberg, 17 april 1774.

Folio 271 vo, 272 Staat en inventaris van de boedel door Gerrit Haberts en zijn ehevrouw Hendrikjen Geelham, ingevolge een belofte van Hendrikjen Geelham bij het aanstellen van Momboiren over haar zoon Harmen Benen op 5 maart laatstleden. Deze staat en inventaris heeft betrekking op het bezit van Hendrikjen Geelham en haar overleden eheman Roelof Benen.
Hardenberg, 19 april 1774.

Folio 272 vo Overdracht van de Spijk of Voschmaate groot vier dagwerken hooiland te Holtheme, door burgemeester Hendrik Molckenbour, in kwaliteit als gevolgmachtigde van Christiaan Warner Jacob Baron van Coeverden, Heer van den Doorn, etc., etc., en van zijn ehevrouw Hendrina Jacoba Baronnesse van Coeverden tot den Doorn geboren Baronnesse van Raesfelt, luid procuratie voor het Schoutengericht van Zwolle en over Zwollerkerspel op de 18e van deze maand, aan Hendrik Plas en zijn huisvrouw Berentien Bruning. De Spijk of Voschmaate is op 7 september 1772 door Baron van Bentinck tot Wolda getransporteerd aan de Baron van Coeverden tot den Doorn en op 2 oktober 1773 bij publieke verkoping aan Hendrik Plas en zijn huisvrouw verkocht.
Actum Hardenberg, 23 april 1774.

Folio 273, 273 vo Huwelijkse Voorwaarden van Jan Holter, jongman, en Jannegien Wolbink, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Hendrik Wolbink als haar verkoren Momboir. Zij gaan inwonen bij ouders van de bruidegom, genaamd Jan Holter en Jannegien Harmsen, en krijgen na hun overlijden het volle eigendom van hun bezit. In voldoening van de erfportie van de broer en zuster van de bruidegom, genaamd Harmen Holter en Annegien Holter huisvrouw van Hendrik Jacobs, wordt een regeling getroffen, zij krijgen ieder na het overlijden van de ouders een somma van 150 Car. guldens, en als de voornoemde broer van de bruidegom komt te trouwen krijgt hij nog behoorlijke bruidegomskleding en 20 gulden aan geld in plaats van een bed en een koe, de zuster zal uit de ouderlijke boedel nog krijgen een vol uitzet van linnen die haar nog niet gegeven is en daarnaast nog een kast en een koe. Na het overlijden van de voornoemde ouders van de bruidegom wordt vaders kleding, linnen en wol vererft aan de zonen, en moeders kleding, linnen en wollen vererft aan de dochter. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende. De broer van de bruidegom mag tot zijn trouwen en bij ziekte en ongemak in het ouderlijke huis mogen blijven wonen en verzorgd worden.
De akte wordt ondertekend door Jan Holter, Jennigijen Wolbenk, Hendrik Wolbink de vader en momber van de bruid, Jan Holter de vader van de bruidegom, Jannegien Harmsen de moeder van de bruidegom, Hendrik Jacobsen en Hermen Holter.
Actum Hardenberg, 23 april 1774.

Folio 273 vo, 274 Maagscheiding door Jacob Lijsen en zijn huisvrouw Kunnegien Hendriksen, en de kinderen genaamd Jan Jacobsen, Hendrik Jacobsen met zijn huisvrouw Annegien Holter, Geertien Jacobsen. Hendrik Jacobsen met zijn huisvrouw Annegien Holter krijgen de halfscheid van het bezit van Jacob Lijsen en zijn huisvrouw Kunnegien Hendriksen en gaan samen de huishouding voeren, en krijgen na het overlijden van Jacob Lijsen en zijn huisvrouw het volle eigendom. In voldoening van de erfportie van de overige twee broers en twee zusters van Hendrik Jacobsen wordt een regeling getroffen, zij krijgen na het overlijden van hun ouders of wanneer zij eerder komen te trouwen het volgende. Jan Jacobsen 25 guldens en een bruidegomkleed; Derk Gerrit Jacobsen een bruidegomskleed; Geertien Jacobsen een behoorlijk uitzet van beddegoed, bruidszwarte klederen, een koebeest en een kist of in plaats van die kist tien guldens; Harmtien Jacobsen een behoorlijke uitzet van beddegoed, bruidszwarte klederen, een koebeest, en een kist of in plaats van die kist 10 guldens. Na het overlijden van Jacob Lijsen worden klederen gedeeld door zijn beide zoons Hendrik- en Derk Gerrit Jacobsen. Na het overlijden van Kunnegien Hendriksen worden haar klederen en wat er verder in haar kist wordt gevonden gedeeld worden door haar beide dochters Geertien- en Harmtien Jacobsen. De kinderen van Jacob Lijsen en zijn huisvrouw Kunnegien Hendriksen zullen tot hun trouwen en bij ziekte en ongemak in het ouderlijk huis mogen blijven wonen en verzorgd worden, en het kleermakersloon zal voor hun uit de ouderlijke boedel betaald worden.
Actum Hardenberg, 25 april 1774.

Folio 274 vo Testament van Jan Hoberts te Ane. Hij benoemt tot zijn enige en universele erfgename zijn nicht Jannegien Gerritsen, wonende thans voor meid bij hem testator en bij zijn broer Harmen Hoberts.
Actum Ane, 27 april 1774.

Folio 275 Huwelijkse Voorwaarden van Asse Jansen, jongman, en Geertien Harmsen, jongedochter, geadsisteerd met haar broer Gerrit Geertmans als haar verkoren Momboir. Zij maken een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Asse Jansen, Geertijen Heermsen, Jannegien Geertsen de moeder van de bruidegom, Trijne Geerts de moeder van de bruid, Gerrit Geertmans, Hermen Yansen en Jan Herms.
Actum Brucht, 29 april 1774.

Folio 275 vo Momberstelling. Op 4 september 1773 zijn Momboiren aangesteld over Janna Kleinties, minderjarige dochter van wijlen Jan Kleinties en Annegien Gerberts, in leven ehelieden te Gramsbergen. Momboiren werden Wolter Gerberts en Hend. van der Hulst, de eerste oom en de tweede neef van Janna Kleinties. Nu voor enigen tijd is komen te overlijden Wolter Gerberts, wordt in zijn plaats een andere Momboir aangesteld. Als Momboir wordt aangesteld Harmen Schonekamp, zijnde een neef van Janna Kleinties.
Hardenberg, 4 mei 1774.

Folio 275 vo, 276 Maagscheiding door Derk Rigterink en zijn huisvrouw Harmtien Hendriksen, en hun kinderen Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw Jannegien Jansen, Gerrit Rigterink, en Egbert Baarslag met zijn huisvrouw Jannegien Rigterink. Ze hebben gezamenlijk besloten om tot een boedelscheiding te komen. Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw Jannegien Jansen zullen van nu aan de volle eigendom hebben van het bezit van zijn ouders Derk Rigterink en Harmtien Hendriksen, hiervan uitgezonderd alleen een dagwerk hooiland genaamd de Steenmaat, gelegen over de Vecht, en de iemen. Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw Jannegien Jansen zullen zijn ouders de tijd van zijn leven moeten onderhouden en verzorgen in kost en kleding, en daar en boven aan iedere ouder voor particulier gebruik moeten geven een somma van 17 gulden en 10 stuivers jaarlijks, en voor de moeder jaarlijks een spint lijn zaaien. De iemen houden de ouders voor zichzelf en zal na hun overlijden worden gegeven aan Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw, en wel zo, een helft wanneer de vader is overleden en een helft als de moeder is overleden. Hetgeen door de ouders na deze mocht worden overgewonnen zal verdeeld worden onder de kinderen of hun erfgenamen. Na het overlijden krijgen de beide zoons de kleding van vader en de dochter de kleding van moeder. Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw. In voldoening van de erfportie zullen Hendrik Rigterink met zijn huisvrouw Jannegien Jansen in mei 1775 moeten uitkeren, aan zijn broer Gerrit Rigterink een somma van 800 Car. guldens en bij zijn trouwen een behoorlijk uitzet en een enter paard, aan zijn zuster Jannegien Rigterink met haar eheman een somma van 450 Car. guldens. Verder krijgt Jannegien Rigterink met haar eheman de voornoemde dagwerk hooiland genaamd de Steenmaat, gelegen over de Vecht.
Actum Hardenberg, 7 mei 1774.

Folio 276 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Berend van ‘t Holt en zijn huisvrouw Geesjen Derksen, aan Maria Westhof weduwe van wijlen Gerh. van de Marienberg, voor een somma van 300 Car. guldens. Als onderpand dient een dagwerk hooiland op het Baalder slag te Baalder. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 9 maart 1789 is voldaan.
Actum Hardenberg, 7 mei 1774.

Folio 277 Momberstelling door Jan Waterink, weduwenaar van wijlen Jannegien Jansen. Hij is voornemens in het huwelijk te treden met Grietien Reinders. Hij stelt Momboiren aan over zijn minderjarige dochtertje uit zijn vorige huwelijk, genaamd Jannegien Waterink, betreffende erfuiting van het Moederlijke Goed. Momboiren worden Roelof Hurink en Jan Bosman, beide omen van het kind.
Hardenberg, 20 mei 1774.

Folio 277, 277 vo Huwelijkse Voorwaarden van Jan Waterink, weduwenaar van wijlen Jannegien Jansen, en Grietien Reinders, jongedochter, geadsisteerd met haar oom Lubbert Reinders als haar verkoren Momboir. Het dochtertje van de bruidegom en wijlen Jannegien Jansen, genaamd Jannegien Waterink krijgt in voldoening van haar moederlijke nalatenschap op heden over een jaar een somma van 250 guldens, van de somma van 400 guldens die de ouders van haar overleden moeder aan de bruidegom verstrekt hebben, waarna de ander 150 guldens aan de bruidegom tot een gedachtenisse van zijn overleden vrouw verblijven. Verder zal het dochtertje van de bruidegom nog erven en profiteren al het geen de ouders van haar overleden moeder wegens haar verdere moederlijke goederen aan haar gemaakt en bewezen zal worden, gelijk mede haar overleden moeders kast en kist met al haar klederen. Het dochtertje van de bruidegom zal tevens op haar ouderlijke erf mogen introuwen, en als zij 20 jaar oud is vier stukken gebleekt linnen krijgen van ieder van 20 dubbele ellen lang. Het voornoemde dochtertje wordt tevens erfgename, samen met eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen.
De akte wordt ondertekend door Jan Waterink, Grijetijen Reijnders, Engbert Reinders, Geertruit Habers, Hermen Konijgh, Lubbert Reiders, Roelef Huerenk, Jan Bosman, Willem Loshaar, Hannes Waterink, Annegjen Berents, Yan Hindrick Balhaar, Berentien Harmsen de vrouw van Jan Hendrik Balhaar, en Teunis Hannes Waterink.
Actum Hardenberg, 20 mei 1774.

Folio 278, 278 vo Huwelijkse Voorwaarden van Egbert Hendriksen, jongman , en Zwaantien Goossens, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Goossen Hanekamp als haar verkoren Momboir. Zij krijgen het volle eigendom van het bezit van de bruidegom zijn ouders Hendrik Egbertsen Doeseman en van wijlen Fennegien Jansen. De bruidegom en bruid moeten de bruidegom zijn vader de tijd van zijn leven behoorlijk onderhouden en huisvsting, kost, drank en linnen kleding, en zal hij verder genieten voor particulier gebruik, de vruchten van een veenakker gelegen op ‘t Collendoornseveld naast de akker van de Heer van Sijtzama, vijf schapen, en de halfscheid van de iemen. In voldoening van de erfportie van de twee zusters van de bruidegom, genaamd Egbertien Hendriks huisvrouw van Jan Hendriks Otten, en Hendrikjen Hendriks huisvrouw van Jan Hendriks Nijsink, wordt een regeling getroffen. Egbertien Hendriks krijgt als zij 30 jaar oud is een somma van 125 guldens buiten en behalve dat zij reeds genoten heeft. Hendrikjen Hendriks krijgt in de herfst van 1775 een somma van 200 Car. guldens, en dan nog als zij 30 jaar oud is een somma van 125 guldens, en zal aan haar nog moeten worden gegeven een koe en een kast, zoals haar zuster ook heeft genoten. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Egbert Hendriksen, Swaantien Goossen, Hendrik Egbertsen Doeseman de vader van de bruidegom, Jan Hendriks Otten, Egberten Hendriksen, Jan Hendriks Nijenk, Hendriken Hendriksen, Goossen Haanekamp, Fennegien Harmsen de moeder van de bruid en Yan Hanekamp.
Actum Hardenberg, 28 mei 1774.

Folio 279 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jannegien Arends, weduwe van wijlen Gerrit Slingenbergh, voor haarzelf en als moeder en wettige voogdesse van haar minderjarige kinderen, in deze geadsisteerd met Reinh. Weerts als haar verkoren Momboir, aan Rutg. Mazier, rustend leraar van de gemeente Gramsbergen, en zijn ehevrouw Johanna Hendrina van Dijk, voor een somma van 300 Car. guldens. Als onderpand dienen vier dagwerken hooiland onder Gramsbergen.
Actum Hardenberg, 31 mei 1774.

Folio 279 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Hendrik Baarslag en Jan Baarslag, beide in kwaliteit als Momboiren over de vier minderjarige kinderen van wijlen Gerrit Huijsken en Annegien Baarslag in leven ehelieden, genaamd Jan-, Maria-, Abraham- en Jannegien Huijsken, aan Jan Boerink Merjenberg en Roelof Reinders, in kwaliteit als Momboiren over de nagelaten kinderen van wijlen Gerrit Benen en Lammegien Reinders in leven ehelieden, genaamd Jan- en Grietien Benen, voor een somma van 350 Car. guldens. Als onderpand dienen een dagwerk hooiland in de Winkel, en een stuk zaailand van twee en half schepel op de Esch, beide te Gramsbergen. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 8 december 1780 is afgelost.
Actum Hardenberg, 31 mei 1774.

Folio 280, 280 vo Huwelijkse Voorwaarden van Jan Lubberts, jongman, en Aaltien Roelofs, jongedochter, geadsisteerd met haar oom Hendrik Lucas als haar verkoren Momboir. Zij krijgen het volle eigendom van het bezit van de bruid haar overleden ouders wijlen Roelof Gerritsen en wijlen Geertien Roelofs, hebbende gewoond op ‘t Erve Hekgeerts op ‘t Klooster Sibculo. In voldoening van de erfportie van de broer van de bruid, genaamd Gerrit Roelofs wordt een regeling getroffen, hij krijgt 25 schapen, als hij 25 jaar oud is of eerder komt te trouwen een somma van 125 guldens, en als hij komt te trouwen de op een na beste koe uit de stal van de bruidegom en bruid. Voorts zal de broer van de bruid tot zijn trouwen en bij ziekte en ongemak in het huis mogen blijven wonen en verzorgd worden. Het bruidspaar zal verder de tijd van haar leven moeten onderhouden en verzorgen in behoorlijke huisvesting, kost en klederen, de tante van de bruid, genaamd Jannegien Lamberts, en voor haar te houden tien schapen in ‘t schot, mits zij ook na vermogen werkt tot des huizes beste. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Jan Lubberts de bruidegom, Aaltijen Roelofsen, Hendrijk Gerrijts Luikes, Lubbert Lamberts de vader van de bruidegom, Gerrit Roelofsen, Albert Lamberts, Hendrik Lamberts en G. Mentsen.
Actum Hardenberg, 4 juni 1774.

Folio 280 vo Testament van Hermen Hendriksen. Hij benoemt tot zijn enige en universele erfgenamen zijn neef Jan Gerritsen Steegeman met zijn huisvrouw Janna Snijders en bij hun vooroverlijden hun kinderen.
Actum Hardenberg, 9 juni 1774.

Folio 281 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jacob Leeuwen en zijn ehevrouw Gerharda Maria ter Poorten, Hermannes Henricus ter Poorten predikant op de Avereest, Johannes Kuiper met zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, en Hermannes Henricus ter Poorten voornoemd, burgemeester B. van Borne, en Ds Will. Stolte in kwaliteit als voogden over Petronella ter Poorten, Johannes ter poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, te samen kinderen en medeerfgenamen van wijlen Geertruid Smook, weduwe van wijlen predikant J.J. ter Poorten, aan hun medeerfgenamen Hendrik Groskamp, koopman te Amsterdam, en zijn ehevrouw Asselina Hendrica ter Poorten, voor een somma van 2800 Car. guldens. De somma zal door de comparanten worden afgelost uit de tuchtgoederen welke door hun tante, de weduwe van Gerh. van de Marienberg, worden bezeten als die aan voornoemde erfgenamen ter Poorten zullen zijn vervallen. Als onderpand dient hun eigendommelijke aandeel in de nabenoemde goederen; acht dagwerken hooiland op de Heerenmaat te Gramsbergen, de Katerstede Nijkamp te Bergentheim, en de Katerstede Meijerink of Olijslager met daarbij behorende losse landerijen te Brucht. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 7 september 1792 is afgelost.
Actum Hardenberg, 16 juni 1774.

Folio 281 vo, 282 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Alexander Baron van Bentinck,als gevolmachtigde van zijn broer Joachim Baron van Bentinck, Heer van Wolda, luid procuratie voor de Richter en Gograaf van de Heerlijkheid Emlenkamp op 16 juni 1774, aan Hendrik Plas, Hendrik Jan Cras, Gerrit van Langen en Jan Maarlink of nu genaamd Weggebakker, voor een somma van 3250 guldens. Als onderpand dienen de navolgende landerijen in de buurtschap Holtheme; den Bosch, de beide Lage Holhorsten en hetgeen zijn broer toebehoort op Plasesch. Over de somma wordt de eerste acht jaar geen rente betaalt omdat de aan de hypotheek verbonden goederen gebruikt mogen worden en voornoemde hypotheekverstrekkers de vruchten daarvan mogen genieten. De kantlijn vermeldt dat de obligatie en hypothecatie op 1 oktober 1804 is afgestaan aan A. van Bentinck.
Actum Hardenberg, 17 juni 1774.

Folio 282, 282 vo Procuratie of Volmachtstelling voor de Richter en Gograaf van de Heerlijkheid Emlenkamp. Joachim Baron van Bentinck, Heer van Wolda verklaart zijn broer Alexander Baron van Bentinck tot zijn volmachtigde, voor hetgeen in de voorgaande akte is geschreven.
Emlenkamp, 16 juni 1774.

Folio 282 vo Momberstelling door Jannegien Gerrits, weduwe van wijlen Jan Jansen, geadsisteerd met haar zwager Gerrit Heidentrijk als haar verkoren Momboir. Zij is voornemens in het huwelijk te treden met Hendrik Alberts. Zij stelt Momboiren aan over haar drie nog minderjarige kinderen uit haar vorige huwelijk, genaamd Jan-, Gerrit- en Hendrik Jansen, betreffende erfuiting van het Vaderlijke Goed. Momboiren worden Jan Slotman en Harmen Jansen, beide omen van de kinderen.
Hardenberg, 30 juni 1774.

Folio 282 vo, 283 Huwelijkse Voorwaarden van Hendrik Alberts, jongman, en Jannegien Gerrits, weduwe van wijlen Jan Jansen, geadsisteerd met haar zwager Gerrit Heidentrijk als haar verkoren Momboir. De kinderen van de bruid en wijlen Jan Jansen, genaamd Jan-, Gerrit- en Hendrik Jansen, krijgen in voldoening van een vaders nalatenschap ieder als zij 25 jaar oud zijn of eerder mochten trouwen een somma van 10 guldens. De kinderen worden erfgenaam, samen met de eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen.
De akte wordt ondertekend door Hendrik Alberts, Jannegien Gerrits de bruid, Gerrit Heidentrijk de momber van de bruid, Harmen Jansen, Jan Slotman en L. Rustenberg.
Actum Hardenberg, 30 juni 1774.

Folio 283 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door H. Kronenberg, als gevolmachtigde van Joh. Heidentrijk Baron van Coevorden en Het Wegdam, en zijn ehevrouw A.J. Baronnesse van Raesfelt, luid akte van procuratie in dato Wegdam 29 juni 1774, voordragende hoe dat zijn comparants principalen voorts uit hoofde van een obligatie in dato Hilderdink, karspel Dalfsen, 22 augustus 1765, wegens opgenomen penningen, aan hun respectieve schoonzuster en zuster E.S. Baronnesse Sloet geboren Baronnesse van Raesfelt, voor een somma van 500 Car. guldens, verder zijn zij nog schuldig een somma van 750 Car. guldens volgens obligatie in dato Hilderdink 6 januari 1772, alsmede een somma van 1800 guldens uit hoofde van een obligatie in dato 5 november 1773, tezamen uitmakende 3050 Car. guldens. Als onderpand dienen zijn principalen personen en goederen en speciaal de vijfde portie van zijn vrouw principalinne in de Havesathe, huizen, erven, landerijen en vaste goederen van de Scheer in het karspel Hardenberg, boerschap Holthone gelegen, dewelke zij samen met haar broers en zusters heeft geërft uit de nalatenschap van hun vader A.O. van Raesfelt tot den Pol.
Actum Hardenberg, 4 juli 1774.

Folio 284, 284 vo Procuratie of volmachtstelling op Het Wegdam door Joh. Heidentrijk Baron van Coevorden en Het Weldam, en zijn ehevrouw A.J. Baronnesse van Raesfelt, die H. Kronenberg benoemen tot hun gevolmachtigde voor hetgeen in de voorgaande akte is geschreven.
Actum op het Huize Wegdam, 29 juni 1774.

Folio 285 Testament van Geertien Hendriksen, in deze geadsisteerd met Hend. Regtuit als haar verkoren Momboir. Zij benoemt tot haar enige en universele erfgenamen haar zuster IJde Hendriksen en haar eheman Jan Hutten of bij hun vooroverlijden hun kinderen.
Actum Baalder, 4 augustus 1774.

Folio 285 vo Overdracht van de halfscheid van de Veenplaats Warners genaamd op het Collendoornerveen, door Gerrit Warners en zijn huisvrouw Janna Alberts, aan R.B.R. Graaf van Rechteren, Heer van Gramsbergen en Collendoorn, etc., etc, etc. Het andere deel van de genoemde Veenplaats is reeds in bezit van de voornoemde Graaf van Rechteren.
Actum Hardenberg, 1774.

Folio 286 Momberstelling door Jan Jurriens Tangenberg, weduwenaar van wijlen Hermina Deurink. Hij is voornemens in het huwelijk te treden met Hermtien Timmerman. Hij stelt Momboiren aan over zijn minderjarige zoon uit zijn vorige huwelijk, genaamd Jan Tangenberg, betreffende erfuiting van het Moederlijke Goed. Momboiren worden Harmen Jurriens en Roelof Reinders, de eerste oom en de tweede neef van het kind.
Gramsbergen, 9 september 1774.

Folio 286, 286 vo Huwelijkse Voorwaarden van Jan Jurriens Tangenberg, weduwenaar van wijlen Hermina Deurink, en Hermtien Timmerman, jongedochter, geadsisteerd met haar broer Willem Timmerman als haar verkoren Momboir. De zoon van de bruidegom en wijlen Hermina Deurink, genaamd Jan Tangenberg krijgt in voldoening van zijn moeders nalatenschap als hij 25 jaar oud is of eerder komt te trouwen het woonhuis, van wijlen Egb. Maate aangeërft, de halfscheid van zes schepel zaailand op de Oosteresch, en een dagwerk hooiland in de Winkel, beide van voornoemde Egbert Maate aangeërft, alsmede zijn moeders klederen, zilver en goud tot haar lijf hebbende behoord, exempt de ene gouden ring en zilveren snuifdoos. Het bruidspaar maakt een testament op langstlevende. De voornoemde zoon van de bruidegom en wijlen Hermina Deurink wordt erfgenaam, samen met de eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen, aan de drie broers van de bruid en bij hun vooroverlijden aan de erfgenamen zal nog wel een somma van 100 guldens gegeven moeten worden.
De akte wordt ondertekend door Jan Juriens Tangenberg, Hermtien Timmerman, Willem Timmermans, Herm Timmermans, Albert Tangenberg, Gerrit Nijman, Jan Herms, Hermen Yursen, Roelof Reijnders, Albert Wilp en Yan Hannessen.
Actum Gramsbergen, 9 september 1774.

Folio 287 Momberstelling door Hendrikjen Jansen, weduwe van wijlen Hend. van den Hof, geadsisteerd met Jan van den Hof als haar verkoren Momboir. Zij is voornemens in het huwelijk te treden met Jan Everts. Zij stelt Momboiren aan over haar drie nog onmondige kinderen uit haar vorige huwelijk, genaamd Geesjen-, Harmen- en Jan van den Hof, betreffende erfuiting van het Vaderlijke Goed. Momboiren worden Gerrit Kamferbeek en Harmen Brink, de eerste oom van de vaders zijde en de tweede oudoom van de moeders zijde van de kinderen.
Hardenberg, 7 oktober 1774.

Folio 287, 287 vo Huwelijkse Voorwaarden van Jan Everts, jongman, en Hendrikjen Jansen, weduwe van wijlen Hendrik van den Hof, geadsisteerd met Jan van den Hof als haar verkoren Momboir. De kinderen van de bruid en wijlen Hendrik van den Hof, genaamd Geesjen-, Harmen- en Jan van den Hof, krijgen in voldoening van hun vaders nalatenschap als zij 25 jaar oud zijn, of eerder komen te trouwen, een ieder een somma van 45 guldens, en dan nog als ze komen te trouwen, aan de zonen behoorlijke bruidegomskleding, en aan de dochter behoorlijke bruidskleding en een bed met zijn toebehoren. Voorts mag een van de kinderen, tot keure van het bruidspaar, mogen introuwen, mits de andere kinderen een behoorlijke vergoeding krijgen. De voornoemde kinderen worden erfgenamen, samen met de eventueel uit dit huwelijk nog te geboren kinderen.
Actum Hardenberg, 17 oktober 1774.

Folio 288 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Lubbertus Sierink en zijn ehevrouw Margareta Ulenberg, aan Hans Jacob Werndlij, burgemeester en ontvanger van de Stad Coevorden, en zijn ehevrouw Joanna Clinge, voor een somma van 400 Car. guldens. Als onderpand dienen twee koeweiden op de Meulenbeld, zijnde een gerechte derde part van de Meulenbeld gelegen rondom de molen te Heemse.
Actum Hardenberg, 22 oktober 1774.

Folio 288 vo, 289 Maagscheiding door Harmina Berends, weduwe van wijlen Jan Lubberts op ‘t Stoeten te Rheeze, voor haarzelf en als moeder en voogdesse van haar minderjarige kinderen, zijnde zij in deze geadsisteerd met haar broer Harmen Hulsebos als haar verkoren Momboir, verder nog haar twee zoons Lubbert Jansen en Jan Jansen, en dan nog de verdere hier ondergetekende personen, zijnde omen en tantes over de kinderen van wijlen Jan Lubberts en Harmina Berends. De oudste zoon van wijlen Jan Lubberts en Harmina Berends, genaamd Lubbert Jansen krijgt de volle eigendom van het bezit van zijn voornoemde ouders, uitgezonderd de kleding, zowel van linnen als wollen, van zijn moeder Harmina Berends, die na haar overlijden door haar dochters zal worden verdeeld. Harmina Berends zal zelf voor de helft de huishouding blijven voeren. Voornoemde Lubbert Jansen zal moeten uitkeren aan zijn vier broers en drie zusters, genaamd Jan-, Gerrit-, Jannes-, Harmen-, Geertien-, Jannegien- en Berendina Jansen, in voldoening van hun erfportie, als ze 25 jaar oud zijn of eerder komen te trouwen, een ieder een somma van 100 guldens, en dan nog als ze komen te trouwen aan elk van de broers geven behoorlijke bruidegomskleding, een enter paard en een kist, en aan elk van de zusters behoorlijke bruidkleding, een bed met toebehoren, een drachtig koebeest en een vuren kast, en als het van node is aan de drie zusters een bijbel met zilveren krappen, en aan de drie jongste broers als het van node is ieder zilveren schoen- en broekgespen en een damasten borstrok met zilveren knopen, zo als de oudsten thans hebben. De gemelde broers en zusters zullen uit de ouderlijke boedel en goederen moeten worden opgevoed en onderhouden worden tot zo lang ze in staat zijn hun eigen kost en kleding te verdienen, bovendien zullen ze zo lang ze ongetrouwd zijn en bij ziekte en ongemak in de ouderlijke woning mogen blijven wonen en verzorgd worden.
De akte wordt ondertekend door Hermijne Berents, Hernen Holsebos, Lubberd Jansen, Jan Jansen, Jan Hermsen, Hend. Welink, Willem Gerritsen, Everd Wessels, Aaltien Harmsen de weduwe van Harm. Arends, en Aaltien Gerrits de huisvrouw van Harm Hulsebosch.
Actum Hardenberg, 22 oktober 1774.

Folio 289 vo Overdracht van vier dagwerken hooiland, zijnde mandelig met twee dagwerken toebehorende aan Jacob Hendriks en zijn broer en zusters, gelegen in de Meene, door Derk Slotman en zijn huisvrouw Zwaantien Harmsen te Bergentheim, aan Jan Martens en zijn huisvrouw Harmtien Jansen, thans woonachtig op Altena op ‘t Anerveen.
Actum Hardenberg, 4 november 1774.

Folio 290 Momberstelling. “Erschenen in desen Ed. gerigte Egbert Roelofsen Nijmeijer Weduwenaar van Wijlen Jannegien Gerritsen Nijmeijer, zeggende voornemens te sijn sig wederom in Huwelijk te begeven met Jannegien Martens; Dog alvorens daar toe te treden, willende Doen behoorlijk bewijs en erfuittinge aan sijne minderjarige dogter bij wijlen sijn voorn: Vrouw in eghte verwekt, genaamd Hillegien Egberts Nijmeijer, wegens derselver aanbestorvene moederlijke goederen; versoekende derhalven, dat over gem: sijne Dogter bequame Momboiren mogen worden aangesteld, daartoe presenterende Jan Roelofsen Nijmeijer en Gerrit Gerritsen Nijmeijer beide oomen over voorn: sijnen Dogter van de Vaders en de Moeders zijde; welke beide mede alhier in den gerigte sijn gecompareerd en hebben de voors. Momboirschap aan genomen, en bij Handtastinge beloofd haar gemelde pupils interesse en voordeel te sullen soeken, en in alles te willen doen en verrigten so als goede en getrouwe Momboirs na Landregte verpligt sijn.
Vervolgens is aan voorn: Hillegien Egberts Nijmeijer voor haar overleden Moeders nalatenschap bewesen so als hier na bij de Huwelijxvoorwaarde tusschen gem: Egbert Roelofsen Nijmeijer en Jannegien Martens, in dato deses opgerigt staat gemeld, waar toe men sig verders bij desen refereerd, en waar mede voors. Momboirs verklaarden vredig te wesen”.
Hardenberg, 19 november 1774

Folio 290, 290 vo Huwelijkse Voorwaarden. “Ik Jacob van Reimsdijk van wegens Hoger Overigheid Verw: Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen; Doe cond en Certificere hier mede dat voor mij en keurnoten die waren Secret: B.G. Kramer en Alb: Gerrits, in den gerigte gecompareerd en Erschenen sijn, de Ondergeschreven personen, dewelke verklaarden met Weersijds naaste vrienden raad en consent een Wettelijk Huwelijk gededingd en gesloten te hebben tusschen Egbert Roelofsen Nijmeijer Weduwenaar van Wijlen Jannegien Gerritsen Nijmeijer als Bruidegom ter eenre, en Jannegien Martens jonge Dogter als Bruid ter andere zijde, zijnde sij Bruid in desen geadsisteerd met haar Oom Gerrit Nijmeijer als haren Momboir; En dat wel op navolgende voorwaarden.
Eerstelijk is geconditioneerd dat de Dogter van de Bruidegom genaamd Hillegien Egberts Nijmeijer, bij wijlen sijn voorn: vrouw in echte verwekt, voor en in voldoeninge van deselver overleden Moeders gehelen Nalatenschap, waar onder begrepen al het geene dat de ouders van haar voors. overleden Moeder komen natelaten en op haar moeste devolveren, sal erven genieten en profiteren, Haar overleden Moeders kiste en also haar Overleden Moeders klederen, en als sij vijf en twintig jaar oud is of als eerder mogte komen te trouwen een somma van Drie honderd gulds. aan geld, en dan nog als komt te trouwen behoorlijke Bruidsklederen en Bedden met sijn toebehoren, als ook een paar groene gordijnen, en een kaste.
Verders is gecnditioneerd, en verklaarde de Bruid met haar gem: Momboirs sijnde geadsisteerd, de voorn. Dogter van de Bruidegom bij desen aan te nemen en te stellen als haar echte kind en toekomende Erfgename, om met sodane kind of kinderen als van haar selvs mogten geboren worden, na haar overlijden, haare Nalatenschap te erven en te profiteren, en so sij Bruid bij haar Overlijden geen kind of kinderen van haar selvs geboren mogte nalaten, so verklaarde deselve als dan de voors. Dogter van de Bruidegom bij desen te institueren en te nomineren tot haare enige en Universele Erfgename.
Wijders is nog geconditioneerd, dat de voorn. Dogter van de Bruidegom van nu aan sal hebben tien Schapen en vier ijmen, en daar van jaarlijx de opkomsten sal genieten, tot so lange als in haar ouders huijs sal verkeren. En sal voorn: Dogter nog profiteren vier stukken Linnen, een stukjen gansogen, Een bijbel met zilvere krappen en een zilvere beugel, te samen sig thans in haar overleden Moeders kiste bevindende. En sal voor deselve Dogter als sestien jaar oud is tot so lange in haar ouders huijs verkeerd, door haar voorn. Ouders moeten worden gezaaijd, jaarlijx en alle jaren een spind Lijn.
Voorst zal door Bruidegom en Bruid, tot voortsettinge en onderstond deses Huwelijx, moeten worden aan en bijgebragt, alle haar hebbende en krijgende goederen, geen uitgesonderd.
Alle het voorschreven, verklaarden sij Comparanten met malkanderen geconvenieerd en geaccordeerd te hebben, willende en begerende dat hetzelve stiptelijk sal worden nagekomen, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hier in niet mogten sijn geobserveerd.
In kennisse der Waarheid, is desen door mij Verw. Scholtus, met Comparanten Bruidegom en Bruid, Momboirs en verdere aanwesende Vrienden getekend, en door mij gezegeld, en om dat sij Comparanten geen zegels en hadden so hebbe op haar versoek desen voor haar allen met mijn kleine Zegel mede verzegeld”.
De akte wordt ondertekend door Egbert Roelofs Nijemeijer, Yennegin Martens, Gerrit Nijmeijer de momber van de bruid, Jan Roelofs Neiemeiers, Gerrit Gerrits, Yan Hendrijks en Hannes Martens.
Actum Hardenberg, 19 november 1774.

Folio 291 Overdracht van twee stukken zaailand naast elkaar groot ongeveer drie mudden land op de Veldeneresch, dan nog het woeste hoekje tegen de voornoemde gedeelten gelegen, afkomstig uit het Erve Bouwhuijs te Den Velde, door E.G. Molckenbour, luitenant in het Regiment van Heer Kolonel Erfprins van Nassau Weilburg, in kwaliteit als gevolmachtigde van de Heer C.W.J. Baron van Coeverden tot den Doorn en van zijn huisvrouw Hendrina Jacoba Baronnesse van Coeverden tot Doorn geboren Baronnesse van Raesfelt, luid procuratie voor het Scholtengericht van Zwolle en over Zwollerkerspel op 14 november 1774, aan Claas Grimmerink en zijn huisvrouw Lutger Grimmerink, voor een somma van 700 Car. guldens. De voornoemde goederen zijn volgens Koopbrief door Claas Grimmerink op 7 augustus 1774 aangekocht.
Actum Hardenberg, 24 november 1774.

Folio 291 vo Overdracht van de halfscheid van een stuk land de Koeweijde genaamd, zijnde in ‘t geheel zes koeweiden, gelegen aan de Vecht in of bij de Telgte te Brucht, door burgemeester Barend van Borne, in kwaliteit als gevolmachtigde van Silvester Diderik Smook, auditeur militair van het garnizoen te Coevorden, en zijn ehevrouw H.P. Tijdeman, luid procuratie op het garnizoen Coevorden op 4 mei 1773, aan zijn gemelde principalen zuster de weduwe van wijlen de Heer J.H. Metting te Ibbenburen. De andere halfscheid van de Koeweijde behoord toe aan de erfgenamen van wijlen zijn zuster de weduwe ter Poorten.
Actum Hardenberg, 30 november 1774.

Folio 292 Overdracht van een stuk groenland, genaamd de Meermaate, gelegen langs de Vecht te Diffelen, door burgemeester Barend van Borne, in kwaliteit als gevolmachtigde van de goedsheeren en erfgenamen van de Marke van Diffelen, luid zijn resolutie van 21 mei 1773, aan Egbert Roelofsen Nymeijer en aan zijn zwager Gerrit Gerritsen Nymeijer, ieder voor een halfscheid. De goederen zijn op 28 november 1771 bij publieke verkoping aangekocht. De koopsom is voldaan aan de Verw. Scholtus, die deze weer voldaan heeft aan de Heer F.A. van Ittersum als Markten Richter van Diffelen.
Actum Hardenberg, 30 november 1774.

Folio 292 vo Overdracht van anderhalf dagwerk hooiland, gelegen in de Mosmaate bij het Varel, zijnde oorspronkelijk uit het Erve Meijerink te Anerveld, door Hendrik van ‘t Holt voor zichzelf en als vader en voogd van zijn minderjarige kinderen, aan Gerrit Warners en zijn huisvrouw Janna Alberts. De anderhalf dagwerk hooiland is mandelig met twee en half dagwerk hooiland dat door voornoemde G. Warners van de weduwe Odink is aangekocht en een dagwerk hooiland, toebehorende aan J.C. Kragt. De anderhalf dagwerk hooiland is door Gerrit Kwant bij publieke verkoping op 17 mei van dit jaar aangekocht.
Actum Hardenberg, 2 december 1774.

Folio 293 Overdracht van een zesde part van de Windmolen met het Recht van dien, staande te Gramsbergen, alsmede van het woonhuis en hof daarbij gelegen op de Oldenhof onder Gramsbergen, door Hendrik Nagel en zijn ehevrouw Anna Bosch, aan haar broer Derk Bosch en zijn ehevrouw Geertruid Marienberg. De bovenstaande goederen zijn op 30 oktober 1761 bij testament aan Anna Bosch, dochter van Hendrik Bosch en Hendrikjen Bosch, gelegateerd door haar oom Jan Bosch en zijn ehevrouw Zwaantien Boerink. Haar voornoemde tante Zwaantien Boerink weduwe Bosch houdt bij deze nogtans oververminderd en onverkort het recht van vruchtgebruik, zo aan haar Zwaantien Boerink is competerende.
Actum Hardenberg, 3 december 1774.

Folio 293 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Hendrik van der Hulst en zijn huisvrouw Geesjen Tangenberg, aan de Diaconie van Gramsbergen , voor een somma van 150 Car. guldens. Als onderpand dient een dagwerk hooiland of wel de halfscheid van hun twee dagwerken hooiland, gelegen in het Hoogeland onder Gramsbergen.
Actum Hardenberg, 6 december 1774.

Folio 294 Overdracht van de Keuterplaats Amsink, thans bewoond en gebruikt door Hendrik Amsink, te Brucht, bestaande uit het woonhuis, de gooren aan de achtersten Oosterkamp, de gooren aan de Koesteeg met zijn boomgewas, de volgende zaailanden, voor het huis van Jan Roben groot drie schepel met zijn recht van whare uit het Erve Amsink, het Bollemaat stukje groot twee schepel, een stuk voor de Oosterkamp van vier schepel, een stuk achter op de Oosterkamp van twee en half schepel, zijnde de gemelde vier stukken zaailand theindbaer, twee stukjes in ‘t Leegekampjen van drie schepel, en een hoekland genaamd de Oude Schuurenstee thans in gebruik bij Theunis Nijsink en gehorende bij deze Keuterplaats, een vierendeel whaere in de Bruchtermarkte uit het Erve Amsink, dit alles met uitzondering van het heggenakkermaalshout met zijn grond op of langs de voornoemde Landerijen gelegen en de eiken bomen op de Oosterkamp staande, die alle door de verkopers aan zich zijn behouden, door burgemeester B. van Borne, in kwaliteit als gevolmachtigde van Herm. Henr. ter Poorten predikant te Avereest, luid procuratie op 20 september 1774 voor dit Gericht gepasseerd, van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw Asselina Hendrica ter Poorten, luid procuratie voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdan op 24 augustus 1774 gepasseerd, van Jacob Leeuwen en zijn ehevrouw Gerharda Maria ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774 gepasseerd, van Johannes Cuper met zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie op 22 december 1772 voor dit Gericht gepasseerd, en dan nog , burgemeester B. van Borne voornoemd, predikant Will. Stolte en Herm. Henr. ter Poorten voornoemd in kwaliteit als voogden over Petronella ter Poorten, Johannes ter poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, allen tezamen kinderen en medeerfgenamen van wijlen Geertruid Smook, weduwe van wijlen predikant J.J. ter Poorten, aan Gerrit Gerritsen. Voornoemde Gerrit Gerritsen heeft deze keuterplaats op 28 juni 1774 bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 9 december 1774.

Folio 294 vo Overdracht van het Erve Mas of Masman te Radewijk, door burgemeester B. van Borne, in kwaliteit als gevolmachtigde van Herm. Henr. ter Poorten predikant te Avereest, luid procuratie op 20 september 1774 voor dit Gericht gepasseerd, van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw Asselina Hendrica ter Poorten, luid procuratie voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdan op 24 augustus 1774 gepasseerd, van Jacob Leeuwen en zijn ehevrouw Gerharda Maria ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774 gepasseerd, van Johannes Cuper met zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie op 22 december 1772 voor dit Gericht gepasseerd, en dan nog , burgemeester B. van Borne voornoemd, predikant Will. Stolte en Herm. Henr. ter Poorten voornoemd in kwaliteit als voogden over Petronella ter Poorten, Johannes ter poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, allen tezamen kinderen en medeerfgenamen van wijlen Geertruid Smook, weduwe van wijlen predikant J.J. ter Poorten, aan Jan Mas en zijn huisvrouw Hillegien Arends. Voornoemde Jan Mas heeft het Erve Mas of Masman op 25 mei 1774 bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 9 december 1774.

Folio 295 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Gerrit Gerritsen, aan Hans Jacob Werndlij en zijn ehevrouw Joanna Clinge te Coevorden, voor een somma van 1100 Car. guldens. Als onderpand dient het Erve Amsink en de bijbehorende landerijen te Brucht, waarvan de transport op 9 december 1774 voor dit Gericht heeft plaatsgevonden. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 24 mei 1779 is afgelost.
Actum Hardenberg, 11 december 1774.

Folio 295 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jan Mas en zijn huisvrouw Hillegien Arends, aan Gerrit Venebrugge en zijn ehevrouw Gesina Noorink, voor een somma van 4400 Car. guldens. Als onderpand dient het Erve Mas of Masman te Radewijk, waarvan de transport op 9 december 1774 voor dit Gericht heeft plaatsgevonden.
Actum Hardenberg, 16 december 1774.

Folio 296 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door B. van Borne, burgemeester van de Stad Hardenberg, in kwaliteit als gevolmachtigde van J.H. Baron van Coeverden tot Weldam en zijn ehegemalinne A.J. Baronnesse van Coeverden geboren Baronnesse van Raesfelt, luid procuratie voor de Hend. Jalink, Verw. Richter van Kedingen en Keurnoten op de 24e van deze maand, aan Juffrouw de Weduwe van wijlen Antoni Bosch, Casteleinse woonachtig buiten de Camperpoort te Zwolle, wegens vertering en logement, bij liquidatie na aftrek van ‘t geen daar op ontvangen is, voor een somma van 335 guldens. Als onderpand dient een vijfde portie in het goed de Scheere in dit Schoutambt. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 15 februari 1793 is afgelost.
Actum Hardenberg, 28 december 1774.

Folio 296 vo Overdracht van een derde part van vier dagwerken hooiland , het Maatjen genaamd, aan de Raderwijkerbeek te Raderwijk, door Berend Venebrugge en zijn ehevrouw Hendrica Noorink, voor een somma 200 guldens en 5 stuivers, aan Jan Hanekamp. Het genoemde perceel wordt mandelig gebruikt met de overige twee derde parten, thans in eigendom toebehorende aan de ouders van voornoemde Jan Hanekamp.
Actum Hardenberg, 30 december 1774.

Folio 297 Huwelijkse Voorwaarden van Gerrit Ensink, jongman, en Zwaantien Alberts, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Albert Lucas als haar verkoren Momboir. Geesjen Poes weduwe van wijlen Harmen Salekamp, zijnde in deze geadsisteerd met J.B. Merjenberg als haar verkoren Momboir, verklaart in haar huishouding, boedel en goederen toe te laten en te stellen tot voortzetting van dit huwelijk de voornoemde bruidegom en en bruid, en samen met hen de huishouding te gaan voeren. Verder benoemt zij de bruidegom en bruid, en bij hun vooroverlijden hun kinderen, tot universele erfgenamen over haar bezittingen, uitgezonderd haar kleding om daar ten allen tijde mee te kunnen doen en handelen na haar welgevallen. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Gerrijt Ensijk, Swaantjen Albert, Albert Luckas, Herm Ensink, Grijtijen Rijens, Geesjen Poes de weduwe van wijlen Harm. Salekamp, en J.B. Merjenbergh.
Actum Gramsbergen, 18 januari 1775.

Folio 297 vo Momberstelling door Frerik Gerrits, weduwenaar van wijlen Zwenne Everts. Hij is voornemens hin het huwelijk te treden met Frederica Jansen. Hij stelt Momboiren aan over zijn minderjarige zoon uit zijn vorige huwelijk, genaamd Albert Freriks, betreffende erfuiting van het Moederlijke Goed. Momboiren worden Evert Huijskes en Engbert Gerritsen Smit, de eerste grootvader en de tweede oom van het kind.
Hardenberg, 24 januari 1775.

Folio 297 vo, 298 Huwelijkse Voorwaarden van Frerik Gerrits woonachtig op ‘t Möllen, weduwenaar van wijlen Zwenne Everts, en Frederica Jansen, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Jan Fredriks als haar verkoren Momboir.Het kind van de bruidegom en wijlen Zwenne Everts, genaamd Albert Freriks krijgt in voldoening van zijn moeders nalatenschap zijn moeders kist en alles wat hij nog uit zijn overleden moeders ouderlijke boedel zal kunnen erven, na aftrek van een somma van 150 guldens die zijn overleden moeder uit haar ouderlijke boedel reeds heeft genoten. Het kind, genaamd Albert Freriks, wordt erfgenaam, samen met de eventueel nog te geboren kinderen uit dit huwelijk.
De akte wordt ondertekend door Frerik Gerrits de bruidegom, Frederica Jansen de bruid, Yan Fredriksen, Engbert Gerritsen Smit als momber over de zoon van de bruidegom, en Eeveert Hueskes.

Folio 298 vo Momberstelling door Hendrik Bruggeman, weduwenaar van wijlen Geertruid Wijgmink. Hij is voornemens in het huwelijk te treden met Engele Santman. Hij stelt Momboiren aan over zijn minderjarige zoon uit zijn vorige huwelijk, genaamd Gerrit Jan Bruggeman, betreffende erfuiting van het Moederlijke Goed. Momboiren worden Gerrit Wijgmink en Luggert Brant, de eerste grootvader en de tweede oom van het kind.
Hardenberg, 1 februari 1775.

Folio 298 vo, 299 Huwelijkse Voorwaarden van Hendrik Bruggeman, weduwenaar van wijlen Geertruid Wijgmink, en Engele Santman, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Berend Santman als haar verkoren Momboir. Het kind van de bruidegom en wijlen Geertruid Wijgmink, genaamd Gerrit Jan Bruggeman, krijgt in voldoening van zijn overleden moeders nalatenschap, als hij 25 jaar oud is of als hij eerder komt te trouwen een somma van 150 guldens, en van nu aan zijn overleden moeders kist, bijbel met zilveren krappen, en zilveren gespen. Verder zal de voornoemde zoon ter gelegene en bekwame tijd de vrijheid hebben om in het huis te mogen introuwen, mits hij eventueel nog te geboren kinderen uit dit huwelijk een vergoeding betaald. De voornoemde zoon wordt tevens erfgenaam, samen met eventueel nog te geboren kinderen uit dit huwelijk. Aan hetgeen aan voornoemde zoon uit zijn overleden moeders nalatenschap bewezen is willen de bruidegom en bruid een speciale hypotheek en onderpand verbinden, zijnde een stuk zaailand, de Geere genaamd, groot twee schepel gezaaid, op de Plakesch te Holtheme.
De akte wordt ondertekend door Hendrik Bruggman, Engele Santman de bruid, Berend Santman de vader en momber van de bruid, Griete Alberts de moeder van de bruid, Gerrijt Wijgmijnk, Luggert Brant, Henderik Wijgmenk, Hendrik Iken, Bereent Bruggeman en Albert Bokken.
Actum Hardenberg, 1 februari 1775.

Folio 299 vo Testament van Egbert Hoogenkamp en zijn ehevrouw Aaltien Volkers, zijnde zij in deze van het Momboirschap van haar man ontslagen en in deze geadsisteerd met Evert Bruins als haar verkoren Momboir. Zij maken een testament op langstlevende.
Actum Heemse, 5 februari 1775.

Folio 300 Huwelijkse Voorwaarden van Berend Jansen, jongman, en Harmtien Hendriks, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Hendrik Coertsen als haar verkoren Momboir. Zij krijgen de halfscheid van het bezit van de ouders van de bruid Hendrik Coertsen en Marje Everts en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van de bruid haar ouders krijgen zij het volle eigendom. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende. De oom van de bruid, genaamd Harmen Coertsen, zal de tijd van zijn leven door de bruidegom en bruid moeten worden onderhouden en verzorgd in al hetgeen wat hij van node is, waartegens door bruidegom en bruid van de voornoemde oom van de bruid ook alles genoten zal worden van zijn nalatenschap.
De akte wordt ondertekend door Berend Jansen de bruidegom, Hermtijen Hendrijks, Hendrik Coertsen de vader en momber van de bruid, Jette Jansen de moeder van de bruidegom, Lugger Assen, Roelof Jansen, Derk Koersen en Roelof Wever.
Actum Hardenberg, 18 maart 1775.

Folio 300 vo Rekeningoverzicht van inkomsten en uitgaven van de erfgenamen van Jan Assen. Het batige saldo is 876 guldens, 18 stuivers en 4 penningen, dewelke ieder voor een gelijk deel, aan de erfgenamen zijnde Aaltien Jansen, Lephert Jansen, Eefse Jansen, Hendrik Jansen en Hendrikjen Jansen is voldaan. Derk Assen neemt het deel in ontvangst voor de minderjarige Hendrikjen Jansen. De kinderen bevestigen hierbij de ontvangst hiervan.
Hardenberg, 24 maart 1775.

Folio 301 Overdracht van ten een eerste dagwerk hooiland, of de onverdeelde halfscheid van het Baakenmaatjen, waarvan de andere halfscheid mede aan de kopers toebehoord, gelegen met de oostzijde aan ‘t Varel en de westzijde aan de Mosmaate te Ane, en ten tweede een dagwerk hooiland of de onverdeelde halfscheid van twee dagwerken hooiland, genaamd de Pippelink, liggende in twee percelen in de Aneresch, waarvan de andere halfscheid mede aan de kopers toebehorende, en ten derde anderhalf dagwerk of de halfscheid van drie dagwerken hooiland in ‘t Heerenslagh in de Meene, waarvan de andere halfscheid toebehoord aan Gerrit Werners, door Lephert Jansen en zijn huisvrouw Geertien Jansen, Hendrik Jansen, Evert Derks en zijn huisvrouw Aaltien Jansen, Arend Hendriks en zijn huisvrouw Eefse Jansen, en dan nog Derk Assen in kwaliteit als Momboir van Hendrikjen Jansen, gezamenlijk kinderen en erfgenamen van wijlen Jan Assen, aan de eerste comparant Lephert Jansen en zijn huisvrouw Geertien Jansen. Op het eerste perceel rust nog een obligatie van 200 guldens met de daar over verschuldigde rente van 1 februari 1769 ten profijte van Engb. Meijlink, die eensdeels door de kopers wordt overgenomen, welke obligatie tot laste van de kopers alleen verblijft. De percelen worden gekocht met overname over rekening groot 70 guldens ten profijte van Bmr. van Borne,en het overige met contante penningen voldaan. De percelen zijn door Lephert Jansen op 26 oktober 1773 bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 24 maart 1775.

Folio 301 vo Overdracht van twee dagwerken hooiland, genaamd de Toeslag, op ‘t Varel onder Collendoorn, door Lephert Jansen en zijn huisvrouw Geertien Jansen, Hendrik Jansen, Evert Derks en zijn huisvrouw Aaltien Jansen, Arend Hendriks en zijn huisvrouw Eefse Jansen, en dan nog Derk Assen in kwaliteit als Momboir van Hendrikjen Jansen, gezamenlijk kinderen en erfgenamen van wijlen Jan Assen, aan Jan Hendrik Jansen en zijn huisvrouw Egbertien Arends, thans woonachtig op ‘t Erve Hamhuis te Collendoorn. Het perceel is door Jan Hendrik Jansen op 26 oktober 1773 bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 24 maart 1775.

Folio 302 Overdracht. “Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens Hoger Overigheid Verw. Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen; Doe kond en certificere hier mede, dat voor mij en Keurnoten die waren Egb: Sierink en Arend Konink, persoonlijk in den gerigte gecompareerd en Erschenen sijn Roelof Koenderts en sijne Huisvrouw Geesjen Knoops, tutore marito; En verklaarden sij Comparanten, voor een somma van Coopspenningen die aan Haar den Eersten met den Laatsten van dien ten genoegen sijn voldaan en betaald, bij desen in de bestendigste forma Landregtens te Transporteren en in vollen eigendom over te dragen, Aan Jan Martens en sijn Huisvrouw Harmtien Jansen, Thans woonagtig op ‘t plaatse Altena op ‘t Anerveen; Haar comparanten eigendommelijke veen plaatsjen, Pots genaamd, bestaande in het Woonhuijs met twee opgaande veene akkers, kennelijk gelegen tusschen de akkers van Willem op de Haar en van Oude Eekman, op ‘t Anerveen in dit Schoutampt, benevens een half vierendeel Driftwhaere in de Anermarkte sijnde oorspronkelijk uit het Erve Beenen; Wesende te samen allodiaal goed, en met haar regt en geregtigheid, raad en onraad, Lusten en Lasten van dien, so en in diervoegen als deselve goederen aan haar Comparanten in eigendom hebben toebehoord. Doende sij Comparanten daar van bij desen afstand, oplatinge vertichtenisse met hande en monde, Haar en haare Erfgenamen daar van ontervende, en de voorn: Copers en betalers Jan Martens met sijn Huisvrouw en Erfgenamen daar Wederom Aanervende; Belovende sij Comparanten ook dese Cessie en Overdragt ten allen tijden te sullen Staan, Wagten en Wharen voor alle evictie en opsprake als na Landregte behoord.
In kennisse der Waarheid, is desen door mij Verw: Scholtus voornoemd met de Comparanten getekend, en door mij gezegeld; en om dat sij Comparanten geen Zegels en hadden so hebbe op haar versoek desen voor haar met mijn kleine Zegel mede gezegeld”.
Actum Hardenberg, 27 maart 1775.

Folio 302 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Willem Stolte, predikant te Heemse, wegens op 9 augustus 1768 van de Heer Wieneke opgenomen, en van hem verstrekte penningen, aan Barend van Borne, burgemeester van de Stad Hardenberg, en zijn ehevrouw H.E. van Borne geboren van Niel, voor een somma van 4000 Car. guldens. Als onderpand dient de gerechte halfscheid van het Spijker met het daaronder gehorende plaatse Stoeten of ‘t Voerhuis genaamd, en de daarbij gehorende keuterplaatsen van Gerrit Derksen en van Hendrik Arends, en verder onderhorige landerijen, koeweiden, veenakkers, Holtkampen, Houtgewassen, rechten en gerechtigheden, niets uitgezonderd, zo als het op 21 mei 1765 aan hem is getransporteerd.
Actum Hardenberg, 28 maart 1775.

Folio 303 Overdracht van vier dagwerken hooiland in de zogenaamde Vetweide in de Telgte, of wel twee vijfde parten van voornoemde Vetweide, uitgezonderd een stukje land daarin gelegen groot ongeveer een schepel land gehorende onder ‘t Erve Jentink, zijnde deze twee vijfde parten mandelig met de overige drie vijfde parten, gelegen aan de Vecht te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Derk Slotman zijn huisvrouw Zwaantien Harmsen. Het perceel is op 25 mei 1774 door Derk Slotman bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 303 vo Overdracht van een dagwerk hooiland in de zogenaamde Vetweide in de Telgte, of wel een tiende part van voornoemde Vetweide, uitgezonderd een stukje land daarin gelegen groot ongeveer een schepel land gehorende onder ‘t Erve Jentink, zijnde dit tiende part mandelig met de overige negen tiende parten, gelegen aan de Vecht te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Gerrit Sierink en zijn ehevrouw Johanna Hofsink. Het perceel is op 25 mei 1774 door Gerrit Sierink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 304 Overdracht van een dagwerk hooiland in de zogenaamde Vetweide in de Telgte, of wel een tiende part van voornoemde Vetweide, uitgezonderd een stukje land daarin gelegen groot ongeveer een schepel land gehorende onder ‘t Erve Jentink, zijnde dit tiende part mandelig met de overige negen tiende parten, gelegen aan de Vecht te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan burgemeester Gerrit Hofsink Junior. Het perceel is op 25 mei 1774 door Gerrit Hofsink Junier bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 304 vo Overdracht van twee dagwerken hooiland in de zogenaamde Vetweide in de Telgte, of wel een vijfde part van voornoemde Vetweide, uitgezonderd een stukje land daarin gelegen groot ongeveer een schepel land gehorende onder ‘t Erve Jentink, zijnde deze vijfde part mandelig met de overige vier vijfde parten, gelegen aan de Vecht te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Egbert Hannink en zijn huisvrouw Hendrikjen Lucas. Het perceel is op 25 mei 1774 door Egbert Hannink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 305 Overdracht van twee dagwerken hooiland in de zogenaamde Vetweide in de Telgte, of wel een vijfde part van voornoemde Vetweide, uitgezonderd een stukje land daarin gelegen groot ongeveer een schepel land gehorende onder ‘t Erve Jentink, zijnde deze vijfde part mandelig met de overige vier vijfde parten, gelegen aan de Vecht te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Wijnold Warmelink op ‘t Olde Waterink en zijn huisvrouw Geesjen Wittenberg. Het perceel is op 25 mei 1774 door Wijnold Warmelink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 305 vo Overdracht van twee dagwerken hooiland in de Telgte, zijnde mandelig met twee gelijke dagwerken die op heden getransporteerd aan Hend. Hofsink en aan Hend. Meijerink, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Hendrik Jansen en zijn huisvrouw Geertruid Lucas, thans woonachtig op ‘t Geertmans op ‘t Heemserveen. Het perceel is op 25 mei 1774 door Hendrik Jansen bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 306 Overdracht van een dagwerk Hooiland in de Telgte, zijn mandelig met drie gelijke dagwerken die op heden zijn getransporteerd aan Hend. Jansen op ‘t Geertmans en aan Hend. Meijerink, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Hendrik Hofsink en zijn ehevrouw Gesina Gooris. Het perceel is op 25 mei 1774 door Hendrik Hofsink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 306 vo Overdracht van een dagwerk Hooiland in de Telgte, zijn mandelig met drie gelijke dagwerken die op heden zijn getransporteerd aan Hend. Jansen op ‘t Geertmans en aan Hend. Hofsink, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Hendrik Meijerink en zijn huisvrouw Anne Jentink, woonachtig te Brucht. Het perceel is op 25 mei 1774 door Hendrik Meijerink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 307 Overdracht van een dagwerk hooiland in Nijsinkhoek, zijnde mandelig met een gelijk dagwerk dat op heden is getransporteerd aan Jan Waterink, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Derk Jan Meijerink schoolmeester te Bergentheim en zijn huisvrouw Jannegien Ho.tink. Het perceel is op 25 mei 1774 door Derk Jan Meijerink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 307 vo Overdracht van een dagwerk hooiland in Nijsinkhoek, zijnde mandelig met een gelijk dagwerk dat op heden is getransporteerd aan Derk Jan Meijerink, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Jan Waterink en zijn huisvrouw Jannegien Alberts, woonachtig te Bergentheim. Het perceel is op 25 mei 1774 door Jan Waterink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 308 Overdracht van een half dagwerk hooiland het Wad genaamd, over de Vecht gelegen in ‘t zogenaamde Brugterland, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Jan Gerritsen Luggers en zijn huisvrouw Judechien Hannessen Odink, woonachtig te Heemse. Het perceel is op 28 juni 1774 door Jan Gerritsen Luggers bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 308 vo Overdracht van een half dagwerk hooiland genaamd Krijtershoek, over de Vecht gelegen aan de Heemserzijde, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Jan Warmink en zijn huisvrouw Fennegien Jansen, woonachtig te Heemse. Het perceel is op 28 juni 1774 door Jan Warmink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 309 Overdracht van een half dagwerk hooiland aan de oever van de Vecht tegen de Telgte, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Juffrouw Hendrina Smook weduwe van wijlen J.H. Metting voor haar zelf en als moeder en voogdesse van haar innocente zoon Hendrik Metting, van Asselina Anna Metting en van Jan Herm. Metting en A.G. Metting, luid procuratie voor de Mauritz Adolph Rump Amptsraad van het Overgraafschap Lingen op 20 januari 1774, voorts burgemeester B. van Borne in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd en predikant Will. Stolte als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, aan Jan Waterink en zijn huisvrouw Grietien Reinders, woonachtig te Brucht. Het perceel is op 28 juni 1774 door Jan Waterink bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 309 vo Overdracht van een stuk land genaamd het Slangenveldjen, zijnde een Telgenkampje met de daar aan gehorende Eekkermaalshegge, gelegen te Brucht, door predikant Harm. Henr. ter Poorten, voor zichzelf en in kwaliteit als gevolmachtigde van Hendrik Groskamp en zijn ehevrouw A.H. ter Poorten, luid procuratie voor burgemeesters en regeerders van de Stad Amsterdam op 23 augustus 1774, van Jacob Leeuw en zijn ehevrouw G.M. ter Poorten, luid procuratie voor het Scholtengericht van Coevorden op 26 november 1774, van Johannes Cuiper en zijn ehevrouw Johanna ter Poorten, luid procuratie voor dit Gericht op 22 december 1772, en dan nog de Heren H.H. ter Poorten, B. van Borne voornoemd als voogd over Petronella ter Poorten, Johannes ter Poorten en Silvestra Diderica ter Poorten, alle tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Juffrouw Geertruid Smook, weduwe van de Heer predikant J.J. ter Poorten, aan de Heer P.T. Golts, burgemeester van de Stad Zwolle, etc., etc., en aan de Heer Will. Stolte, predikant te Heemse, ieder voor een halfscheid. Het perceel is op 28 juni 1774 door de Heren P.T. Golts en Will. Stolte bij publieke verkoping aangekocht.
Actum Hardenberg, 31 maart 1775.

Folio 310 Momberstelling door Aaltien Harmsen, weduwe van wijlen Harmen Arends, geadsisteerd met haar zwager Hend. Welink als haar verkoren Momboir. Zij is voornemens in het huwelijk te treden met Arend Lugt. Zij stelt Momboiren aan over haar minderjarige zoons uit haar vorige huwelijk, genaamd Harmen- en Gerrit Harmsen, betreffende erfuiting van het Vaderlijke Goed. Momboiren worden Jannes Smit en Jan Harmsen, zijnde de eerste een neef van vaders zijde en de tweede een oom van de moeders zijde van de kinderen.
Hardenberg, 1 april 1775.

Folio 310, 310 vo Huwelijkse Voorwaarden van Arend Lugt, jongman, en Aaltien Harmsen, weduwe van wijlen Harmen Arends, geadsisteerd met haar zwager Hend. Welink als haar verkoren Momboir. De kinderen van Aaltien Harmsen en wijlen Harmen Arends, genaamd Harmen- en Gerrit Harmsen, krijgen in voldoening van hun vaders nalatenschap als ze 25 jaar oud zijn of eerder komen te trouwen ieder een somma van 125 Car. guldens, welk bedrag bij vooroverlijden van een van hun beide voor de halfscheid door de andere zal worden genoten en voor de andere halfscheid bij het huis zal blijven, voorts krijgen ze nog als ze komen te trouwen behoorlijke bruidegomskleding, een drachtig koebeest, verder als ze van node zijn ieder een kist, en ieder twee iemen als zij daar zelf op kunnen passen. De voornoemde kinderen worden erfgenamen, samen met de eventueel uit dit huwelijk te geboren kinderen. Tot zekerheid van hetgeen de voornoemde kinderen zullen krijgen uit hun vaders nalatenschap willen bruidegom en bruid hieraan een speciale hypotheek en onderpand verbinden, zijnde een mudde zaailand voor het ouderlijke huis en nog een schepel zaailand dwars daar voor, beide gelegen te Diffelen.
De akte wordt ondertekend door Arend Lugt de bruidegom, Aaltien Harmsen de bruid, Hend. Welink, Jannes Smit, Yan Hermsen, Evert Wessels, Hendrijk Dijk, Marrie Jansen, Anna Lugt en Hermijna Berents.
Actum Hardenberg, 1 april 1775.

Folio 311 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Maria Westhof, weduwe Marienberg, geadsisteerd met Jan Marienberg als haar verkoren Momboir, voorst Jan Marienberg voornoemd namens zijn tante de weduwe Bos van Gramsbergen, Harmen Wolbink, Hendrik Berends, Jan Vasse, Klaas Westerman en Roelof van der Scheer, tezamen goedsheren en erfgenamen van de Markte van Lutten, aan Mevrouw de weduwe Hanselaar te Zwolle, voor een somma van 400 Car. guldens. Als onderpand dient de gemene Markte en hun personen en goederen van voornoemde goedsheren. De kantlijn vermeldt dan de somma op 14 augustus 1802 is afgelost.
Hardenberg, 2 april 1775.

Folio 311 vo Overdracht van een vierde part in het Erve Haberts, met zijn hoge en lage landerijen, venen, whaartal, en alles wat daar onder behoord, gelegen te Ane, door de Heer procurator J. Ursinus Grevenstein, in kwaliteit als gevolmachtigde van Jan Bosch en zijn huisvrouw Aaltien Hulsebos, luid procuratie op 2 augustus 1774 voor ‘t Hoogschoutengericht van Hasselt en over Hasselerampt, van Harmen Ridderinkhoff en zijn huisvrouw Hadertina Bosch, Jan Hendrik Bosch, Harmannus Bosch en Jacob Bosch, en caverde tezamen voor hun lijder afferente en zieke broeder Claas Bosch, luid procuratie voor gemelde Hoogschoutengericht op 2 juli 1774, en van Gerrit Bosch en Johannes Bosch, luid procuratie voor burgemeesteren en regeerders van de stad Hoorn op 1 juni 1774, aan Roelof Haberts en zijn huisvrouw Hermtien Willemsen. Het voornoemde vierde part van Erve Haberts is op 4 november 1773 door Roelof Haberts aangekocht, en tot die tijd meijerswijze door hem bewoond.
Actum Hardenberg, 3 april 1775.

Folio 312 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Fennegien Odink, weduwe van wijlen Willem Overmars, zijnde in deze geadsisteerd met haar zoon Jan Hend. Overmars als haar verkoren Momboir, aan Johan Christian Bilgeram en sijn huisvrouw Hadewigh Harmsen, voor een somma van 550 Car. guldens. Als onderpand dienen een dagwerk hooiland in de Veere- of Woeldersweijde en een gaarde achter het huis van Jan Hend. Bos op de Brink, beide te Heemse.
Actum Hardenberg, 7 april 1775.

Folio 312 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Fennegien Odink, weduwe van wijlen Willem Overmars, zijnde in deze geadsisteerd met haar zoon Jan Hend. Overmars als haar verkoren Momboir, aan de voorkinderen van Hendrik Hanessen Odink te Collendoorn, voor een somma van 210 Car. guldens. Als onderpand dient het woonhuis en de hof die daar bij hoort, gelegen aan de Dijk omtrent de veerbrug naast het huis van Will. Costers te Heemse.
Actum Hardenberg, 7 april 1775.

Folio 313 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door procureur Marselis Baerselman, in kwaliteit als gevolmachtigde van Joachim Baron van Bentinck, Heer van ‘t Wolda, luid procuratie voor Jan van Ludick, richter en gograaf van de Heerlijkheid Emlenkamp op 29 maart 1775, wegens verschuldiging van verdient salaris, aan de advocaat H. Pinquele, voor een somma van 450 Car. guldens. Als onderpand dienen de landerijen de Bestensweide, de Hoge en Lage Holhorsten, zijn aandeel in Plasesch, en de Bosch, alle te Holtheme gelegen. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 1 oktober 1804 is afgelost.
Actum Hardenberg, 10 april 1775.

Folio 313 vo Nietigverklaring van het testament van Hendrik Hendriksen dat op 9 februari 1774 voor dit Gericht is opgemaakt.
Actum Heemse, 21 april 1775.

Folio 313 vo Momberstelling. “Erschenen in desen Ed. gerigte Harmen Alberts woonagtig op ‘t Meijerink te Anevelde, Weduwenaar van Wijlen Jannegien Reinders, zeggende voornemens te zijn om sig wederom in Huwelijk te begeven met Geertien Gerritsen, dog alsvorens daar toe te treden willende doen behoorlijk bewijs en erfuitinge aan sijne twee minderjarige kinderen genaamd Albert en Geertien Harmsen; bij wijlen sijn voorn: Ehevrouw in echte verwekt; wegens derselven aanbestorvene Moederlijke goederen; Versoekende derselven dat over deselve bequame Momboiren mogten worden aangesteld, daartoe presenterende Albert Meijerink als grootvader en Hendrik Oeneken als Oom over voorn: kinderen, dewelke beide mede alhier in den gerigte sijn gecompareerd, en hebben voors. Momboirschap aangenomen, en bij Handtastinge beloofd, haar gem: pupillen interesse en voordeel te sullen soeken en in alles te willen doen en verrigten so als goede en getrouwe Momboirs na Landregte verpligt sijn.
Vervolgens is aan gem: twee kinderen van de Bruidegom voor haar overleden Moeders Nalatenschap bewesen, so als hier na bij de Huwelijxvoorwaarde tusschen voorn: Harmen Alberts en Geertien Gerrits in dato dese opgerigt, staat gemeld, waar toe men sig verders bij desen refereerd, en waar mede gem: Momboirs verklaarden vredig te wesen”.
Hardenberg, 22 april 1775.

Folio 314, 314 vo Huwelijkse Voorwaarden. “Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens Hoger Overigheid, Verw: Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, Doe cond en certificere hier mede, Dat voor mij en keurmoten die waren Bmr: B: Nijman en Alb: Odink, gecompareerd sijn de ondergeschreven personen, dewelke verklaarden, met weersijds Vrienden raad en consent, een Wettelijk Huwelijk gededingd en gesloten te hebben, tusschen Harmen Alberts, woonagtig op ‘t Meijerink te Anevelde, Weduwenaar van Wijlen Jannegien Reinders, als Bruidegom ter eenre, en Geertien Gerrits Jonge Dogter, als Bruid ter ander zijde, sijnde sij Bruid in desen geadsisteerd met haar vader Gerrit Luggers als haren verkoren en geadmitteerden Momboir; En dat wel op navolgende Voorwaarden.
Eerstelijk is geconditioneerd, dat de twee kinderen van de Bruidegom, genaamd Albert, en Geertien Harmsen, bij wijlen sijn voorn: Vrouw in echte verwekt, voor en in voldoeninge van derselver Overleden Moeders gehele Nalatenschap, sullen Erven en profiteren, een ieder van haar beiden, als Vijf en twintig jaar oud is, of als eerder komt te trouwen, Sestig guldens aan geld, en zo de zoon Albert Harmsen, buiten sijn Ouderlijke Huijs mogte komen te trouwen, en dan in sijn Ouderlijke Huijs niet blijven wonen, sal aan derselven door Bruidegom en Bruid nog moeten worden gegeven Vijf en twintig guldens, boven en behalven de bovengemelde Sestig guldens. Zullende voorn: Albert en Geertien Harmsen, dan nog profiteren en genieten, Haar Overleden Moeders kaste en alle derselve klederen tot haar Lijf hebbende gehoord.
Verders verklaard de Bruid, met haar voors. Momboir sijnde geadsisteerd, de gem: twee Voorkinderen van de Bruidegom, bij desen mede aan te nemen en te stellen als haare echte kinderen en toekomende Erfgenamen, om met sodane kind of kinderen als sij selvs mogte komen natelaten, na haar overlijden haare Nalatenschap te Erven en te profiteren; En so sij Bruid bij haar overlijden selvs geen kind of kinderen mogte nalaten, zo verklaarde sij Bruid als dan de gemelde twee voorkinderen van de Bruidegom, bij desen te institueren en te Nomineren tot haare enige en universele Erfgenamen.
Wijders sal door Bruidegom en Bruid, tot voortsettinge en onderstand deses Huwelijks moeten worden aan en bij gebragt, alle haar hebbende en krijgende goederen, geene uitgesonderd.
Tot securiteit van ‘t geen hier boven aan de twee voorkinderen van de Bruidegom, voor haar overleden Moeders Nalatenschap bewesen is, verklaarden sij Bruidegom en Bruid, boven een generaal verband van haare personen en goederen, bij desen tot een speciaal Hijpotheeq en onderpand te verbinden en te stellen, Een stuk zaaijland groot drie Schepel, genaamd het Boomstukke gelegen op den Anevelder Esch, Ten einde, om ingeval van onverhoopte Wanbetalinge; als van het voorschreven daar aan Cost en Schadeloos te kunnen en mogen verhalen.
Al het voorschreven, verklaarden sij Comparanten met malkanderen geconvenieerd en geacccordeerd te hebben, willende en begerende dat het selve stiptelijk sal worden nagekomen, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hier in niet mogten sijn geobserveerd.
In kennisse der Waarheid, is desen door mij Verw: Scholtus voornoemd, met de Comparanten Bruidegom en Bruid, Momboirs en verdere aanwesende Vrienden getekend, en door mij gezegeld, en om dat sij Comparanten geen Zegels en hadden so hebbe op haar versoek desen voor haar allen met mijn kleine Zegel mede gezegeld”.
De akte wordt ondertekend door Hermen Alberts, Geertien Gerrits de bruid, Gerrit Luggers de vader en momber van de bruid, Albet Meijerijnk, Hindrik Uinken, Jan Luggers, Gerrit Jansen, Hermen Berens, Jan Giesen, Hillegien Reinders, Geertien Alberts, Jannegien Lamberts en Lubbegien Gerrits.
Actum Hardenberg, 22 April 1775.

Folio 314 vo, 315 Huwelijkse Voorwaarden van Jan Hendrik Roeberink, jongman, en Janna Jansen Bosman, jongedochter, geadsisteerd met haar oom Harmen Klumper als haar verkoren Momboir. Ze krijgen de halfscheid van het bezit van de bruid haar overleden vader, genaamd Jan Bosman en haar nog in leven zijnde moeder Maria Julia Bosman en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van haar moeder krijgen ze het volle eigendom. In voldoening van de erfportie van de vijf broers en zusters van de bruid, genaamd Grietien-, Hendrikjen-, Jannegien-, Harmen- en Albert Jansen Bosman, wordt een regeling getroffen, na het overlijden van hun moeder, en dan als ze 25 jaar oud zijn of eerder komen te trouwen, ieder van hun een somma van 70 guldens, verder aan Grietien die al getrouwd is als zij het gaat eisen een koe, en aan de andere twee zusters van de bruid als ze komen te trouwen behoorlijke bruidskleding, ieder een kast, een bed met zijn toebehoren en een koe, en aan de twee broers van de bruid als ze komen te trouwen ieder behoorlijke bruidegomskleding, een kist, een bed met zijn toebehorende en een koe. Voorts zullen de gemelde broers en zusters van de bruid tot hun trouwen en bij ziekte en ongemak in het ouderlijke huis mogen blijven wonen en verzorgd worden. Ook maakt het bruidspaar een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Jan Hendrik Roeberink de bruidegom, Janna Jans Bosman, Maria Julia Bosman de moeder van de bruid, Harmen Klumper de momber van de bruid, en Derk Stroeve.
Actum Hardenberg, 29 april 1775.

Folio 315 vo Huwelijkse Voorwaarden. “Ik Jacob van Riemsdijk, van wegens Hoger Overigheid, Verw: Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, Doe cond en certificere hier mede, Dat voor mij en keurmoten die waren Gerrit Nijman en Derk Stroeve, in den Gerigte gecompareerd en Erschenen sijn de ondergeschreven personen, dewelke verklaarden, met weersijds Vrienden raad en consent, een Wettelijk Huwelijk gededingd en gesloten te hebben, tusschen Gerrit Gerritsen Nijmeijer Jongeman als Bruidegom ter eenre, en Zwaantien Roelofs Nijmeijer Jonge Dogter als Bruid ter andere zijde, zijnde zij Bruid in desen geadsisteerd met haar vader Roelof Nijmeijer als haren verkoren en geadmitteerden Momboir; En dat wel op navolgende voorwaarden.
Eerstelijk sal door Bruidegom en Bruid tot voortsettinge en onderstand deses Huwelijks, moeten worden aan en bijgebragt, alle hare hebbende en krijgende goederen, geene uitgesonderd.
Wijders is geconditioneerd, bij aldien het gebeurde dat eene van beiden het sij Bruidegom of Bruid, sonder kind of kinderen natelaten mogt komen te overlijden, dat als dan de Langstlevende van haar beiden des eerststervendens gehele nalatenschap, voor de tijd sijns of haares Levens, na Lijftuchten regte sal behouden gebruiken en genieten; uitgesonderd de klederen die voort na ‘t overlijden van de eerststervende aan de naaste Vrienden sullen worden uitgelangt.
Al het voorschreven, verklaarden sij Comparanten met malkanderen geconvenieerd en geaccordeerd te hebben, willende en begerende dat het selve stiptelijk sal worden nagekomen, ofschoon ook alle vereischte solemniteiten hier in niet mogten sijn geobserveerd.
In kennisse der Waarheid, is desen door mij Verw: Scholtus voornoemd, met de Comparanten Bruidegom en Bruid, de Vader van de Bruidegom, de Vader en Moeder van de Bruid, en verdere aanwesende Vrienden getekend, en door mij gezegeld, en om dat sij Lieden geen Zegels en hadden so hebbe op haar versoek desen voor haar allen met mijn kleine Zegel mede gezegeld”.
De akte wordt ondertekend door Gerrit Gerrits Nijmeijer, Swantijn Roelofs Nijmeijer, Roelof Nijmeijer de vader en momber van de bruid, Hermtien Hermsen, Gerrit Nijmeijer de vader van de bruidegom, en Jan Roelofs Neiemijers.
Actum Hardenberg, 29 April 1775.

Folio 316 Overdracht van de Achterste Kamp, groot ongeveer drie koeweiden, uit het Erve Bouwhuis te Den Velde, door burgemeester Hendrik Molckenbour in kwaliteit als gevolmachtigde van de Heer C.W.J. Baron van Coeverden tot den Doorn en zijn huisvrouw Hendrina Jacoba Baronnesse van Coeverden tot den Doorn, luid procuratie voor het Scholtengericht van Zwolle en over Zwollerkarspel op 14 november 1774, voor een somma van 400 guldens, aan Hendrik Roelofs en zijn huisvrouw Truite Reints, woonachtig te Gramsbergen. Volgens getoonde koopbrief is het perceel op 1 mei 1774 aangekocht door Hendrik Roelofs.
Actum Hardenberg, 2 mei 1775.

Folio 316 vo Overdracht van een stuk zaailand van ongeveer drie schepel op de Veldener Campen, en een stuk zaailand, de Schotse genaamd, van ongeveer zes schepel op voornoemde Veldener Campen, beide uit het Erve Bouwhuis, door burgemeester Hendrik Molckenbour in kwaliteit als gevolmachtigde van de Heer C.W.J. Baron van Coeverden tot den Doorn en zijn huisvrouw Hendrina Jacoba Baronnesse van Coeverden tot den Doorn geboren Baronnesse van Raesfelt, luid procuratie voor het Scholtengericht van Zwolle en over Zwollerkarspel op 14 november 1774, voor een somma van 500 Car. guldens, aan Hendrik Grimmerink. Volgens getoonde koopbrief is het perceel op 27 september 1774 aangekocht door Hendrik Roelofs.
Actum Hardenberg, 5 mei 1775.

Folio 317, 317 vo Huwelijkse Voorwaarden van Harmen Geerts, jongman, en Geesjen Egberts, jongedochter, geadsisteerd met haar broer Egbert Roelofs als haar verkoren Momboir. Ze krijgen het volle eigendom van het bezit van de bruidegom zijn overleden vader Jan Geerts en van zijn nog in leven zijnde moeder Griete Geerts. Griete Geerts zal de tijd van haar leven door bruidegom en bruid moeten worden onderhouden en verzorgd in huisvesting, kost, kleding en wat verder van node is, en zal tot particulier gebruik krijgen twee mudden rogge, vier ellen linnen, en twee schapen voor haar onderhouden in het schot. In voldoening van de erfportie van de broer van de bruid, genaamd Klaas Geerts, en de zoon van wijlen zijn zuster Geertien Geerts, getrouwd geweest aan Berend Meilink of Meijlink, wordt een regeling getroffen. Klaas Geerts krijgt als hij komt te trouwen of voortijds uit het ouderlijke huis vertrekt een somma van 1000 guldens, en als hij komt te trouwen een enter paard, een koe, en een bed met toebehoren. Zolang Klaas Geerts in het ouderlijke huis tot het huis zijn beste zal werken, zal aan hem jaarlijks voor loon worden gegeven het gewas van een mudde land, 25 schapen voor hem in het schot worden gehouden, en een enter beest gevoederd worden, daarnaast zal hij tot zijn trouwen en bij ziekte en ongemak in het huis mogen blijven wonen en verzorgd worden. Berend Meilink of zijn voornoemde zoon krijgen een somma van 800 guldens, waarvan 200 guldens betaald worden binnen de tijd van acht jaren, 400 guldens na verloop van acht jaren, en de overige 200 guldens na verloop van twaalf jaren, verder krijgt hij nog binnen de tijd van zes jaren een koe. Het bruidspaar maakt een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Hermen Geers, Geesien Egbers, Griete Geerts de moeder van de bruidegom, Geesien Jansen de moeder van de bruid, Egbert Roelofs, Jan Wermink, Klaas Geerts, Berent Meilink, Jan Melink, Yan Egbertsen, Gerrit Aldri en Gerrijt Kwant.
Actum Hardenberg, 6 mei 1775.

Folio 317 vo Overdracht van het Goed Collendoorn, door Will. Stolte, predikant te Heemse, in kwaliteit als gevolmachtigde van Adolph Hendrik Graaf van Rechteren, Heer van Collendoorn, etc., etc., luid procuratie voor Schout en Schepenen van het Gericht van Woudenberg op 22 april van dit jaar, aan de vader van de voornoemde Adolph Hendrik Graaf van Rechteren, genaamd Reiner Borchart Rutger Graaf van Rechteren, Heer van Gramsbergen, Hoogschout van ‘s Hertogenbosch, Luit. Stadhouder der Provinciale Lheenen en Dingwaarder van de Hooge Bank van Justitie in Overijssel, etc., etc.
Actum Heemse, 8 mei 1775.

Folio 318 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Gerrit Schuurman en zijn huisvrouw Fennegien Jansen, woonachtig te Den Velde, aan Rutgerus Mazier, rustend leraar van de gemeente Gramsbergen, en zijn ehevrouw Johanna Hendrina van Dijk, voor een somma van 2000 Car. guldens. Als onderpand dient zijn woonhuis met de daar bij gelegen gooren en een stuk zaailand van vijf schepel gezaaid, genaamd het Harde Stukke te Den Velde, voorts nog vier stukken zaailand op Zaalkampsesch, tezamen groot vier mudden, en de gehele Zaalkampsbrink, mede te Den Velde gelegen, en dan nog vijf dagwerken hooiland achter Koningskamp, genaamd de Eggengoors gelegen te Holtheme. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 23 mei 1789 is afgelost.
Actum Hardenberg, 11 mei 1775.

Folio 318 vo Huwelijkse Voorwaarden van Gerrit Hendriksen, weduwenaar van wijlen Aaltien Jansen, en Geertien Jacobs, jongedochter, geadsisteerd met haar vader Jacob Lijsen als haar verkoren Momboir. Zij krijgen de halfscheid van het bezit van de ouders van de bruidegom Hendrik Hendriksen en Aaltien Gerrits en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van voornoemde ouders van de bruidegom krijgen zij het volle eigendom. Het bruidspaar maakt een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Gerryt Hendryks, Geertien Jacobs, Hendrijck Hendriksen, Aaltien Gerrits de moeder van de bruidegom, Yacop Lisen, Kunnegen Hendriks en Hermen Yansen.
Actum Hardenberg, 13 mei 1775.

Folio 319 Overdracht van een stuk zaailand van twee en half schepel, genaamd de Meeren Ende, zijnde uit het Erve Hoberts, gelegen over ‘t Zijl te Ane, door Gerrit Dijk, Hendrik Ophof, Hendrik Dijk en voor zijn broer Gerrit Dijk, Griete Dijk geadsisteerd met haar broer Hendrik Dijk, voorts Gerrit Dijk woonachtig te Nijenhuijs, Berend Dijk woonachtig te Ulsen, Harmen Dijkhuis woonachtig te Ulsen voor zichzelf en namens zijn beide broers Jan Dijkhuis en Hendrik Dijkhuijs die wonen in en bij Nienhuijs, en verder Harmen Smit, burgemeester Berend Nijman namens en als lasthebbende van Jan Smit en dan nog Gerrit Dorgelo als lasthebbende van zijn moeder Martha Dijk, tezamen erfgenamen van wijlen Lucas Dijk, aan Jan Nijmeijer en zijn huisvrouw Aaltien Hendriks, woonachtig tot Ane. Het perceel is op 17 mei 1774 door Jan Nijmeijer bij publieke verkoping aangekocht.
De akte wordt ondertekend door Ger. Dijk, Hendrick Ophof, Hendrijk Dijk, Grjtjn Dijk, Garriet Dijk, Berent Dik, Harm Dijkhuijs, Harmen Smit, Berent Nijman en Gerrit Dorgelo.
Actum Hardenberg, 13 mei 1775.

Folio 319 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Gerrit Geertsmans en zijn huisvrouw Jannegien Derks, woonachtig te Brucht, aan Albert Snijders en zijn huisvrouw Wibbegien Roelofs, woonachtig te Baalder, voor een somma van 200 Car. guldens. Als onderpand dient een dagwerk hooiland, genaamd de Westmaate, gelegen tussen de Lange Kampen en de Brugtermarsch te Brucht. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 18 augustus 1787 is afgelost.
Actum Hardenberg, 15 mei 1775.

Folio 320 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jurrien Tangenberg en zijn huisvrouw Gesina van Ringe, Albert Tangenberg, Hendrik van der Hulst en zijn huisvrouw Geesjen Tangenberg, Jannegien Tangenberg geadsisteerd met haar broer Jurrien Tangenberg als Momboir, Hendrik Gemmen en zijn huisvrouw Wibbegien Tangenberg, caverende zij comparanten mede voor hun absente broer Jan Tangenberg, en dan nog Jan Jurriens Tangenberg en Gerrit Boerink als Momboiren over Harmen en Geertruid Tangenberg, tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Albert Jurriens Tangenberg en Grietien Zalekamp,wegens opgenomen penningen tot betaling van de boedelschuld van voornoemde overleden ouders, aan Zwaantien Boerink, weduwe van wijlen Jan Bosch, voor een somma van 200 Car. guldens. Als onderpand dienen twee gaarden, de ene gelegen tussen de goorens van de weduwe van Alb. Centen en van Alb. Brinkhuis, en de andere tussen de goorens van Gerrit Boerink en van Hend. Benen, beide op de Oldenhof onder Gramsbergen gelegen.
Actum Gramsbergen, 16 mei 1775.

Folio 320 vo Overdracht van Erve en Goed Volkerink te Heemse, door F.A. Baron van Juersum, rentmeester van Sibculo, de Albergen, etc., etc., in kwaliteit als last en autorisatie hebbende van zijn Edele Mogende Heren Gedeputeerde Staten van deze provincie volgens alhier getoonde resolutie van 22 november 1774, aan Isaac Reinder Baron van Raesfelt en zijn ehegemalinne C.F. Baronnesse van Raesfelt geboren Baronnesse van Sijtzama, Heer en Vrouwe van Heemse. Het Erve Volkerink is op 20 november 1762 binnen Zwolle bij publieke verkoping door Baron van Raesfelt van de procincie gekocht.
Actum Hardenberg, 31 mei 1775.

Folio 321 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jan Hendrik van Langen, vaandrig ten dienste van dit Land, woonachtig te Ane, aan zijn schoonzuster Egbertjen Hoberts, weduwe van wijlen Egbert van Dijk, woonachtig te Zwolle, voor een somma van 500 Car. guldens. Als onderpand dient zijn eigendommelijke keuterplaats, met uitzondering van het woonhuis dat door Geert Berends wordt gewoond en gebruikt, gelegen langs de weg tegen over het huis van voornoemde Jan Hendrik van Langen, bestaande in de gooren met een stuk zaailand tezamen ongeveer mudde en twee schepel gezaaid, merendeels omtrokken met een akkermaalsheg, alsmede twee akkers turfveen in het Anerveen, ongeveer twee dagwerk hooiland aan de zuidzijde van voornoemde gooren en zaailand gelegen, voorts een half vierendeel Driftwhaere, en nog enig recht van plaggen steken op een vierendeel Whaere. De percelen van het onderpand zijn door Jan Hendrik van Langen op 17 november 1767 van wijlen Freulin E.M. Blanckvoort aangekocht. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 22 april 1803 is afgelost.
Actum Hardenberg, 4 juni 1775.

Folio 321 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Harmen Harmsen en sijn huisvrouw Janna Hendriksen, woonachtig op de Bollemaat te Diffelen, aan Jannes Arends, zijnde tegenwoordig scheper van de Heer Burgemeester Golts, te Stegeren, voor een somma van 100 Car. guldens. Als onderpand dient zijn eigendommelijke woonhuis met daarbij gelegen gooren, staande en gelegen op de Bollemaat te Diffelen. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 30 juni 1805 is afgelost.
Actum Hardenberg, 25 juni 1775.

Folio 322 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Reinder Hendriksen Hekman en zijn huisvrouw Geertien Everts te Ane, aan Rutgerus Mazier, rustend leraar van de gemeente Gramsbergen, en zijn ehevrouw Johanna Hendrina van Dijk, voor een somma van 700 Car. guldens. Als onderpand dienen een camp zaailand met de gooren tezamen groot vier mudden, bij zijn woonhuis gelegen, alsmede twee stukken zaailand op de Aneresch, ‘t ene De Kleine Laarakker genaamd ter grootte van twee schepel, en de andere De Vlasakker genaamd ter grootte van twee schepel, alle gelegen te Ane. De kantlijn vermeldt dat het bedrag op 24 juli 1788 is afgelost.
Actum Hardenberg, 4 juli 1775.

Folio 322 vo Schuldbekentenis met hypotheekstelling door B. van Borne als gevolmachtigde van de Heer W.L. Turnbull volgens alhier vertoonde procuratie, voorts D.J. Rustenberg namens Maria Westhof weduwe van G. van de Marienberg, Jan Merjenberg namens zijn tante de weduwe Bos van Gramsbergen, Harmen Wolbink, Jan Vasse, Claas Westerman, en Hendrik Wolters, tezamen Goedsheren en Erfgenamen van de Markte Lutten, aan Johanna Geertruid Schukking weduwe wijlen Hermen Stenvers te Zwolle, voor een somma van 2000 Car. guldens. Als onderpand dienen hun gezamenlijke en persoonlijke goederen in de Markte Lutten.
Hardenberg, 10 juli 1775.

Folio 322 vo, 323 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door B. van Borne als gevolmachtigde van de Heer W.L. Turnbull volgens alhier vertoonde procuratie, voorts D.J. Rustenberg namens Maria Westhof weduwe van G. van de Marienberg, Jan Merjenberg namens zijn tante de weduwe Bos van Gramsbergen, Harmen Wolbink, Jan Vasse, Claas Westerman, en Hendrik Wolters, tezamen Goedsheren en Erfgenamen van de Markte Lutten, aan de Heer Gemeensman Lubbertus Rietberg te Zwolle, voor een somma van 1000 Car. guldens. Als onderpand dienen hun gezamenlijke en persoonlijke goederen in de Markte Lutten.
Hardenberg, 10 juli 1775.

Folio 323 Overdracht van de eigendommelijke gaarden groot ongeveer zes spint, gelegen met de oostzijde aan ‘t Hofje van nagenoemde Jan Klooster en aan het land van Derk Nijland, met de westzijde aan ‘t land van Jan Haberts, met de zuidzijde aan de gooren van de Erfgenamen van Ringe, en met de noordzijde aan ‘t land van Schutten, te Ane, door Gerrit Hendriksen Stegeman en zijn huisvrouw Jannegien Hendriksen te Ane, voor een somma van 210 guldens, aan Jan Klooster en zijn huisvrouw Fennegien Jansen.
Actum Hardenberg, 15 juli 1775.

Folio 323 vo Huwelijkse Voorwaarden van Hendrik Hendriksen Ulenkamp, jongman, en Gerridina Harmsen Wunnink, jongedochter, geadsisteerd met haar broer Jan Wunnink als haar verkoren Momboir. Zij krijgen de halfscheid van de bruidegom zijn vader Hendrik Ulenkamp en van zijn overleden moeder Jannegien Broens en gaan samen de huishouding voeren. Na het overlijden van voornoemde vader van de bruidegom krijgen zij het volle eigendom. In voldoening van de erfportie van de halfbroer van de bruidegom, genaamd Roelof Hendriksen Ulenkamp, wordt een regeling getroffen, hij krijgt uit de erfportie van zijn stiefvader Hendrik Ulenkamp en van zijn overleden moeder Jannegien Broens, als hij komt te trouwen of het ouderlijk huis eerder verlaat een somma van 600 Car. guldens. Voorts zal de voornoemde halfbroer van de bruidegom tot zijn trouwen en bij ziekte en ongemak in het ouderlijke huis mogen blijven wonen en verzorgd worden, en zullen voor hem zolang hij ongetrouwd is en in zijn ouderlijk huis blijft wonen onderhouden worden 25 schapen waarvan hij zelf de profijt zal genieten. Het bruidspaar maakt ook een testament op langstlevende.
De akte wordt ondertekend door Hendrik Hendriksen Oelenkamp, Gerritdina Hermsen Wunnink, Hendrik Ulenkamp de vader van de bruidegom, Jan Wunnink en Roelof Hendriks.
Actum Hardenberg, 25 oktober 1775.

Inlegvel Bevattende het orgineel van de akte van Folio 242, opgemaakt op 16 augustus 1773.

Folio 324 Overdracht van twee koeweiden op de Meulenbeld, zijnde mandelig met nog vier koeweiden die toebehoren aan de weduwe van J.H. Ulenberg en aan Roel. Dunnink, gelegen rondom de Hardenberger molen te Heemse, door burgemeester Lubbertus Sierink en zijn ehevrouw Margaretha Ulenberg, aan oudburgemeester Gerrit Hofsink senior.
Actum Hardenberg, 31 oktober 1775.

Folio 324 vo Overdracht van vijf stukjes haverland of hooiland, twee gelegen naast het land van Hend. Reinders in dit jaar van Hend. Geelham gekocht, en de drie andere naast het land van de weduwe van Albert Centen, beide in de Westeresch onder Grambergen gelegen, door Hendrik van Tarel te Gramsbergen, aan Reinhart Weerts en zijn huisvrouw Geesjen Meijerink te Gramsbergen.
Actum Gramsbergen, 11 november 1775.

Folio 325 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Reinhart Weerts en zijn huisvrouw Geesjen Meijerink te Gramsbergen, aan Hendrik van Tarel te Gramsbergen, voor een somma van 400 Car. guldens. Als onderpand dienen de op heden van Hendrik van Tarel getransporteerde vijf stukjes haverland of hooiland in de Westeresch onder Gramsbergen gelegen.
Actum Gramsbergen, 11 november 1775.

Folio 325 vo Overdracht van een zesde part van de windmolen met het recht van dien, staande te Gramsbergen, alsmede van het woonhuis en hof daarbij gelegen op de Oldenhof onder Gramsbergen, door Albert Bosch, voor een somma van 1200 guldens, aan zijn broer Derk Bosch en zijn ehevrouw Geertruid Merjenberg. Het voorgenoemde is op 30 november 1761 door de wijlen comparantens oom Jan Bosch en zijn ehevrouw Zwaantien Boerink bij testament gelegateerd aan de kinderen van zijn broer Hendrik Bosch en Hendrikjen Bosch.
Actum Hardenberg, 14 november 1775.

Folio 326 Schuldbekentenis met hypotheekstelling door Jan Hilverdink en zijn huisvrouw Aaltien Jansen te Diffelen, aan Derk Smit en zijn broer Frederik Smit te Ommen, voor een somma van 500 Car. guldens. Als onderpand dient de halfscheid van de tiende uit het Erve en Goed Hilverdink te Diffelen.
Actum Hardenberg, 16 november 1775.

Folio 326 vo Rekening van ontvangsten en uitgaven van de Momboiren, zijnde Evert Tibert en Jan Hanekamp namens zijn vader Gose Hanekamp, van Jannegien Stobben de nagelaten dochter van wijlen Egbert Stobben en Fenne Stobben, wegens de interesse van zodanig kapitaal van 5500 guldens als aan hun overgemaakt is bij contract van 12 februari 1767, door naaste vrienden opgericht, en door de Heer Verw. Landdrost van Salland op 30 april 1767 geapprobeerd, welk verzoek is toegestaan, zo is door de Momboiren opgegeven te hebben ontvangen van Warsse Stobben als zijnde op 29 augustus 1767 met Janna Stobben getrouwd.
Hardenberg, 3 december 1775.

Folio 327 Volmachtstelling voor de Hendrik Jalink, Verw. Richter van Kedingen. De Heer Baron van Coeverden en zijn ehevrouw Baronnesse van Coeverden geboren Baronnesse van Raesfelt, Heer en Vrouw van Wegdam, benoemen tot hun volmachtigde Jan Hendrik Sloot voor het doen van hierna volgende transporten.
Actum Goor, 5 december 1775.

Folio 327, 327 vo Overdracht van de eigendommelijke uitgang, uit vierentwintig dagwerken hooiland in de Heerenmaate onder Gramsbergen, door Jan Hendrik Sloot als gevolmachtigde van De Heer J.H. Baron van Coeverden en zijn ehevrouw A.I. Baronnesse van Coeverden geboren Baronnesse van Raesfelt, Heer en Vrouw van Wegdam, luid procuratie voor het Gericht van Kedingen op 5 december 1775, aan Jan van den Hof en zijn huisvrouw Fennegien Truin te Gramsbergen. De percelen hebben gehoord onder het Rentambt van Pastoriegoederen van Salland en zijn door de voornoemde Baron van Coeverden aangekocht van de Provincie van Overijssel, en op 8 augustus verkocht aan Jan van den Hof bij publieke verkoping.
Actum Hardenberg, 7 december 1775.

Folio 327 vo Overdracht van de eigendommelijke uitgang, uit twaalf koeweiden in de Oostermaate onder Gramsbergen, door Jan Hendrik Sloot als gevolmachtigde van De Heer J.H. Baron van Coeverden en zijn ehevrouw A.I. Baronnesse van Coeverden geboren Baronnesse van Raesfelt, Heer en Vrouw van Wegdam, luid procuratie voor het Gericht van Kedingen op 5 december 1775, aan Jan Schutstal drie en halve koeweiden, aan Hermannes Kok drie koeweiden, aan de weduwe van Jan Arends Heino twee koeweiden, aan Hendrik Roelofs twee koeweiden, aan Geert Kok een koeweide, en aan Hend. Berends van der Scheer een halve koeweide, samen woonachtig te Gramsbergen. De percelen hebben gehoord onder het Rentambt van Pastoriegoederen van Salland en zijn door de voornoemde Baron van Coeverden aangekocht van de Provincie van Overijssel, en op 8 augustus verkocht aan bovengemelde personen bij publieke verkoping.
Actum Hardenberg, 7 december 1775.

Folio 328 Overdracht van een stuk zaailand groot ongeveer zes schepel op de Zaalkampsesch, uit het Erve Bouwhuis te Den Velde, door E.G. Molckenbour, luitenant in het Regiment van Kolonel Erfprins van Nassau Weilburg, in kwaliteit als gevolmachtigde van de Heer C.W.J. Baron van Coeverden tot den Doorn en zijn ehevrouw Hendrina Jacoba Baronnesse van Coeverden tot den Doorn geboren Baronnesse van Raesfelt, luid procuratie voor het Scholtengericht van Zwolle en over Zwollercarspel op 14 november 1774, voor een somma van 260 Car. guldens, aan Gerrit Lamberts Timmerman te Den Velde. Het perceel is volgens opgerichte koopbrief op 19 november 1774 verkocht Gerrit Lamberts Timmerman.
Actum Hardenberg, 15 december 1775.

Folio 328 vo Volmachtstelling voor Burgemeesteren, Schepenen en de Raden van de Stad Zwolle, waar is verschenen Egbertjen Hobers, weduwe van wijlen Egbert van Dijk, woonachtig te Zwolle, die benoemd tot haar volmachtigde de Heer Jacobus Riemsdijk, Verwalter Scholtus van Hardenberg, in de boedelscheiding van haar overleden ouders Roelof Hoberts en Jannegien, en van haar onlangs overleden zuster Lutjen Hobers.
Actum Zwolle, 23 april 1773.

Folio 328 vo, 329 Volmachtstelling voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdam, waar zijn verschenen Jacobus Smit en zijn ehevrouw Elsje Borgveld, die eerder getrouwd geweest is met wijlen Albert Hoberts, en dan nog Henricus ter Hagrijs, suppoost van de Weeskamer van Amsterdam, in kwaliteit als op 1 november 1775 door Heren Weesmeesteren aangestelde voogd over Willem Hoberts, de zoon van Elsje Borgveld, die benoemen tot hun volmachtigde de Heer J. v. Riemsdijk, Schout van Hardenberg, in de transporten van de goederen die de erfgenamen van Roelof Jansen Hoberts op 17 mei 1774 bij publieke verkoping hebben verkocht.
Amsterdam, 22 november 1775.

Folio 329, 329 vo Overdracht van het eerste perceel, uit het het Erve en Goed Hoebertink of Hoeberts te Ane, zijnde het woonhuis op ‘t Erve Hoeberts met zijn grond en wheere, de beide goorens bij ‘t huis, en een kalverweide bij ‘t huis, vier naast elkaar gelegen stukken zaailand op de Camp samen ongeveer vier mudden, een stukje zaailand van twee en half schepel genaamd het Vennegien, een derde part van de turfveenakkers in de Roode Schanse, en een vijfde part van een volle Drift en Plaggenwhaere exempt van de plaggenwhaere op de Cijpshaer, door Aaltien Hoberts, weduwe van Egb. Melenberg, zijnde in deze geadsisteerd met haar zoon Albert Melenberg als Momboir; Harmen Hoberts; Eva Marrink, weduwe van wijlen Jan Hoberts, voor haarzelf en namens haar dochter, geadsisteerd met haar schoonzoon M. Odink als Momboir; de Heer J.H. van Langen, als in huwelijk gehad hebbende Fennegien Hoberts, voor zichzelf en namens zijn zoon en dochter; Annegien Hoberts, weduwe van Jan Monnekemeijer, geadsisteerd met haar schoonzoon Hend. Schuldink als Momboir; Jan Hoberts en zijn huisvrouw Jannegien Gerritsen; en dan nog Verw. Scholtus J. van Reimsdijk in kwaliteit als gevolmachtigde van Egbertien Hoberts, weduwe van E. van Dijk, luid procuratie voor Burgemeesteren, Schepenen en Raden van de Stad Zwolle op 23 april 1773, en als gevolmachtigde van Jacobus Smit en Elsje Borgveld, welke Elsje Borgveld eerder getrouwd is geweest met wijlen Albert Hoberts, en van Henricus ter Hagrijs, suppoost van de Weeskamer van de Stad Amsterdam, als op 1 november 1775 door de Heren Weesmeesteren benoemd tot voogd over Willem Hoberts, de zoon van Elsje Borgveld, luid procuratie voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdam op 22 november 1775, alle tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Roelof Jansen Hoberts en zijn ehevrouw Jannegien Alberts, aan Jan Hoberts en zijn huisvrouw Jannegien Gerritsen te Ane. De percelen zijn op 17 mei ten overstaan van dit Gericht bij publieke verkoping door Jan Gerritsen aangekocht.
Actum Hardenberg, 22 december 1775.

Folio 329 vo, 330 Overdracht van het tweede perceel, uit het het Erve en Goed Hoebertink of Hoeberts te Ane, zijnde genaamd de Hofste ongeveer vijf schepel land in zijn bepaling bij ‘t huis van nagenoemde D. Monnekemeijer gelegen, met de last van onderhoud van ‘t Hekke bij Hekmans huis, zo verre ten laste van ‘t Erve Hoberts geweest is, en dan nog de halfscheid van het derde perceel, bestaande dit perceel in zijn geheel, in Vennegies Gooren, zijnde drie stukjes land bij de Hofste gelegen, gehorende bij beide voornoemde percelen het recht van plaggensteken na rato van de grootte van de percelen, door Aaltien Hoberts, weduwe van Egb. Melenberg, zijnde in deze geadsisteerd met haar zoon Albert Melenberg als Momboir; Harmen Hoberts; Eva Marrink, weduwe van wijlen Jan Hoberts, voor haarzelf en namens haar dochter, geadsisteerd met haar schoonzoon M. Odink als Momboir; de Heer J.H. van Langen, als in huwelijk gehad hebbende Fennegien Hoberts, voor zichzelf en namens zijn zoon en dochter; Annegien Hoberts, weduwe van Jan Monnekemeijer, geadsisteerd met haar schoonzoon Hend. Schuldink als Momboir; Jan Hoberts en zijn huisvrouw Jannegien Gerritsen; en dan nog Verw. Scholtus J. van Reimsdijk in kwaliteit als gevolmachtigde van Egbertien Hoberts, weduwe van E. van Dijk, luid procuratie voor Burgemeesteren, Schepenen en Raden van de Stad Zwolle op 23 april 1773, en als gevolmachtigde van Jacobus Smit en Elsje Borgveld, welke Elsje Borgveld eerder getrouwd is geweest met wijlen Albert Hoberts, en van Henricus ter Hagrijs, suppoost van de Weeskamer van de Stad Amsterdam, als op 1 november 1775 door de Heren Weesmeesteren benoemd tot voogd over Willem Hoberts, de zoon van Elsje Borgveld, luid procuratie voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdam op 22 november 1775, alle tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Roelof Jansen Hoberts en zijn ehevrouw Jannegien Alberts, aan Derk Monnekemeijer en zijn huisvrouw Wibbegien Assen. De percelen zijn op 17 mei ten overstaan van dit Gericht bij publieke verkoping door Derk Monnekemeijer aangekocht.
Actum Hardenberg, 22 december 1775.

Folio 330, 330 vo Overdracht van de halfscheid van het derde perceel, uit het het Erve en Goed Hoebertink of Hoeberts te Ane, bestaande dit perceel in zijn geheel, in Vennegies Gooren, zijnde drie stukjes land bij de Hofste gelegen, voorts het zevende perceel, zijnde De Kleine Vlasakker op de Vooresch groot twee schepel, het twintigste perceel, zijnde twee stukjes in de Bongerties van samen ongeveer twee schepel, het achtendertigste perceel, zijnde een koeweide op de Anerweerd, en het acht en veertigste perceel, zijnde een dagwerk hooiland op de Hoogte en een derde part van twee dagwerken hooiland in de Laagte, beide in de Steegemaat onder Holtheme gelegen, door Aaltien Hoberts, weduwe van Egb. Melenberg, zijnde in deze geadsisteerd met haar zoon Albert Melenberg als Momboir; Harmen Hoberts; Eva Marrink, weduwe van wijlen Jan Hoberts, voor haarzelf en namens haar dochter, geadsisteerd met haar schoonzoon M. Odink als Momboir; de Heer J.H. van Langen, als in huwelijk gehad hebbende Fennegien Hoberts, voor zichzelf en namens zijn zoon en dochter; Annegien Hoberts, weduwe van Jan Monnekemeijer, geadsisteerd met haar schoonzoon Hend. Schuldink als Momboir; Jan Hoberts en zijn huisvrouw Jannegien Gerritsen; en dan nog Verw. Scholtus J. van Reimsdijk in kwaliteit als gevolmachtigde van Egbertien Hoberts, weduwe van E. van Dijk, luid procuratie voor Burgemeesteren, Schepenen en Raden van de Stad Zwolle op 23 april 1773, en als gevolmachtigde van Jacobus Smit en Elsje Borgveld, welke Elsje Borgveld eerder getrouwd is geweest met wijlen Albert Hoberts, en van Henricus ter Hagrijs, suppoost van de Weeskamer van de Stad Amsterdam, als op 1 november 1775 door de Heren Weesmeesteren benoemd tot voogd over Willem Hoberts, de zoon van Elsje Borgveld, luid procuratie voor Burgemeesteren en Regeerders van de Stad Amsterdam op 22 november 1775, alle tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Roelof Jansen Hoberts en zijn ehevrouw Jannegien Alberts, aan Wolter Willink te Ane. De percelen zijn op 17 mei ten overstaan van dit Gericht bij publieke verkoping door Wolter Willink aangekocht.
Actum Hardenberg, 22 december 1775.